RBMNE 010921 Is glasfabriek aansprakelijk voor longaandoening wn-ster? Aankondiging blootstellingsonderzoek; vraagstelling
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 010921 Is glasfabriek aansprakelijk voor longaandoening wn-ster? Aankondiging blootstellingsonderzoek; vraagstelling
2
De feiten
2.1.
[organisatie 1] B.V. is een exploitant van glasfabrieken. Zij is enig aandeelhouder en bestuurder van de B.V. [gedaagde] (voorheen genaamd [organisatie 2] ), welke fabriek zij in 2003 heeft overgenomen. Hier wordt sinds 1936 (tafel)glas geproduceerd.
2.2.
Bij de productie van glas wordt ‘gemeng’ gebruikt, een samenstelling van diverse stoffen. Het bevat onder andere silica, dat een hoofdbestanddeel is van zand.
Silica (ook genoemd kwarts of kiezelstof) is een andere aanduiding voor siliciumdioxide (SiO2), een scheikundige verbinding. Silicium is een scheikundig element (Si). Siliciumdioxide (SiO2) komt voor in kristallijne vorm (opgebouwd uit kristallen, met een wetmatige, geordende structuur) of amorf (glasachtig, zonder geordende structuur). De wettelijke grenswaarde voor blootstelling aan kwarts is 75 µg/m3.
Sarcoïdose is een longaandoening, waarvan de oorzaak onbekend is. Stoflongen is een longaandoening die ontstaat door inademing van stofdeeltjes. Het kan daarbij om diverse soorten stofdeeltjes gaan. Silicose is een vorm van stoflongen die veroorzaakt wordt door het inademen van silica.
(Kristallijn) silica is (vanwege de structuur) een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 6:175 Burgerlijk Wetboek (BW) (omdat het silicose of longkanker kan veroorzaken), silicium is dat niet. De absolute verjaringstermijn voor schade die veroorzaakt is door (kristallijn) silica bedraagt daarom 30 jaar na de laatste blootstelling, die voor schade veroorzaakt door silicium 20 jaar (artikel 3:310 lid 2 respectievelijk lid 1 slot BW).
2.3.
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1967, is vanaf 1983 ( [eiseres] ), althans vanaf 1987 ( [gedaagde] ), tot heden werkzaam bij [gedaagde] . Sinds 16 februari 1987 is zij voor onbepaalde tijd in dienst. Tot medio 1989 was zij voltijds werkzaam als inpakster en inpakster/sorteur. Tot haar taken behoorden in ieder geval het sorteren van tafelglas, het weggooien van beschadigde glazen in een kar en het legen van de kar in een stortgat. Dit was aanvankelijk een open gat in de betonvloer van de fabrieksruimte en vanaf 1993/1994 een gat met een deksel. Omstreeks 1999 is het stortgat, althans de stortkoker, verplaatst, kleiner gemaakt en voorzien van een afsluitklep en een afzuiginstallatie.
Na een korte onderbreking als administratief medewerkster bij een kitfabriek is [eiseres] in 1990 weer voltijds bij [gedaagde] in dienst getreden als - in ieder geval -productcontroleur/lijncontroleur. Tot haar taken behoorden in ieder geval het controleren van geproduceerde glazen en voeten en het verhelpen van storingen bij de aanvoer en afvoer daarvan. Daarbij ging soms glaswerk kapot. De werkzaamheden vonden steeds plaats in dezelfde grote fabrieksruimte, genaamd het Cold End . Hier wordt gewerkt met gereed product glas, ter onderscheiding van het Hot End waar het glas wordt geproduceerd. De werkplek moest dagelijks worden schoongeveegd.
2.4.
Op 18 december 1998 is [eiseres] voor het eerst uitgevallen met hoest- en longklachten. Met ingang van 17 december 1999 is zij volledig arbeidsongeschikt verklaard in het kader van de WAO. In 2000 is zij gere-integreerd in een administratieve functie voor 36 uur per week. Het kantoor was aanvankelijk bereikbaar via het Cold End , in 2003 is het naar een andere plek (de begane grond) verhuisd. De werkzaamheden zijn vanwege de longklachten in de loop van de jaren afgebouwd naar 20 uur per week (in 2007), waarbij [eiseres] voor het overige arbeidsongeschikt was in het kader van de WAO. Op 12 maart 2019 is zij opnieuw volledig uitgevallen als gevolg van toenemende ernstige longklachten en vermoeidheid. Na re-integratie vanaf juni 2020 werkt zij vanaf juli/augustus 2020 weer 12 uur per week.
De uitkering van [eiseres] wordt tot op heden door [gedaagde] aangevuld tot het niveau van het voor haar geldende salaris.
2.5.
Na doorverwijzing door de huisarts begin 1999 is na een afwijkende thoraxfoto (“Uitgebreide infiltratieve afwijkingen rechter long en links midden met lymphadenopathie”) longweefsel bij [eiseres] afgenomen. Haar klachten zijn daarna op 12 maart 1999 door longarts dr. [A] gediagnosticeerd als (waarschijnlijk) sarcoïdose stadium II (productie 3 dagvaarding):
“PA verslag:
Longweefsel, waarin granulomateus (korrelig, kantonrechter) proces, waarbij in de eerste plaats aan Sarcoïdose wordt gedacht.”
2.6.
Omstreeks 2008 is bij longarts [A] twijfel ontstaan over de juistheid van deze diagnose. Op 24 september 2008 heeft hij aan de huisarts van [eiseres] geschreven (productie 6 dagvaarding):
“Mijn vraag is: heeft zij sarcoïdose of is er toch sprake van een aandoening veroorzaakt door inhalatie van in haar werkomgeving voorkomende stoffen?”
