Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 160311 complicatie of fout na herniaoperatie: rb: deskundigenbericht nodig

Rb Utrecht 160311 complicatie of fout na herniaoperatie: rb: deskundigenbericht nodig
2.  De feiten

2.1.  [eiser] is geboren op [1944]. Hij heeft tot enig moment een managementfunctie bekleed bij IBM. In 2004, toen zestig jaar oud, was hij als vrijwilliger verbonden aan het Bureau Slachtofferhulp in [woonplaats].

2.2.  In verband met klachten heeft [eiser] zich in maart 2004 tot zijn huisarts gericht. De huisarts heeft [eiser] doorverwezen naar de neuroloog drs. [X], verbonden aan het ziekenhuis Gooi-Noord (hierna: [X]).

2.3.  In mei 2004 is in het ziekenhuis Gooi-Noord een Mri-scan van de rug van [eiser] gemaakt. Daarop werd waargenomen dat er sprake was van een thoracale hernia ter hoogte van T8-T9. [eiser] is daarop doorverwezen naar de neurochirurg in dat ziekenhuis.
2
2.4.  Nadat hij zich op 9 juni 2004 had gemeld op de post Spoedeisende Eerste Hulp van het UMCU is [eiser] in behandeling gekomen van [gedaagde 2].

2.5.  Na onderzoek met onder meer een CT -scan heeft [gedaagde 2] aan [eiser] voorgesteld hem aan de rug te opereren. Nadat [eiser], zijn echtgenote en [gedaagde 2] daarover en over risico’s van een dergelijke operatie hadden gesproken is het besluit genomen dat [eiser] geopereerd zou worden.

2.6.  Op 26 augustus 2004 is [eiser] in het UMCU opgenomen. Op [2004] is hij ‘s middags door [gedaagde 2] en de orthopedisch chirurg [Y] geopereerd. Na de operatie bleek bij onderzoek dat [eiser] bewegingsproblemen had in zijn benen. Er is daarop een Mriscan gemaakt, waarna is besloten tot heroperatie. Die tweede operatie is in de avond van [2004] uitgevoerd. Daarna waren de benen van [eiser] en een deel van zijn lijf niet gevoelig.

2.7.  [eiser] is na enige tijd vanuit het UMCU opgenomen in het revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht. [eiser] is rolstoelafhankelijk.

2.8.  De neurochirurg [A] te Amsterdam (hierna: [A]) heeft op verzoek van [eiser] een rapport, gedateerd 28 april 2008, uitgebracht. [A] heeft zijn rapport gebaseerd op gesprek(ken) met [eiser] en op het medisch dossier van [eiser]. Hij heeft geen (inhoudelijk) contact gehad met [gedaagde 2] of [Y]. [gedaagde 2] en [Y] hebben geen inzage in een concept van dat rapport gehad.De inhoud van dat rapport zal hierna gedeeltelijk worden weergegeven.

3.  Het geschil

3.1.  [eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
J. voor recht zal verklaren dat gedaagden, ieder voor zich dan wel gezamenlijk, aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de operatie van [2004];
2. gedaagden (naar de rechtbank begrijpt) hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.  [eiser] legt kort gezegd aan zijn vorderingen ten grondslag dat UMCU en [gedaagde 2] in de nakoming van hun uit de geneeskundige behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen jegens [eiser] toerekenbaar tekort zijn geschoten, doordat [gedaagde 2] gedurende de eerste operatie van [2004] een fout heeft begaan, waardoor de verlamming bij [eiser] is ontstaan. Hieruit is voor [eiser] schade ontstaan, aldus [eiser].

3.3.  UMCU en [gedaagde 2] voeren verweer, dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vorderingen jegens hen, dan wel afwijzing ervan.

3.4.  Op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd zal hierna voor zoveel nodig worden ingegaan.
4.  De beoordeling
(...)
4.12.  De rechtbank oordeelt dat op grond van de notities van [gedaagde 2], zoals vermeld in 4.4 van dit vonnis, en hetgeen [A] in zijn rapport op dit punt mede op basis van aan hem door [eiser] gedane mededelingen heeft geconcludeerd, dat voordat het besluit om te opereren werd genomen aan [eiser] voldoende informatie is gegeven door [gedaagde 2] over de operatie zelf en de daaraan verbonden risico’s. Daar komt bij dat [A], niet betwist door [eiser], heeft geconcludeerd dat gezien het letsel en de progressie ervan er feitelijk geen keus was tussen wel en niet opereren, ondanks de eraan verbonden risico’s. Dat betekent dat de operatie met informed consent is uitgevoerd en voor zover het informed consent er niet zou zijn, het ervoor gehouden moet worden dat [eiser] feitelijk niet de keus had om nee te zeggen. Hoewel die woorden niet door partijen zijn gebezigd, moet de rechtbank op dit punt concluderen dat een redelijk handelend patiënt onder de omstandigheden van dit geval toestemming voor deze operatie zou hebben gegeven. Dit onderdeel van de grondslag van de vordering van [eiser] kan derhalve niet tot toewijzing van de vordering leiden.
Nu reeds op grond van de zojuist genoemde notities van [gedaagde 2], die door [eiser] op zichzelf niet zijn betwist, dit oordeel moet worden geveld, zal de rechtbank de vraag of de brief van [gedaagde 2] van 3 augustus 2004 aan de huisarts van [eiser] al dan niet (naderhand) is geschreven, in dit kader niet nader onderzoeken.

