Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem, sector kanton, 300606: OPS, bewijslastverdeling, causaal verband, zorgverplichting

Rechtbank Arnhem, sector kanton, 30-06-06: OPS, bewijslastverdeling, causaal verband, zorgverplichting

De beoordeling
5. [eiser] stelt gemotiveerd dat hij OPS en derhalve schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden in dienst van [gedaagde]. [gedaagde] betwist gemotiveerd enerzijds de gestelde OPS en schade, anderzijds het causaal verband tussen het werk van [eiser] en de schade. Voorts stelt zij gemotiveerd dat zij aan haar zorg-verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt met betrekking tot de bewijslastverdeling, in het bijzonder in aanmerking genomen HR 17 november 2000, NJ 2001, 596, HR 26 januari 2001, NJ 2001, 597 en HR 23 juni 2006,
LJN: AW6166, als volgt.
Overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv juncto art. 7:658 lid 2 BW, rust op [eiser] de bewijslast dat hij OPS en daardoor schade heeft, alsmede dat hij dit heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Indien vast komt te staan dat [eiser] OPS en daardoor schade heeft, is, gelet op de aard van zijn ziekte en zijn langjarig dienstverband, voldoende aannemelijk dat dit kan zijn veroorzaakt door blootstelling aan de stoffen waarmee hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor [gedaagde] heeft gewerkt.
Het ligt dan op de weg van [gedaagde] haar - gemotiveerd betwiste - stelling dat zij aan haar in art. 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgverplichtingen ter voorkoming van OPS heeft voldaan te bewijzen.
Indien [gedaagde] hierin niet slaagt, dan komt de vraag naar het causaal verband (in de zin van condicio sine qua non-verband) opnieuw aan de orde. Aangezien in dat geval sprake is van schending door [gedaagde] van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van OPS en derhalve schade bij [eiser] te voorkomen en dit gevaar door die normschending in het algemeen aanmerkelijk is vergroot, dan wordt het causaal verband aangenomen, nu [gedaagde] geen (voldoende) feiten en omstandigheden gemotiveerd heeft gesteld waaruit zou kunnen volgen dat de schade van [eiser] ook zonder die normschending zou zijn ontstaan (HR 29 november 2002, NJ 2004, 304).

6. Ten aanzien van de op [eiser] rustende bewijslast dat hij OPS en daardoor schade heeft, overweegt de kantonrechter nog het volgende. Een of meer deskundigen zal in dit kader worden gevraagd een deskundigenbericht uit te brengen. Echter ten behoeve van deze berichten zal een aantal feiten en omstandigheden, waaromtrent partijen van mening verschillen en die relevant lijken voor het onderzoek van de deskundigen, moeten vaststaan. Het gaat de taak van de deskundigen te buiten om deze feiten en omstandigheden tijdens hun onderzoeken vast te stellen, anders dan partijen kennelijk menen. Daarom zal [eiser] eerst overeenkomstig zijn aanbod in de gelegenheid worden gesteld tot bewijs zoals in het dictum nader aangegeven.

7. [gedaagde] zal reeds thans om proceseconomische redenen in de gelegenheid worden gesteld het van haar verlangde bewijs te leveren. De getuigen die omtrent beide bewijsopdrachten kunnen verklaren, hoeven dan namelijk slechts eenmaal te verschijnen. Bovendien, als [gedaagde] mocht slagen in haar bewijsopdracht, dan zal de vordering reeds daarom stranden. Overigens acht de kantonrechter voorshands niet uitgesloten dat in het kader van deze bewijsopdracht ook een onderzoek door deskundigen gewenst is, teneinde de vraag te beantwoorden wat in de periode medio 1976 tot medio 1998, gezien de toenmalige stand van de wetenschap, in redelijkheid verwacht mocht worden van een goed werkgever ten aanzien van een werknemer die werd blootgesteld aan oplosmiddelen in zijn werkzaamheden (HR 25 juni 1993, NJ 1993, 686).
LJN AY3818