2.7.
Het in 1999 genomen longbiopt (afgenomen longweefsel) is daarna opnieuw onderzocht. De patholoog dr. [B] van het [organisatie 3] te [plaatsnaam 1] heeft daarover op 17 september 2008 (productie 28 conclusie van repliek) gerapporteerd:
“( ... )
Aanvulling d.d. 23-04-2007:
Op verzoek van dokter [A] werden de preparaten herbeoordeeld met als aanvullend gegeven dat patiente destijds werkzaam was in de glasproductie. Derhalve de vraagstelling of er aanwijzingen zijn voor silicose. Patiente is behandeld met Prednison en nu werkzaam op kantoor van een glasfabriek. Nog steeds uitgebreide longafwijkingen.
Bij herbeoordeling van de coupes wordt een nodulaire fibrose (knobbelachtige weefselvorming, kantonrechter) gezien zonder necrose (afsterving, kantonrechter). Bij onderzoek met gepolariseerd licht wordt ook wat fijn naaldvormig kristallijn materiaal gezien dat dubbelbreekt. Dit zou silicose kunnen zijn, niet in opvallend grote hoeveelheden. Daarnaast is er sprake van een granulomateuze ontsteking zonder necrose die zich plaatselijk ook uitbreidt langs een bloedvat. Granulomateuze ontstekingen worden niet bij silicose beschreven. De destijds geopperde diagnose sarcoïdose met fibrose behoort nog steeds tot de mogelijkheden. Sarcoïdose in combinatie met silicose is op dit histologisch beeld ook een mogelijkheid.
( ... )
Aanvulling d.d. 08-09-08:
De coupes zijn ter consult voorgelegd aan afdeling pathologie UMC St Radboud met de specifieke vraagstelling naar herbeoordeling van de coupes en de mogelijkheid van aanvullende EDX element analyse. Deze analyse toont in het dubbelbrekend materiaal silicium en aluminium (aluminium silicaat), qua hoeveelheden boven normaal. De bevindingen zouden ook kunnen passen in het context van een silicose mits beroepsanamnese, klinische en radiografische bevindingen in deze richting wijzen.”
2.8.
In 2009 is [eiseres] voor verder onderzoek verwezen naar het [organisatie 4] ( [organisatie 4] ) te [plaatsnaam 2] . Door de longarts van het [organisatie 4] , [C] , is op 6 juli 2009 aan longarts [A] geschreven (productie 7 dagvaarding):
“Uit de informatie van de werkgever aangaande het bij hen gebruikte glas komt naar voren, dat het glas voor het grootste gedeelte bestaat uit silicium (70-75%), met daarnaast 1-2% aluminium als basisbestanddeel. De aanwezigheid van beide agentia in het onderzochte biopt duidt op blootstelling, maar hoeft in essentie nog niet te betekenen dat deze aanleiding hebben gegeven tot de gevonden intrapulmonale (in de longen, kantonrechter) afwijkingen.
( ... )
In verband met uw vraagstelling is het van belang te kunnen beschikken over objectieve en kwalitatieve blootstellingsgegevens. Helaas is daar op dit moment (nog) geen sprake van. Daarentegen moet (substantiële) blootstelling aan (glas)stof op grond van de huidige arbeidsanamnestische gegevens vrijwel zeker worden aangenomen. De combinatie van de interstitiële (tussenliggende, kantonrechter) longafwijkingen, de aanwezigheid van dubbelbrekend, lichaamsvreemd materiaal in het afgenomen biopt in de vorm van silicium en aluminium, de arbeidsanamnestische gegevens en gegevens uit de actueel beschikbare literatuur, rechtvaardigt ons inziens de conclusie dat een causaal verband tussen de gevonden arbeidsomstandigheden moet worden vermoed. Verder onderzoek naar de specifieke blootstellingsrisico’s is ons inziens geïndiceerd.”
2.9.
Naar aanleiding van deze rapportage heeft dr. [D] , medisch adviseur van de toenmalige belangenbehartiger van [eiseres] , op 15 september 2009 geschreven (productie 29 conclusie van repliek):
“Op basis van het bovenstaande concludeer ik dat met een hoge mate van waarschijnlijkheid sprake is van een beroepsziekte, met name gebaseerd op het feit dat cliënte in het kader van haar werkzaamheden langdurig was blootgesteld aan glasstof en tevens de eenduidige bevinding van het pathologisch-anatomisch onderzoek van het longweefsel van cliënte. Ik acht het aannemelijk dat cliënte tijdens haar werkzaamheden in de glasfabriek in [vestigingsplaats] is blootgesteld aan de eerder genoemde stoffen, met name aluminium en silicium. ( ... )”.
2.10.
Bij brief van 22 september 2009 (productie 10 dagvaarding) heeft [E] van [organisatie 5] namens [eiseres] [gedaagde] als werkgever onder andere op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade:
“Als gevolg van de blootstelling aan glasstof en de bestanddelen daarvan in uw fabriek over de periode 1983-1999 heeft zij interstitiële longaandoening opgelopen.”
2.11.