Beroepsfout van UMCU
4.13.  Vervolgens moet worden beoordeeld of tijdens de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst door UMCU een aan haar toerekenbare fout is begaan. Daartoe moet worden beoordeeld of [gedaagde 2] tijdens de eerste operatie van [2004] een beroepsfout heeft gemaakt.

4.14.  [eiser] heeft als onderbouwing van zijn stelling dat er sprake is van een beroepsfout van UMCU, zakelijk weergegeven, gesteld dat [gedaagde 2] tijdens de verwijdering van de tussenwervelschijf een verkeerde manoeuvre heeft gemaakt, waardoor [gedaagde 2] de te verwijderen tussenwervelschijf tegen het ruggenmerg heeft gedrukt met als gevolg de
gedeeltelijke verlamming van [eiser]. Hij heeft ter verdere onderbouwing verwezen naar het rapport van [A] en naar het operatieverslag.

4.15.  UMCU heeft, kort gezegd, als verweer aangevoerd dat weliswaar de verlamming is opgetreden, hetgeen UMCU betreurt, maar dat dit een helaas opgetreden compl icatie is bij de uitgevoerde, risicovolle operatie. [gedaagde 2] en de andere leden van het operatieteam hebben volgens UMCU de operatie volgens de regels van de kunst uitgevoerd. Er is volgens haar dan ook geen sprake van een beroepsfout.
(....)
4.20.  De rechtbank kan aan de hand van het voorgaande niet vaststellen of door [gedaagde 2] tijdens de eerste operatie van [2004] een beroepsfout is begaan. Uit het operatieverslag van de eerste operatie kan de rechtbank slechts afleiden dat er een dislocatie van een discusfragment heeft plaatsgevonden, doch de oorzaak ervan is niet vermeld, althans door de rechtbank niet uit dat verslag direct af te leiden. [A] vermeldt in zijn rapport dat er forse druk op het ruggenmerg moet zijn uitgeoefend en dat dat de neurochirurg valt aan te rekenen, maar hij vermeldt niet waarom dat zo zou zijn. [gedaagde 2] heeft tijdens de comparitie van partijen een feitelijke en beeldende schets van hetgeen tijdens de operatie is geschied gegeven, doch ook hieruit kan de rechtbank niet afleiden of door [gedaagde 2] een fout is begaan, of niet.
Voor een oordeel over deze vragen schiet het rapport van [A] tekort, waarbij nog komt dat dit rapport is opgesteld (grotendeels) buiten UMCU en [gedaagde 2] om. De rechtbank kan dan ook thans nog niet vaststellen of tijdens de operatie een niet aan UMCU te verwijten complicatie is opgetreden, dan wel dat daarbij door [gedaagde 2] een aan UMCU toe te rekenen beroeps fout is begaan.

4.21.  Gezien de ernstige gevolgen voor [eiser], zoals die na de operatie zijn gebleken en waarvan wel vaststaat dat die gevolgen (grotendeels) blijvend zijn, acht de rechtbank het wenselijk en noodzakelijk dat een onafhankelijk medisch deskundige aan de hand van het volledige medische dossier en eventueel gesprekken met [eiser], [gedaagde 2] enlof [Y] de rechtbank zal moeten voorlichten over de vraag of [gedaagde 2] tijdens de operatie een fout heeft begaan, dan wel dat tijdens de operatie een niet aan [gedaagde 2] (lees: UMCU) toe te rekenen complicatie is opgetreden. Aan de deskundige zal ook de vraag voorgelegd kunnen worden of, indien er naar zijn professioneel oordeel sprake is van een fout van [gedaagde 2], de gevolgen voor [eiser] aan die fout zijn toe te rekenen en zo ja voor welk gedeelte. De deskundige dient er bij zijn onderzoek vanuit te gaan dat de operatie noodzakelijk was en dat [eiser] voldoende is voorgelicht over de noodzaak van deze operatie en de daaraan verbonden risico’s.

4.22. De rechtbank zal de zaak naar na te noemen rolzitting verwijzen met het verzoek aan beide partijen om zo mogelijk tegelijkertijd een akte te nemen waarin zij zich uitlaten over de professie van de te benoemen deskundige( n) (de rechtbank denkt aan een hoogleraar neurochirurgie), de aan hem of haar te stellen vragen (met inachtneming van de vastgestelde feiten en omstandigheden). Ook kunnen partijen zich uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige, doch alleen indien zij het over die persoon eens zijn. LJN BQ7799