Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Maastricht 190907 operatie in buitenlands zkh ivm plaatsgebrek in eigen zkh valt onder behandelin

Rb Maastricht 190907 operatie in buitenlands zkh ivm plaatsgebrek in eigen zkh valt onder behandelingsovk met eigen zkh
Valt de operatie in het Klinikum onder de behandelingsovereenkomst met [Gedaagde] ? (...)
3.3  De rechtbank oordeelt als volgt. Bij [Gedaagde] zijn de artsen in loondienst bij het ziekenhuis. De patiënt die onder behandeling is van een arts, sluit derhalve een behandelingsovereenkomst met [Gedaagde]. Dat geldt dus ook voor [Eiser]. Deze behandelingsovereenkomst beheerst de rechtsverhouding tussen [Gedaagde] en [Eiser] voor wat betreft alle onder verantwoordelijkheid van [Gedaagde] uitgevoerde medische verrichtingen. Het ziekenhuis is daarbij niet alleen verbonden ten aanzien van alle handelingen die rechtstreeks binnen haar verantwoordelijkheid plaatsvinden, maar ook voor handelingen van buiten het ziekenhuis werkzame geneeskundige personen of instanties, die daartoe door het ziekenhuis als hulppersoon worden ingeschakeld. De memorie van toelichting op het huidige art. 7:462 BW geeft daarvan het volgende, in onderhavige zaak zeer toepasselijke, voorbeeld:

“De bepaling stelt het ziekenhuis mede aansprakelijk voor tekortkomingen in de nakoming van een met een hulpverlener gesloten behandelingsovereenkomst. Dit geldt dus ook indien de hulpverlener zelf een ziekenhuis is. Indien bijvoorbeeld ziekenhuis A, waarmee de patiënt een behandelingsovereenkomst heeft afgesloten, wegens gebrek aan eigen faciliteiten, de patiënt door eigen personeel laat behandelen in ziekenhuis B, is ziekenhuis B mede aansprakelijk voor een tekortkoming bij die behandeling. De hulpverlener zelf is eveneens aansprakelijk” (Kamerstukken Tweede Kamer 1989-1990, 21 561, nr. 3, blz. 44).

3.4  Het verweer van [Gedaagde] komt erop neer dat [Gedaagde] ten aanzien van de operatie in het Klinikum niet kan worden gezien als de ‘hulpverlener’, die ‘eveneens aansprakelijk’ is in het zojuist gegeven citaat. In de opvatting van [Gedaagde] heeft [Eiser] - na een doorverwijzing door [Gedaagde] - met het Klinikum een nieuwe behandelingsovereenkomst gesloten en was [Gedaagde] vanaf dat moment, ten aanzien van de in het Klinikum verrichte medische handelingen, niet langer de contractuele wederpartij van [Eiser].

3.5  De rechtbank kan [Gedaagde] in deze opvatting niet volgen. De medische behandeling van [Eisers] vond tot het moment van de beoogde verplaatsing van de operatie naar het Klinikum plaats in [Gedaagde] en in het kader van een behandelingsovereenkomst met [Gedaagde]. In deze contractuele relatie kan [Gedaagde] niet eenzijdig wijziging brengen. Het enkele feit dat de operatie elders plaatsvindt, brengt als zodanig geen wijziging in het contract teweeg, althans niet waar het gaat om de contractuele wederpartij. Een afspraak tussen [Gedaagde] en het Klinikum, inhoudende dat [Eiser] wordt doorverwezen, brengt een zodanige wijziging evenmin tot stand. [Eiser] staat immers buiten deze afspraak. Ook de omstandigheid dat de operatie niet onder leiding van de eigen arts plaatsvindt, maar onder leiding van een bij het Klinikum werkzame arts, is niet van belang. De verdeling van verantwoordelijkheden op de operatiekamer is immers geen kennis die [Eiser] regardeert. Voorts heeft [Eiser] kennelijk verondersteld - en dat niet geheel onlogisch - dat [naam professor] (mede) binnen [Gedaagde] werkzaam was, nu deze daar vaker verbleef.

3.6  Voor het door [Gedaagde] beoogde rechtsgevolg is vereist dat [Eiser] heeft geweten van de juridische consequenties van de ‘verplaatsing’ en daarmee heeft ingestemd. [Gedaagde] heeft niet gesteld dat [Eiser] door haar (althans door één van de behandelende artsen) uitdrukkelijk op de hoogte is gesteld van de beoogde wijziging in de contractuele relaties, althans van de opvatting van [Gedaagde] dat de operatie niet onder de met haar gesloten behandelingsovereenkomst zou vallen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dat niet is gebeurd.

3.7  Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van [Gedaagde] gelegen om op dit punt op voorhand uitdrukkelijk duidelijkheid te verschaffen. Een omstandigheid die daarbij mede een rol speelt, is dat de operatie werd uitgevoerd in een buiten Nederland gelegen ziekenhuis. Het voor [Gedaagde] kenbare belang van de patiënt om in zo’n geval het ‘eigen’ ziekenhuis als aanspreekpunt te kunnen blijven houden, impliceert dat van het ziekenhuis verwacht mocht worden dat zij aan [Eiser] de gevolgen van de beoogde contractsovername kenbaar zou maken.

3.8  De rechtbank gaat er verder van uit dat het [Eiser] ook niet anderszins duidelijk was dat hij in het Klinikum zou worden geopereerd, zonder verdere (juridische) betrokkenheid van [Gedaagde]. Uit de stellingen van [Eiser], met name ook tijdens de comparitie na antwoord naar voren gebracht, begrijpt de rechtbank dat hij er juist van uit ging dat alleen de plaats van de operatie zou veranderen en dat [Gedaagde] (althans haar artsen) verder maximaal bij de operatie betrokken zouden blijven. Verder begrijpt de rechtbank uit de stellingen van [Eiser] dat deze indruk mede is gewekt, althans bevorderd (en zeker niet is weggenomen) door de behandelende AZM-artsen. De stellingen van [Eiser] op dit punt zijn door [Gedaagde] niet dan wel duidelijk onvoldoende weersproken.

3.9  Gelet op een en ander staat vast dat [Eiser] zich niet heeft gerealiseerd dat [Gedaagde] - kennelijk - beoogde om (tijdelijk) als contractspartij terug te treden en haar positie in de behandelingsovereenkomst (tijdelijk) te laten overnemen door het Klinikum. Nu hij hiervan niet heeft geweten, kan [Eiser] met deze contractsovername ook niet hebben ingestemd.

3.10  Evenmin, tenslotte, heeft hij bij [Gedaagde] het vertrouwen gewekt hiermee in te stemmen. Tegen de achtergrond van hetgeen de rechtbank onder 3.7 heeft overwogen over [Eiser]’ belangen, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijk vertrouwen niet snel mag worden aangenomen. Het ondertekenen van de ‘Aufnahmevertrag’ in het Klinikum, zoals [Eiser] onbestreden heeft gedaan, is hier in elk geval niet doorslaggevend. Daaruit volgt immers niet per definitie dat de behandelingsovereenkomst met [Gedaagde] daarmee beëindigd was. Andere feiten en omstandigheden waaruit [Gedaagde] het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat [Eiser] instemde met de wijziging in de contractuele verhoudingen zijn door [Gedaagde] niet gesteld en ook verder niet gebleken.

3.11  Een en ander betekent dat de gevolgen van de mede door de kaakchirurgen [naam kaakchirurgen] op [Eiser] uitgevoerde operatie in het Klinikum onder diens met [Gedaagde] gesloten behandelingsovereenkomst vallen.
LJNBB3949