Bij brief van 6 oktober 2009 (productie 12a bij dagvaarding, bijlage 4) heeft [gedaagde] ( [F] , hoofd P&O) de aansprakelijkheid van de hand gewezen:
“Op de eerste plaats is het ons niet duidelijk of en hoe er een causale relatie tussen de longaandoening van mevrouw [eiseres] en haar werkzaamheden bij [gedaagde] zou bestaan. De stelling dat de fysieke schade bij mevrouw [eiseres] een beroepsziekte zou betreffen welke het direct gevolg is van haar werkzaamheden in de fabriek wordt in uw brief ook niet nader gemotiveerd of (wetenschappelijk) onderbouwd.”
2.12.
Op 2 februari 2010 heeft [F] daaraan toegevoegd:
“Bovendien blijkt uit onderzoek dat er nooit eerder een causaal verband tussen blootstelling aan glasstof en een longaandoening is vastgesteld ( ... ) Er zijn ons ook geen feiten bekend waaruit zou blijken dat de samenstelling van ons glas wel een negatieve invloed zou kunnen hebben op de gezondheid van medewerkers.”
2.13.
[gedaagde] heeft de aansprakelijkstelling wel doorgestuurd naar haar aansprakelijkheidsverzekeraar ACE European Group. De verzekeraar heeft vervolgens verzocht onderzoek te verrichten naar de achtergrond van de claim van [eiseres] .
2.14.
Op 15 april 2010 heeft longarts [A] de bedrijfsarts van [gedaagde] , drs. [G] , over het rapport van het [organisatie 4] geïnformeerd (productie 12a dagvaarding, bijlage 10) en op 23 april 2010 (productie 8 dagvaarding) heeft longarts [C] dat gedaan en gewezen op het uitvoeren van een blootstellingsonderzoek:
“De aanwezigheid van dubbelbrekend materiaal bestaande uit silicium en Alunimium in longbiopten doet de vraag rijzen of sprake is van een pneumoconiose/silicose, beide granulomateuze afwijkingen die sterk lijken op sarcoïdose, zowel wat betreft beeldvorming als histologie. Het aantreffen van dubbelbrekend materiaal toont alleen blootstelling aan, niet noodzakelijkerwijs beroepsmatig. Echter, de bevindingen sluiten aan bij de grondstoffen die in de glasindustrie worden gebruikt en bij de kwalitatieve beoordeling van de blootstelling (dr ir [H] , arbeidshygiënist, [organisatie 4] , Universiteit [plaatsnaam 2] ). Hoe groot de kans is op een pneumoconiose/silicose kan ik niet inschatten, maar verder onderzoek is geïndiceerd om een beroepsaandoening verder aannemelijk te maken of uit te sluiten”.
2.15.
Bedrijfsarts [G] heeft de situatie van [eiseres] op 4 juni 2010 (productie 9 dagvaarding) aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) gemeld als vermoede beroepsziekte.
2.16.
In november/december 2010 is het in opdracht van [gedaagde] door [organisatie 6] B.V. ( [organisatie 6] ) gedane (werkplek)onderzoek op 26 november 2010 naar de blootstelling aan gevaarlijke stoffen, kwartsstof, chroom VI, nikkel, PAK’s, stof, glasvezel en lasrook bij [gedaagde] , [organisatie 2] ‘Alles draait om glas’ gepubliceerd (productie 17 dagvaarding). Hierin is opgenomen:
“Samenvatting
( ... )
De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn:
De blootstelling aan kwarts in de lucht is lager dan 10% van de wettelijke grenswaarde;
( ... )
Tijdens het storten van glas en ‘gemeng’ en tijdens de schoonmaak- en opruimwerkzaamheden met perslucht en bezem (visuele waarnemingen) treden er hoge pieken op in de stofbelasting.
( ... )
Conclusies en aanbevelingen
5.1.
Gevaarlijke stoffen
( ... )
Kwartsstof
Medewerkers van de productieafdelingen van [gedaagde] [organisatie 2] worden onder de normale productieomstandigheden niet blootgesteld aan concentraties kwartsstof. Er zijn geen maatregelen noodzakelijk.
( ... )
Stof piekbelastingen
Tijdens werkzaamheden waar zichtbaar (en meetbaar) hoge piekbelastingen voorkomen dienen de werknemers de beschikking te hebben over stofmaskers van het type FP2 en deze dan ook te dragen.
( ... )
Bijlage 1: Resultaten Analyse
( ... )
Meetresultaten Kwarts
Nr. Concentratie Meting: persoonlijk (PAS) Datum
Kwarts/Respirabel en/of stationair (Stat)
µg/m3
( ... )
1. operator lijn 72/73 <1,20 PAS 26-11-2010
2. operator lijn 71 2,35* PAS 26-11-2010
3. Inpak lijn Cold end 2,35 Stat 26-11-2010 ”
( ... )
De wettelijke grenswaarde voor kwartsstof TGG 8 uur = 75 µg/m3”.
2.17.
Op 3 juli 2012 (productie 12a dagvaarding, bijlage 12) heeft de toenmalige gemachtigde van [gedaagde] , mr. [I] , het standpunt van [gedaagde] opnieuw geformuleerd en primair een beroep gedaan op verjaring van de rechtsvordering van [eiseres] en subsidiair gesteld dat niet vaststaat dat de bij [eiseres] vastgestelde longafwijkingen hun oorzaak vinden in de werkzaamheden in dienst van [gedaagde] .
2.18.
