Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zwolle 020911 door deskundige aangenomen grote waarschijnlijkheid voor onzorgvuldig handelen onvoldoende voor aansprakelijkheid ziekenhuis

Rb Zwolle 020911 door deskundige aangenomen grote waarschijnlijkheid voor onzorgvuldig handelen onvoldoende voor aansprakelijkheid ziekenhuis

(nb; de in de onderstaande uitspraak opgenomen cursiveringen en accentueringen zijn mogelijk niet door de rechtbank maar door het door www.wetdeelgeschillen.info gebruikte text retrieval programma aangebracht)

4.                      De beoordeling
4.1. Tussen partijen is in geschil of op 14 april 2008 bij de operatie aan de pols van [VERZOEKER] door [arts] een medische kunstfout is gemaakt, waarvoor [ZIEKENHUIS] c.s. aansprakelijk is. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 2 augustus 2011 heeft [VERZOEKER] desgevraagd te kennen gegeven dat zijn verzoek uitdrukkelijk ziet op het vaststellen van de aansprakelijkheid van [ZIEKENHUIS] c.s. en niet uitsluitend op de vaststelling of sprake is geweest van een medische kunstfout, een tekortkoming.

4.2.                     Voor aansprakelijkheid van [ZIEKENHUIS] c.s. voor de nadelige gevolgen van de medische behandeling op 14 april 2008 is nodig dat Buntett stelt en zo nodig bewijst dat er sprake is van a) een tekortkoming, b) schade en c) een causaal verband tussen de tekortkoming en het ontstaan van de schade.

Tekortkoming
4.3. Met betrekking tot de vraag of [arts] tekort is geschoten, moet beoordeeld worden of [arts] gehandeld heeft met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend orthopedisch chirurg in vergelijkbare omstandigheden mag warden verwacht.

4.4.                [VERZOEKER] heeft zijn stelling dat [arts] tekort is geschoten gebaseerd op het rapport van [DESKUNDIGE]. Op de vraag welk concreet verwijt [VERZOEKER] [arts] maakt, heeft [VERZOEKER] ter zitting verwezen naar de conclusie/samenvatting die [DESKUNDIGE] in zijn rapport op pagina 22 heeft gegeven onder het kopje 'kort gezegd' (zie hiervoor aan het slot van r.o. 2.10).

4.5.    Partijen verschillen niet van mening over de deskundigheid van [DESKUNDIGE] of over de medische conclusies die hij in zijn rapport heeft getrokken. Ook volgens [ZIEKENHUIS] c.s. is het rapport van [DESKUNDIGE] op zich zorgvuldig tot stand gekomen. Partijen twisten wel over de vraag welke juridische consequenties aan het rapport van [DESKUNDIGE] kunnen worden verbonden.

4.6.       [DESKUNDIGE] is uitgegaan van de situatie zoals hij in zijn rapport heeft beschreven op pagina 21:

"Indien, zoals in redelijkheid mag worden aangenomen, met een ruimere dissectie (en resectie) is geopereerd zou het SUL vciien moeten kunnen zijn. Indien vervolgens een osteoryt wordt verwijderd welke gebruik van hotwas indiceert, kan er van worden uitgegaan dat deze osteoryt toch een behoorlijk brede basis heeft gehad. Hierdoor is het aannemelijk dat daarbij de aanhechting van -, orde continuïteit van hei stabiliserende handcomplex dermate beschadigd raakt dat een instabiliteit ontstaat.''.

