Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 241115 verwijdering schildklier na onjuiste diagnose geen beroepsfout

Rb Rotterdam 241115 verwijdering schildklier na onjuiste diagnose geen beroepsfout, wel schending informed consent en verlies kans;
- kosten gevorderd en toegewezen 13 uur x € 290,00 + kantoorkosten + btw + griffierecht, totaal € 5.074,79

4 De beoordeling

4.1.
Het verschil van mening tussen partijen over de aansprakelijkheid blokkeert een verdere afwikkeling van de schade. Een oordeel van de rechtbank over dit geschilpunt kan derhalve een bijdrage leveren aan het vlot trekken van de onderhandelingen, die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst. De zaak is in zoverre dan ook geschikt voor behandeling als deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Rv.

Beroepsfout

4.2.
Aanvankelijk is Erasmus MC door [verzoekster] aansprakelijk gesteld wegens het stellen van een verkeerde diagnose. Thans is tussen partijen niet (langer) in geschil dat het enkele feit dat er een onjuiste diagnose is gesteld, onvoldoende is om aansprakelijkheid van de behandelend artsen en/of het Erasmus MC jegens [verzoekster] aan te nemen. Door [verzoekster] is in deze procedure aangevoerd dat de behandelend artsen hun zorgplicht hebben geschonden.

4.3.
De rechtsverhouding tussen partijen moet worden gekwalificeerd als geneeskundige behandelingsovereenkomst. Bij de uitoefening van zijn werkzaamheden in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst dient een arts de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen (artikel 7:453 BW). Het niet in acht nemen van deze zorgplicht levert een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van deze overeenkomst op. Hiervan is sprake wanneer de arts niet die zorg in acht heeft genomen die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

4.4.
Ter beoordeling van het handelen van de artsen heeft op gezamenlijk verzoek van partijen een deskundigenonderzoek plaatsgevonden (zie 2.5 en 2.6). Hieruit kwam naar voren dat het bij de punctie afgenomen weefsel lastig te beoordelen was. Ook het panel dat de herbeoordeling deed, kwam niet tot een eenduidige conclusie. Tevens heeft geen van de herbeoordelaars de juiste diagnose gesteld. Naar het oordeel van [Persoon 1] zijn de fouten in het diagnostisch proces voor een deel veroorzaakt door het feit dat zowel de behandelend artsen als het panel dat de herbeoordeling deed in de veronderstelling verkeerden dat het verkregen weefsel (waarin schildkliercellen waarin aangetroffen) afkomstig was van een lymfklier, terwijl het feitelijk om schildklierweefsel bleek te gaan. Als gevolg van deze vergissing zijn de artsen en het panel ‘op een ander diagnostisch pad geraakt’, zoals de deskundige het uitdrukt.

4.5.
Erasmus MC leest in het deskundigenrapport bevestiging van haar standpunt dat er geen sprake is van een fout die een toerekenbare tekortkoming oplevert. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het goed onderbouwde en consistente rapport moet worden aangenomen dat een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot kon menen dat waarschijnlijk sprake was van maligniteit. Voor zover [verzoekster] zich nog op het standpunt stelt dat de verkeerde beoordeling van het weefsel, die in belangrijke mate tot de onjuiste diagnose heeft geleid, een beroepsfout oplevert, wordt dat standpunt verworpen.

4.6.
[verzoekster] verwijt Erasmus MC dat de artsen in strijd met de Nederlandse richtlijn voor schildkliercarcinoom hebben geadviseerd tot (en ook zijn overgegaan tot) een gehele verwijdering van de schildklier, terwijl een gedeeltelijke verwijdering daarvan de aangewezen ingreep was. [verzoekster] verwijst in dat verband naar de opmerking van [Persoon 1] hierover in het deskundigenrapport (onder het antwoord op vraag 3):

“Tenslotte de overwegingen van het MDO om over te gaan tot een totale strumectomie met lymfklier dissectie zijn mij onbekend, blijkbaar was er voldoende zekerheid op de a priori kans van maligniteit. Anders zou, zoals de richtlijn voor schildklier carcinoom beschrijft een diagnostische hemistrumectomie zijn verricht. Dit had de diagnostische fout misschien voorkomen.”