Op 16 april 2014 is [eiseres] een deelgeschilprocedure in de zin van artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gestart bij de kantonrechter te Rotterdam en heeft zij onder meer verzocht om voor recht te verklaren dat haar vordering op [gedaagde] niet door tijdsverloop is verjaard. Bij beschikking van 29 januari 2015 (productie 11 dagvaarding) (geen publicatie bekend, red. LSA LM) heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van [eiseres] niet op grond van de korte verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW is verjaard. Er is niet aangenomen dat [eiseres] voor 22 september 2004 al wist of kon weten dat haar ziekte - vermoedelijk - is veroorzaakt door de blootstelling aan glasstof. De vraag of de vordering van [eiseres] in absolute zin in de zin van artikel 3:310 lid 1 (en 2) BW is verjaard heeft de kantonrechter niet beantwoord, omdat dat samenhangt met de beantwoording van de causaliteitsvraag (onder andere wanneer de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden) en de vraag of [eiseres] bij [gedaagde] is blootgesteld aan een gevaarlijke stof in de zin van artikel 6:175 BW (waarbij op grond van artikel 3:310 lid 2 BW een absolute verjaringstermijn van 30 jaar geldt). Deze beide vragen gingen de grenzen van het deelgeschil te buiten. Over de kosten van het deelgeschil is geen beslissing gegeven.
2.19.
In de periode waarin het deelgeschil aanhangig was heeft de toenmalige belangenbehartiger van [eiseres] nader (multidisciplinair) onderzoek laten doen naar de arbeidsomstandigheden bij [gedaagde] door Expertise Center Environmental Medicine ( ECEMed ) van het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem. ECEMed heeft na haar onderzoek op 18 augustus 2014 geconcludeerd (productie 12e dagvaarding, bijlage 6, p. 26):
“Een deel van de gezondheidsklachten en -verschijnselen van mevrouw [eiseres] houdt met grote waarschijnlijkheid tot zekerheid verband met haar werkzaamheden in de glasfab(r)iek:
- Met zekerheid de glasverwonding in 1987
- Met grote waarschijnlijkheid de klachten en afwijkingen van de luchtwegen en de algemene vermoeidheid (sinds 1998 aanwezig, in 2003 de mogelijkheid geopperd, in 2008/9 het sterke vermoeden uitgesproken en bij het NCvB aangemeld als vermoedelijke beroepsziekte).
De analyse van de arbeidsomstandigheden (zie Chemisch deel) geeft aan dat mevrouw [eiseres] gedurende haar werkzaamheden in de glasfabriek heeft blootgestaan aan te hoge concentraties (fijn) glasstof en kristallijn silica. De bestudering van het medisch dossier van mevrouw [eiseres] (zie Medisch deel) leert dat in 1999 de waarschijnlijkheidsdiagnose sarcoïdose is gesteld. Zij heeft daarvoor de gebruikelijke behandeling met prednison gedurende tien maanden ondergaan, hetgeen wel geleid heeft tot een vermindering van haar klachten en afwijkingen, maar niet tot een verdwijnen. Aanvullende beoordeling door het [organisatie 4] /HLCU heeft geleid tot een aangepaste diagnose, te weten een sarcoïdose-achtig beeld waarbij vermoedelijk een causale relatie bestaat met de werkzaamheden van mevrouw [eiseres] . Deze conclusie is mede gebaseerd op een revisie van het in 1999 verkregen longbiopt waarbij granuloomvorming (haardvormige afwijkingen), fibrosering (verbindweefseling) en stapeling (ophoping) van silica en aluminium in het longweefsel werd aangetoond.
Concluderend stellen wij dat bij mevrouw [eiseres] sprake is van een longaandoening met granuloomvorming, fibrosering en stapeling van silica en aluminium zich uitend in luchtwegklachten en algemene vermoeidheid. Diagnose van de longaandoening: silicose of stoflong. Gezien de mate van blootstelling aan glas stof en silica tijdens haar werkzaamheden in de glasfabriek is sprake van een beroepsziekte.”
2.20.
Verder staat in het rapport van ECEMed vermeld (p. 4, 6, 7, 10):
“Glas bestaat voornamelijk uit silicaten en een aantal andere, varierende bestanddelen, zoals aluminiumdioxide en calciumdioxide. Deze ingredienten worden bij [gedaagde] samengevoegd en gesmolten. De kristallijne silicaten gaan dan over in de amorfe structuur. De silicaten bezitten dan niet langer de kristallijne structuur. Dit met uitzondering van kwartsglas. Echter door recrystallisatie gaat een klein deel van de amorfe structuur weer over in de kristallijne vorm (lit.7). Het percentage zal afhangen van de soort toevoegingen aan het glas en van de omstandigheden waaronder het glas bewaard en/of gebruikt is.
In de kristallijne struktuur zitten de samenstellende delen, zoals silicium (Si) en zuurstof (O) en bijvoorbeeld aluminium netjes gerangschikt. Bij de amorfe struktuur zitten alle bestanddelen door elkaar (meer als een vloeistof). Door de struktuur zijn de kristallijne deeltjes veel gevaarlijker. Zij kunnen fijne naaldjes vormen, die doordat ze in het weefsels van de longen terecht komen, ontstekingsverschijnselen geven en hierdoor wordt bindweefsel gevormd.
( ... )
Grenswaarden van stof
In glas zit een klein deel van de silicaten in de kristallijne structuur (door hercrystallisatie (de-vitrification). Bij analyses van afvalglas bleek in 1993 dat er minder dan 2,8% aan kristallijn silica in glas zit (lit.7). (Volgens de Glass Aliance in 2014 zou dat minder dan 1% zijn). Uiteraard is dit percentage afhankelijk van het soort glas). Bij kristallijn silicaat gelden lagere grenswaarden. In Nederland geldt dan een grenswaarde van 0,075 mgr/m3. Kwarts is immers een kankerverwekkende stof.