Daarbij heeft hij aangenomen dat met een ruime(re) dissectie is geopereerd en dat daarbij het SUL gezien zou moeten kunnen zijn. Omdat [arts] beenwas heeft gebruikt na het verwijderen van het osteofyt, neemt [DESKUNDIGE] aan dat het om een osteofyt met een behoorlijk brede basis ging. Volgens [DESKUNDIGE] is het, na het verwijderen van een klaarblijkelijk grote osteofyt ter plaatse van de verankeringsplaats van belangrijke stabiliserende banden, gebruikelijk om het behoud van stabiliteit te testen. Door de applicatie van beenwas is de kans op het eventueel door verlittekening spontaan fixeren van het eventueellosgemaakte stabiliserende bandcornplex belangrijk verminderd. De kans op het ontstaan van (directe, late en/of blijvende) instabiliteit is daarmee toegenomen. Uiteindelijk concludeert [DESKUNDIGE] dat het, op basis van de beschikbare gegevens nietonredelijk is te veronderstellen dat voorafgaand aan de operatie het SLIL intact was en — ongeacht de gevolgde procedure bij de operatie- korte tijd na de operatie het SLIL kapot was. [DESKUNDIGE] vervolgt met de conclusie dat er dus redenen zijn om aan te nemen dat gedurende de operatie het SLIL (belangrijk) is beschadigd. In dat licht is het, volgens [DESKUNDIGE], zeker niet uit te sluiten dat er sprake is van medisch onzorgvuldig handelen. [DESKUNDIGE] concludeert daarbij zelf al dat harde bewijsvoering ontbreekt, maar dat er wel sprake is van grote waarschijnlijkheid.

4.7.      [DESKUNDIGE] baseert zijn conclusie op verschillende aannames en onzekerheden, zoals hierboven cursief aangegeven, waarvan [ZIEKENHUIS] c.s. heeft betwist dat deze juist zijn. Immers, [ZIEKENHUIS] c.s. heeft onder andere gesteld dat de wijze waarop [arts] de operatie heeft uitgevoerd overeenkomt met de situatie die [DESKUNDIGE] in zijn rapport op pagina 21 heeft omschreven

"Het kan enerzijds zo zijn dat er zeer sparend geopereerd is. zodat dit ligament niet te zien was en dus ook niet gezien is. In dat geval zou het heet goed mogelijk zijn dat "blind" en onbedoeld het SLIL aanzienlijk is beschadigd. Dit doordat dan ofwel met het osteotoorn de aan hechtingsplaats van het SL1L is ondermijnd, ofwel dat het ligament zelf accidenteel is doorgenomen."

en niet met de situatie waarvan [DESKUNDIGE] is uitgegaan. [arts] heeft, zowel in zijn schriftelijke verklaring van 29 september 2010 als ter zitting, verklaard dat hij middels een kleine incisie heeft geopereerd en dat hij géén zicht had op het onderliggende ligament. Er was, aldus [arts], sprake van een kleine osteofytaire reactie die met het kleinste osteoom 3 millimeter is afgevlakt. In de visie van [arts] was er dus geen sprake van een osteofyt met een brede basis. [VERZOEKER] heeft deze stellingen niet weersproken en [DESKUNDIGE] heeft deze situatie blijkens zijn rapport niet onmogelijk geacht. Braakrnan heeft voorts in zijn rapport geschreven dat het ontstaan van instabiliteit in de handwortel een weliswaar verhoudingsgewijs zeldzame, maar niet onbekende complicatie is. Zelfs als de uiteindelijke instabiliteit van de pols vanwege de operatie is ontstaan, is daarmee derhalve nog niet gegeven dat dit ten gevolge van een fout is gebeurd.

4.8.                  De rechtbank is, op basis van het voorgaande, van oordeel dat de bevindingen en conclusies van [DESKUNDIGE] niet de conclusie rechtvaardigen dat het handelen van [arts] juridisch gekwalificeerd dient te worden als tekortkoming. Uit al hetgeen [VERZOEKER] naar voren heeft gebracht, kan niet worden afgeleid welke fout [arts] concreet wordt verweten, op welk moment [arts] in zijn visie anders had meten handelen, of hoe [arts] wél had moeten handelen. Dit blijkt ook niet uit het rapport van [DESKUNDIGE].

Derhalve is niet gebleken dat [arts] in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend orthopedisch chirurg in vergelijkbare omstandigheden mag worden verwacht. Geoordeeld moet worden dat de aansprakelijkheid van [ZIEKENHUIS] c.s. voor eventueel door [VERZOEKER] geleden schade in deze procedure niet is komen vast te staan.

Buitengerechtelijke 
kosten
4.9. Nu geoordeeld is dat de aansprakelijkheid van [ZIEKENHUIS] c.s. niet is komen vast te staan, bestaat ook geen ruimte voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten op grond van art. 6:96 BW. De verzoeken van [VERZOEKER] die gericht zijn op de vergoeding en begroting van deze kosten zullen dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.       wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2011.wetdeelgeschillen.info