4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij een verdenking van een schildkliercarcinoom in de schildklier op basis van de Nederlandse richtlijn in beginsel eerst een gedeeltelijke verwijdering van de schildklier dient plaats te vinden, zodat beoordeeld kan worden of er daadwerkelijk sprake is van maligniteit voordat de rest van de schildklier wordt weggenomen. Door de medisch adviseur van [verzoekster] is in onder meer zijn advies van 20 april 2015 gesteld dat van dit uitgangspunt niet zonder motivering en zonder overleg met de patiënt afgeweken mag worden. Door het Erasmus MC is echter in reactie op het deskundigenrapport aangevoerd dat men – achteraf gezien ten onrechte – uitging van een lymfekliermetastase, een situatie die niet wordt besproken in de betreffende richtlijn. De door [Persoon 1] aangehaalde richtlijn voor schildkliercarcinoom was volgens het Erasmus MC dus niet één-op-één van toepassing op de betreffende situatie. Door het Erasmus MC is gemotiveerd gesteld dat in het onderhavige geval wél algehele verwijdering van de schildklier geïndiceerd was, mede om de risico’s van twee opeenvolgende operaties in een precair gebied te voorkomen. Een algehele verwijdering van de schildklier werd bovendien volgens het Erasmus MC aanbevolen in de Amerikaanse richtlijn op dit gebied, waarin de betreffende casus wel wordt besproken. Tenslotte is meegewogen dat [verzoekster] reeds medicijnen gebruikte omdat haar schildklier nauwelijks functioneerde, zodat de bezwaren van een algehele verwijdering in haar geval minder zwaar wogen.

4.8.
Door [verzoekster] is – in het licht van de nadere toelichting door het Erasmus MC – onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een medische fout. Zij verwijst na de reactie van Erasmus MC opnieuw naar de hierboven aangehaalde opmerking van [Persoon 1] over de keuze van de ingreep, terwijl deze deskundige na kennisneming van de nadere reactie van het Erasmus MC reeds te kennen heeft gegeven dat de overwegingen voor de gekozen ingreep zorgvuldig hebben plaatsgevonden. Hij heeft derhalve in zijn definitieve rapport de conclusie dat er geen sprake is van een medische fout gehandhaafd. Het deskundigenrapport biedt dan ook geen steun voor de opvatting dat in strijd met de richtlijn is gehandeld. Voorts wordt door [verzoekster] verwezen naar het verslag van het gesprek van 22 oktober 2013, waarin door de artsen is gezegd dat achteraf gezien beter een gedeeltelijke verwijdering van de schildklier had plaats kunnen vinden. Daarmee wordt echter gedoeld op de situatie dat voor een gedeeltelijke verwijdering zou zijn gekozen indien het bij de punctie afgenomen weefsel juist geïnterpreteerd zou zijn. Die situatie heeft zich echter niet voorgedaan, nu men helaas van een onjuist uitgangspunt is uitgegaan. Zoals hierboven reeds is overwogen, leverde deze vergissing echter geen toerekenbare tekortkoming op.

4.9.
Uit het voorgaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat de behandelend artsen in strijd met de geldende richtlijnen hebben gehandeld. Voorts heeft er voorafgaand aan de keuze voor een totale verwijdering van de schildklier multidisciplinair overleg plaatsgevonden en is tevens de verminderde schildklierfunctie van [verzoekster] in aanmerking genomen. De procedure die is gevolgd en de afweging die is gemaakt voldoen aan meergemelde norm. Er moet derhalve geconcludeerd worden dat de behandelend artsen bij de beslissing tot verwijdering van de gehele schildklier, gegeven de verschoonbare vergissing aangaande de diagnose, de zorg hebben betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Er is op dit onderdeel dan ook geen sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de behandelingsovereenkomst.

ECLI:NL:RBROT:2015:8640