( ... )
Opvallende zaken beschreven in “Alles draait om glas.”
( ... )
Berekeningen ECEMed
Blz. 30 Glasstorten
Bij het glasstorten in 2010 vindt men bij de stationaire meting een totaal aan inhaleerbaar glasstof van max.9mgr/m3.
( ... )
Deze meting is uitgevoerd nadat de glasstortomgeving is vernieuwd. Het glas wordt nu niet langer gestort in een open gat in de vloer maar aan de zijkant van een koker. Het glas en glasstof komt na het storten terecht op een lager gelegen werkvloer. De hoeveelheid glasstof die in de nieuwe situatie bij het storten ontstaat zal vele malen lager liggen dan in de oorspronkelijke situatie, met het gat in de vloer.
De hoeveelheid glasstof in 2010 is, met 9mgr/m3, 3x hoger dan de grenswaarde van inhaleerbaar stof. Deze overschrijding wordt niet vermeld in de conclusie. De wettelijke grenswaarde is 3 mgr/m3.
Berekeningen kwarts in het inhaleerbare glasstof
Max 2,8% kwarts in glas (zie 7). Dit levert 2,8/100 x 9000 µg/m3 (max.totaal)= 224 µg/m3. Als uitgegaan wordt van het percentage kwarts in glas van de Glass Alliance, max 1%, dan is de concentratie kwarts 90µg/m3 (microgram per kubieke meter). Dit is nog steeds te hoog. Bij het vroegere stortgat zat de hoeveelheid nog veel hoger zijn geweest (open gat in de vloer, glas dat meters diep viel op een berg van glas. Ook zal de hoeveelheid glasstof op de afdeling veel hoger zijn geweest.”
2.21.
Op 24 september 2012 heeft [gedaagde] het dragen van een mondkapje bij het afstorten van glas in het stortgat verplicht gesteld.
2.22.
De door [gedaagde] in 2015 (na ontvangst van het rapport van ECEMed ) ingeschakelde medisch expert [organisatie 7] , [organisatie 7] , heeft met betrekking tot het dossier van [eiseres] op 20 maart 2015 geschreven, met verwijzing naar het rapport ‘Alles draait om glas’ (productie 6 conclusie van antwoord, p. 10):
“Concluderend menen wij dat betrokkene een sarcoïdose heeft waarvan niet kan worden gesteld dat deze veroorzaakt wordt door haar werkzaamheden bij [gedaagde] . Van sarcoïdose zijn immers geen oorzakelijke factoren bekend, laat staan specifieke werkgebonden factoren.
Verder is er mogelijk sprake van een pneumoconiose/silicose (stoflong), een beeld dat erg lijkt op sarcoïdose, deze diagnose ligt echter ondanks divers tot nu toe verricht onderzoek niet vast.
Hooguit vermoed kan worden dat betrokkene deze aandoening, waar zij mogelijk aan lijdt, opliep als gevolg van het inhaleren van aluminium en silicium.
Gezien de metingen op de werkplek staat echter niet vast dat betrokkenen deze stoffen op haar werk inhaleerde.
Metingen op de werkplek tonen lage concentraties aan en daarnaast komen deze stoffen, vooral silicium, overal in de reguliere woonomgeving voor.”
2.23.
In 2016 en 2017 hebben bij [gedaagde] opnieuw blootstellingsonderzoeken plaatsgevonden, waarbij specifiek is gemeten op kwartsstof en respirabel gewoon stof (productie 7 en 8 conclusie van antwoord).
3
Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan haar te voldoen:
alle door haar geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van uitval van 18 december 1998 c.q. de vervaldata, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
€ 20.000,00 als voorschot op de totale schadevergoeding;
€ 28.069,43 aan kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 BW j° artikel 1019aa Rv;
de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden (zonder adembescherming) is blootgesteld aan voor de gezondheid schadelijke stoffen als gevolg waarvan zij een longafwijking heeft. Aanvankelijk heeft [eiseres] haar vordering gebaseerd op de blootstelling aan (glas)stof, gemeng en silica, later heeft zij dit toegespitst op blootstelling aan (kristallijn) silica (in glasstof en gemeng), in het bijzonder bij het vegen en afstorten van glas(afval).
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter de vorderingen afwijst en [eiseres] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten veroordeelt.
3.4.
Voor zover de vordering niet al is verjaard, staat volgens [gedaagde] vast dat de aandoening van [eiseres] niet is veroorzaakt door blootstelling aan schadelijke stoffen op het werk. Er is geen blootstelling (aan kristallijn silica) geweest en als dat wel zo is geweest is dat een gevolg geweest van incidenten waarbij niet sprake is geweest van zo'n langdurige of bovenmatige blootstelling dat de de klachten van [eiseres] daardoor kunnen zijn veroorzaakt. In de jaren ’80 en ’90 was er overigens weinig bekend over een mogelijk verband tussen silica en klachten aan de luchtwegen (als sarcoïdose).
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor dit vonnis, nader ingegaan.
4
De beoordeling
4.1.
