Hof Den Haag, 180806 OPS wn-er niet geslaagd in bewijs dat gezondheidskl. arbeidsgerelateerd zijn
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Haag, 18-08-06 OPS; werknemer is niet geslaagd in het bewijs dat zijn gezondheidsklachten arbeidsgerelateerd zijn; rol MAC-waarde
8.3. Hetgeen de getuigen hebben verklaard omtrent de blootstelling aan oplosmiddelen is naar het oordeel van het hof te vaag en te globaal om daaruit te kunnen afleiden in welke mate [werknemer] tijdens zijn dienstverband bij Atofina is blootgesteld aan oplosmiddelen. De omvang van die blootstelling zal, gelet op het beperkte aantal meetgegevens bij Atofina, geschat dienen te worden. Van Rooij heeft dat in zijn rapport op een goed onderbouwde wijze gedaan. Zijn conclusie is dat de gemiddelde blootstelling aan oplosmiddelen van [werknemer] tijdens zijn dienstverband ver onder de MAC-waarde is gebleven. Dat die conclusie onjuist zou zijn is niet aangetoond. Gelet op de mate van blootstelling die blijkens het protocol voor de diagnose van OPS nodig is, is een blootstelling ver onder de MAC-waarde te gering om OPS te kunnen veroorzaken. Weliswaar stelt de neuropsycholoog I. de Koning, van het Solvent Team van het Medisch Spectrum Twente, in zijn brief van 19 februari 1999 (prod. 18 bij repliek) aan de neuroloog G. Hageman dat het neuropsychologische profiel van [werknemer] passend is bij Chronische Toxische Encephalopathie (CTE of wel OTS), doch uit deze brief blijkt niet van welke mate blootstelling aan oplosmiddelen deze arts is uitgegaan. Uit de brief van de neuroloog dr. G. Hageman van datzelfde Solvent Team van 2 maart 1999 aan de huisarts van [werknemer] (prod. 19 bij repliek), waarin hij concludeert dat het zeer waarschijnlijk is dat de klachten van [werknemer] berusten op een CTE, blijkt dat deze arts ervan is uitgegaan dat regelmatig sprake was van piekblootstellingen en dat [werknemer] geen persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikte, welke uitgangspunten naar het oordeel van het hof onjuist zijn. Bovendien is er bij [werknemer] alleen sprake van een geheugenstoornis en niet van tenminste twee van de hiervoor genoemde klachten.
9. De conclusie is dat het hof [werknemer] niet geslaagd acht in het bewijs dat zijn gezondheidsklachten arbeidsgerelateerd zijn, zodat zijn vorderingen dienen te worden afgewezen. Aan de beantwoording van de vraag of Atofina heeft voldaan aan haar zorgverplichting als werkgever wordt derhalve niet toegekomen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en [werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties. LJN AY8791
8.3. Hetgeen de getuigen hebben verklaard omtrent de blootstelling aan oplosmiddelen is naar het oordeel van het hof te vaag en te globaal om daaruit te kunnen afleiden in welke mate [werknemer] tijdens zijn dienstverband bij Atofina is blootgesteld aan oplosmiddelen. De omvang van die blootstelling zal, gelet op het beperkte aantal meetgegevens bij Atofina, geschat dienen te worden. Van Rooij heeft dat in zijn rapport op een goed onderbouwde wijze gedaan. Zijn conclusie is dat de gemiddelde blootstelling aan oplosmiddelen van [werknemer] tijdens zijn dienstverband ver onder de MAC-waarde is gebleven. Dat die conclusie onjuist zou zijn is niet aangetoond. Gelet op de mate van blootstelling die blijkens het protocol voor de diagnose van OPS nodig is, is een blootstelling ver onder de MAC-waarde te gering om OPS te kunnen veroorzaken. Weliswaar stelt de neuropsycholoog I. de Koning, van het Solvent Team van het Medisch Spectrum Twente, in zijn brief van 19 februari 1999 (prod. 18 bij repliek) aan de neuroloog G. Hageman dat het neuropsychologische profiel van [werknemer] passend is bij Chronische Toxische Encephalopathie (CTE of wel OTS), doch uit deze brief blijkt niet van welke mate blootstelling aan oplosmiddelen deze arts is uitgegaan. Uit de brief van de neuroloog dr. G. Hageman van datzelfde Solvent Team van 2 maart 1999 aan de huisarts van [werknemer] (prod. 19 bij repliek), waarin hij concludeert dat het zeer waarschijnlijk is dat de klachten van [werknemer] berusten op een CTE, blijkt dat deze arts ervan is uitgegaan dat regelmatig sprake was van piekblootstellingen en dat [werknemer] geen persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikte, welke uitgangspunten naar het oordeel van het hof onjuist zijn. Bovendien is er bij [werknemer] alleen sprake van een geheugenstoornis en niet van tenminste twee van de hiervoor genoemde klachten.
9. De conclusie is dat het hof [werknemer] niet geslaagd acht in het bewijs dat zijn gezondheidsklachten arbeidsgerelateerd zijn, zodat zijn vorderingen dienen te worden afgewezen. Aan de beantwoording van de vraag of Atofina heeft voldaan aan haar zorgverplichting als werkgever wordt derhalve niet toegekomen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en [werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties. LJN AY8791