Deze zaak betreft de vraag of [gedaagde] als werkgever aansprakelijk is voor de klachten die [eiseres] sinds 1998 in toenemende mate aan de luchtwegen en longen ervaart. Daarover verschillen partijen van mening. Waarover partijen niet van mening verschillen is dat de gezondheidsklachten van [eiseres] zeer ernstig zijn en grote invloed hebben op het leven(sverloop) van [eiseres] , zowel privé als beroepsmatig. Ook is voor beide partijen intussen sprake van een langslepende kwestie die zij graag willen afsluiten, in het bijzonder [eiseres] wier persoon centraal staat. Desondanks ontkomt de kantonrechter niet aan een stapsgewijze behandeling van de zaak, zoals uit het navolgende zal blijken. Pas als de aansprakelijkheid van [gedaagde] (in het bijzonder een causaal verband tussen de gezondheidsklachten en de werkomstandigheden) kan worden aangenomen komt beoordeling van de schade, inclusief de kosten van het deelgeschil (en de buitengerechtelijke kosten) aan de orde.
4.2.
De aansprakelijkheid van [gedaagde] is gebaseerd op artikel 7:658 BW. Op grond van het bepaalde in dit artikel is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 van dit artikel genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Op grond van lid 1 van artikel 7:658 BW is de werkgever verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
4.3.
Kort gezegd rust op de werkgever de verplichting die maatregelen te nemen die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Deze verplichting strekt zich ook uit tot grond- en hulpstoffen waarmee de werkgever de arbeid doet verrichten.
4.4.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv dient de werknemer te bewijzen dat hij schade heeft geleden tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden, dus de aandoening en het causaal verband met de werkzaamheden. Als echter vaststaat dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden (stoffen) en hij schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen, wordt op grond van de zogenoemde arbeidsrechtelijke omkeringsregel (waarop [eiseres] zich in deze zaak ook heeft beroepen) het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel aangenomen indien de werknemer onder meer stelt en zo nodig aannemelijk maakt (dus een lichtere toets dan bewijs) dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt (dus dat de schending van de zorgplicht past bij de ontwikkelde gezondheidsklachten). Voor dit vermoeden is echter geen plaats is indien het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is.
Verjaring
4.5.
[gedaagde] heeft betwist dat de klachten van [eiseres] zijn veroorzaakt door inademing van (schadelijke) stoffen op het werk. Daaraan voorafgaand heeft zij gesteld dat de vordering van [eiseres] in absolute zin is verjaard (artikel 3:310 lid 1 BW), nu daarover in de deelgeschilprocedure geen oordeel is gegeven. Als er al een overmatige blootstelling aan glasstof/glasafval heeft plaatsgevonden, hetgeen zij betwist, was dat tijdens de werkzaamheden die [eiseres] tot medio 1989 als inpakster vervulde. Op de datum van de aansprakelijkstelling op 22 september 2009 was de verjaringstermijn van 20 jaar (voor niet-schadelijke stoffen in de zin van artikel 6:175 BW) reeds verlopen, aldus [gedaagde] .
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling in deze procedure heeft [eiseres] haar vordering meer gespecificeerd en nadrukkelijk gebaseerd op (voortdurende) blootstelling tijdens de werkzaamheden tot 1998 aan (de schadelijke en kankerverwekkende stof) silica (naar de kantonrechter begrijpt op basis van wat van de zijde van [eiseres] is aangevoerd bij de mondelinge behandeling: silica in kristallijne vorm). Zoals onder 2.2. al is weergegeven staat niet ter discussie dat silica in kristallijne vorm een schadelijke stof is in de zin van artikel 6:175 BW waarvoor een absolute verjaringstermijn van 30 jaar geldt (die op 22 september 2009 nog niet verlopen was). Indien wordt vastgesteld dat [eiseres] is blootgesteld aan silica in kristallijne vorm is de verjaringsvraag niet meer relevant. De kantonrechter zal daarom nu niet verder ingaan op deze vraag.
Blootstelling aan (kristallijn) silica
4.7.
[gedaagde] heeft echter weersproken dat [eiseres] tijdens de werkzaamheden (noemenswaardig of overmatig) is blootgesteld aan (kristallijn) silica. Ten eerste bevatten volgens haar glasscherven en glasstof (dat vrijkomt bij het kapotvallen van glas) geen (kristallijn) silica. Silica (SiO2), dat in de grondstof voor glas zit, heeft een open kristallijne structuur die zich kan hechten aan longweefsel. Als het silica gesmolten is, is die open structuur gesloten, waardoor het glas doorzichtig wordt. In die amorfe vorm bij het gereed product glas is het glasstof net als ander (respirabel) stof en kan het geen silicose veroorzaken. Het lichaam voert deze stofdeeltjes weer af, aldus [gedaagde] .
Ten tweede (en hiermee samenhangend) is volgens [gedaagde] van blootstelling ook geen sprake geweest, ook niet wat betreft het gemeng (waarin silica wel voorkomt). Het gemeng op de transportbanden werd vochtig gehouden (dus ook waar het zich bevond op de transportbanden onder/nabij het stortgat) en bevond zich (buiten) op afgedekte transportbanden. Voor zover [eiseres] wel met gemeng in aanraking is geweest betreft dat incidenten (morsen) die niet de oorzaak kunnen zijn geweest van silicose (of van de bij [eiseres] geconstateerde afwijkingen), omdat daarvoor jarenlange blootstelling boven de grenswaarde nodig is (of grote blootstelling ineens). De metingen bij [gedaagde] komen daarbij niet in de buurt, zoals blijkt uit het rapport ‘Alles draait om glas’ en de latere blootstellingsonderzoeken, maar ook uit het feit dat er nooit noodzaak is geweest om beschermingsmaatregelen te treffen. Binnen [gedaagde] zijn er niet of nauwelijks werknemers met longklachten. De stofwolken bij het opvegen van het glasafval onder het stortgat of na incidenten (in de periode na 1998) waarover [eiseres] spreekt betroffen overigens geen gemeng, maar gewoon stof.
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is op basis van de processtukken niet vast te stellen of de stelling van [eiseres] dat zij is blootgesteld aan (kristallijn) silica en dat haar gezondheidsklachten daardoor zijn veroorzaakt terecht is. De kantonrechter zal dat uitleggen.
4.9.
[eiseres] heeft gesteld dat bij de beoordeling van het longbiopt in 2008 silica in de longen is aangetroffen (spreekaantekeningen mr. Knotter, p. 2). Hoewel [eiseres] en een aantal rapporteurs (waaronder ECEMed op p. 26 van haar rapport) hiervan uitgaan, volgt dit niet ondubbelzinnig uit het daarvan gemaakte verslag. De aanvulling van dr. [B] van 23 april 2007 vermeldt dat bij herbeoordeling van de coupes wat naaldvormig kristallijn materiaal wordt gezien dat dubbelbreekt en dat dit silicose zou kunnen zijn, niet in opvallend grote hoeveelheden. Silicose is echter geen benaming voor een stof, maar een ziekte. De kantonrechter neemt daarom aan dat het hier om een verschrijving gaat. Daarnaast zijn ook granulomateuze ontstekingen geconstateerd die niet bij silicose worden beschreven. In de aanvulling van 8 september 2008 na de EDX-elementanalyse (de chemische karakterisering van een monster, kantonrechter) staat vermeld dat het dubbelbrekend materiaal silicium en aluminium is, qua hoeveelheden bovennormaal. Silicium (Si) is echter niet hetzelfde als silica (SiO2), zoals hiervoor onder 2.2. is vermeld. Desondanks wordt in de aanvulling wel gewezen op de mogelijkheid van silicose (naast sarcoïdose), mits beroepsanamnese, klinische en radiografische bevindingen in die richting wijzen. Dit is echter onvoldoende om van de juistheid van de stelling van [eiseres] uit te gaan.
4.10.
Ook de door [eiseres] bij e-mail van 10 december 2020 overgelegde verklaring van [J] (commercieel directeur bij [organisatie 2] ) van 31 juli 2008 geeft in dit licht onvoldoende informatie. Hierin staat weliswaar vermeld dat de ‘chemical constituency of machine-made soda-lime glasses produced by [organisatie 2] ’ ongeveer 73% SiO2 bevat, maar [gedaagde] heeft gesteld dat daaruit niet volgt dat dit ook gereed product glas betreft (en dat dit bij het kapotvallen daarvan vrijkomt). Ook de kantonrechter leest dit niet (duidelijk) in deze verklaring.
4.11.
Evenmin is het rapport van ECEMed voldoende overtuigend. Het van de zijde van [gedaagde] opgemaakte rapport ‘Alles draait om glas’ en het rapport van ECEMed spreken elkaar tegen wat betreft de blootstelling aan (kristallijn) silica door glasafval en glasstof. Ook met andere documenten heeft [gedaagde] getracht te weerleggen dat silica in glas(afval c.q. -stof) zit (productie 7 conclusie van antwoord, p. 8, en producties 14 tot en met 17 conclusie van dupliek). Daarnaast blijkt uit het rapport van ECEMed dat zij niet zelf onderzoek heeft gedaan naar de arbeidsomstandigheden en daarmee naar de (mate van) blootstelling bij [gedaagde] . Verder is in de andere medische rapporten naar aanleiding van de constatering van de aanwezigheid van silicium en aluminium in de longen van [eiseres] juist aangegeven dat daarmee nog niet vaststaat dat zij die stoffen in de uitoefening van haar werk bij [gedaagde] heeft binnengekregen en dat nader (blootstellings)onderzoek moet plaatsvinden (zie de aanvulling van 8 september 2008 en de brief van longarts [C] van 6 juli 2009 aan longarts [A] en zijn brief van 23 april 2010 aan bedrijfsarts [G] ).
4.12.
Bij deze stand van zaken is de kantonrechter voornemens eerst nader onderzoek in te stellen naar de eventuele blootstelling aan (kristallijn) silica bij [gedaagde] op de werkplekken van [eiseres] tot 1998 door een (onpartijdige) deskundige te benoemen en deze daarover te laten rapporteren. Zoals hiervoor genoemd is daarop door medici ook gewezen (ter vaststelling van de diagnose van de klachten van [eiseres] ). Ook [eiseres] zelf heeft in deze procedure (subsidiair) nader bewijs aangeboden in de vorm van een blootstellingsonderzoek (door het [organisatie 4] ) zoals door dr. [C] in zijn brief van 23 april 2010 is genoemd.
Nadat het deskundigenrapport met partijen is besproken zal worden beoordeeld of het noodzakelijk is dat ook een medisch deskundigenonderzoek wordt gelast.
4.13.
Voordat de kantonrechter het deskundigenonderzoek zal gelasten zal hij partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid daarvan, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De kantonrechter zal de zaak daarvoor naar de rol verwijzen. Overigens zullen deskundigen c.q. behandelaars die reeds eerder zijn ingeschakeld door de kantonrechter niet worden benoemd.
4.14.
De kantonrechter is voornemens een team van deskundigen te benoemen, bestaande uit een chemicus en een arbeidshygiënist, en hun de navolgende vragen voor te leggen:
A. bevat (stof van) het glasafval zoals dat tot 1998 bij [gedaagde] voorkwam silica?
Zo ja, in welke vorm (kristallijn, amorf, anders)?
Wat is uw commentaar op de stelling in het rapport van ECEMed (productie 12e dagvaarding, bijlage 6, p. 4) dat door recrystallisatie een klein deel van de amorfe structuur van silica (in glas) overgaat in de kristallijne vorm?
Als (stof van) het glasafval zoals dat tot 1998 bij [gedaagde] voorkwam kristallijn silica heeft bevat: beschikt u (op basis van het procesdossier, dan wel op basis van inlichtingen van partijen) over voldoende gegevens om aan te geven in welke concentraties dat is geweest, en zo ja: welke concentraties waren dat?
Zo nee, over welke gegevens dient u nog te beschikken en bent u in staat deze gegevens zelf te achterhalen? In dat geval verzoekt de kantonrechter u dit in overleg met partijen te doen.
Als (stof van) het glasafval zoals dat tot 1998 bij [gedaagde] voorkwam kristallijn silica heeft bevat: was dat silica respirabel?
Zo ja, in hoeverre is inademing van dit silica schadelijk voor de gezondheid, bij welke hoeveelheid en bij welke frequentie?
Indien (stof van) glasafval zoals dat tot 1998 bij [gedaagde] voorkwam respirabel kristallijn silica bevatte: welke voorzorgsmaatregelen tegen inademing van kristallijn silica waren in de periode 1983 ( [eiseres] )/1987 ( [gedaagde] ) tot 1998 voorgeschreven? Kunt u aangeven of en waarom daaraan in deze periode wel of niet was voldaan?
De kantonrechter verzoekt u bij het antwoord op de laatste vraag af te gaan op de beschrijving van de werkomstandigheden door [eiseres] respectievelijk [gedaagde] in de processtukken. Indien het voor de beantwoording van de vraag uitmaakt of van de ene dan wel de andere beschrijving van de werkomstandigheden wordt uitgegaan, wilt u dan gemotiveerd aangeven op welke wijze dat van invloed is op het (uiteindelijke) antwoord op de vraag? Indien beide beschrijvingen ontoereikend zijn om de vraag te kunnen beantwoorden, wilt u dan aangeven over welke gegevens u nog dient te beschikken, en of u die gegevens zelf kunt achterhalen of niet? Indien u deze gegevens zelf meent te kunnen achterhalen, dan verzoekt de kantonrechter u dit in overleg met beide partijen te doen, en daarvan verslag te doen in uw eindrapport.
B. bevat het gemeng zoals dat tot 1998 bij [gedaagde] voorkwam silica?
Zo ja, in welke vorm (kristallijn, amorf, anders)?
Als het gemeng zoals dat tot 1998 bij [gedaagde] voorkwam kristallijn silica heeft bevat: beschikt u (op basis van het procesdossier, dan wel op basis van inlichtingen van partijen) over voldoende gegevens om aan te geven in welke concentraties dat is geweest, en zo ja: welke concentraties waren dat?
Zo nee, over welke gegevens dient u nog te beschikken en bent u in staat deze gegevens zelf te achterhalen? In dat geval verzoekt de kantonrechter u dit in overleg met partijen te doen.
Als het gemeng zoals dat tot 1998 bij [gedaagde] voorkwam kristallijn silica heeft bevat: was dat silica respirabel?
Zo ja, in hoeverre is inademing van dit silica schadelijk voor de gezondheid, bij welke hoeveelheid en bij welke frequentie?
Indien het gemeng zoals dat tot 1998 bij [gedaagde] voorkwam respirabel kristallijn silica bevatte: welke voorzorgsmaatregelen tegen inademing van silica waren in de periode 1983 ( [eiseres] )/1987 ( [gedaagde] ) tot 1998 destijds voorgeschreven? Kunt u aangeven of en waarom daaraan in deze periode wel of niet was voldaan?
De kantonrechter verzoekt u bij het antwoord op de laatste vraag af te gaan op de beschrijving van de werkomstandigheden door [eiseres] respectievelijk [gedaagde] in de processtukken. Indien het voor de beantwoording van de vraag uitmaakt of van de ene dan wel de andere beschrijving van de werkomstandigheden wordt uitgegaan, wilt u dan gemotiveerd aangeven op welke wijze dat van invloed is op het (uiteindelijke) antwoord op de vraag? Indien beide beschrijvingen ontoereikend zijn om de vraag te kunnen beantwoorden, wilt u dan aangeven over welke gegevens u nog dient te beschikken, en of u die gegevens zelf kunt achterhalen of niet? Indien u deze gegevens zelf meent te kunnen achterhalen, dan verzoekt de kantonrechter u dit in overleg met beide partijen te doen, en daarvan verslag te doen in uw eindrapport.
C. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.15.
De kantonrechter is voornemens beide partijen te belasten met betaling van de helft van het voorschot op de kosten van de deskundige.
4.16.
De kantonrechter geeft partijen uitdrukkelijk in overweging voorafgaand aan het nemen van hun akte overleg met elkaar te hebben over hun reactie op dit tussenvonnis, zodat zij in hun akte al kunnen ingaan op eventuele opmerkingen van de andere partij.
Voorts wil de kantonrechter uitdrukkelijk de mogelijkheid openhouden om na het deskundigenbericht een mondelinge behandeling te gelasten in aanwezigheid van de deskundigen, teneinde hun bevindingen met partijen te kunnen bespreken. Partijen kunnen zich over de wenselijkheid daarvan in hun akte uitlaten. ECLI:NL:RBMNE:2021:4067