Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 220422 OPS/CTE; blootstelling aangenomen obv conclusies Solvent Team. Bewijsopdrachten wg-er tzv zorgplicht en blootstelling

RBROT 220422 OPS/CTE;  blootstelling aangenomen obv conclusies Solvent Team. Bewijsopdrachten wg-er tzv zorgplicht en blootstelling

2.
De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.

2.1.
[eiser], geboren op [geboortedatum eiser], is op 22 november 2004 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van constructieschilder in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) Xervon. Deze arbeidsovereenkomst is vervolgens na het verstrijken van de overeengekomen duur omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

2.2.
Xervon is een multinationale onderneming die is gespecialiseerd in het leveren van technische diensten voor het bouwen en onderhouden van industriële installaties en voor een breed scala aan bouwprojecten.

2.3.
Zürich is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Xervon.

2.4.
Met ingang van 19 november 2004 heeft het UWV aan [eiser] een WAO-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 15-25%.

2.5.
In de jaren 2004 en 2005 heeft [eiser] in de maanden april tot en met oktober schilderwerkzaamheden verricht aan de torentjes op de Oosterscheldekering.

2.6.
Per brief van 25 juni 2007 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 5 juli 2007 opgezegd ‘om bij een andere werkgever in dienst te treden’.

2.7.
Op 18 februari 2008 is [eiser] opnieuw op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als constructieschilder in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) Xervon.

2.8.
[eiser] heeft in de jaren 2008 en 2009 schilderwerkzaamheden verricht bij [naam bedrijf] in de Botlek.

2.9.
Op 20 januari 2009 dan wel 5 mei 2009 heeft [eiser] zich ziek gemeld.

2.10.
Per 17 februari 2009 heeft het UWV [eiser] als volledig arbeidsongeschikt (80-100%) beoordeeld en hem een volledige WAO-uitkering toegekend.

2.11.
Per brief van 2 september 2011 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] Xervon aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van schouderklachten en OPS. Xervon heeft hiervan melding gemaakt bij Zürich, die daartegen inhoudelijk verweer heeft gevoerd.

2.12.
Na verkregen toestemming van het UWV, heeft Xervon de arbeidsovereenkomst van [eiser] vanwege zijn langdurige arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 januari 2012 opgezegd.

2.13.
Op 15 december 2008, 27 februari 2009, 5 maart 2010, 4 augustus 2010 en
5 februari 2015 zijn door het Solvent Team rapportages opgesteld. Onderaan de rapportages staat over het Solvent Team het volgende vermeld: “Het Solvent Team project voor klinische neurotoxicologie is gericht op beoordeling van patiënten met mogelijke chronische encephalopathie veroorzaakt door neurotoxische stoffen (organische oplosmiddelen, bestrijdingsmiddelen etc.). Solvent Teams zijn geformeerd in Amsterdam en Enschede. Een Solvent Team bestaat uit een klinisch arbeidsgeneeskundige, neuroloog, klinisch neuropsycholoog en een arbeidshygiënist. Op een multidisciplinaire wijze wordt er tot een beoordeling van gezondheidsklachten in relatie tot het verrichtte werk gekomen.” Het Solvent Team is een onderdeel van de Polikliniek Mens en Arbeid/Academisch Medisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam.

2.14.
In de jaren 2011 tot en met 2016 hebben de gemachtigden van partijen met elkaar gecorrespondeerd over de vraag of Xervon c.s. aansprakelijk zijn voor de door [eiser] geleden schade. Dit heeft niet tot een minnelijke oplossing geleid.

2.15.
Op 15 oktober 2020 heeft de Sociale Verzekeringsbank aan [eiser] op grond van de ‘Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE’, die wordt uitgevoerd door het OPS-loket, een tegemoetkoming ter hoogte van € 21.269,00 uitgekeerd.

2.16.
Op 21 december 2020 en 2 maart 2021 hebben op verzoek van [eiser] voorlopige getuigenverhoren (enquête en contra-enquête) plaatsgevonden (zaaknummer: 8776596 \ VZ VERZ 20-17609), waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Op verzoek van [eiser] zijn toen [naam 2] (procesoperator), [naam 3] (broer) en [naam 4] (zoon), die allen voor Xervon hebben gewerkt, als getuigen gehoord. Aan de zijde van Xervon zijn [naam 5] (directeur Xervon) en [naam 6] (technisch secretaresse Xervon) als getuigen gehoord.

3.
De vordering

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Xervon c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de materiele en immateriële schade van [eiser] op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, tevens met de veroordeling van Xervon c.s. tot voldoening van:

I. een algeheel voorschot op zijn schade ter grootte van € 75.000,00, althans een zodanig voorschot dat de kantonrechter redelijk acht;
II. een bedrag van € 6.688,00 (inclusief BTW) ter zake van kosten van medische advisering;
III. de kosten van deze procedure, ter vermeerderen met de nakosten van € 131,00 zonder betekening en € 199,00 inclusief betekening, vermeerderd met de explootkosten van betekening, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis.

3.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] – samengevat weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.

Als gevolg van jarenlange blootstelling aan oplosmiddelen, waaronder tijdens de werkzaamheden voor (de rechtsvoorganger van) Xervon, lijdt [eiser] aan de beroepsziekte OPS/CTE, ook wel schildersziekte genoemd. [eiser] acht Xervon c.s. op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor zijn daardoor ontstane materiële en immateriële (gezondheids)schade, omdat Xervon de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen. De aard, mate en duur van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit is door Xervon niet geïnventariseerd. De zogeheten Mac-meters (Maximaal Aanvaarde Concentratie) hingen bij de deur van de tent van het project aan de Oosterscheldekering, waardoor niet de werkelijke blootstelling kon worden gemeten. Bovendien zijn geen meetgegevens verstrekt. Verder is geen RI&E met Plan van Aanpak verstrekt. Inventarisatie van de aan het werk verbonden risico’s en de in dat verband te nemen maatregelen zijn niet beschreven. [eiser] heeft niet de instructie gehad om zijn handen en gezicht niet met thinner te wassen. Evenmin zijn afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen, met name tijdens voorbereidings- en schilderwerk, aan hem verstrekt. De schilders droegen ‘gewone’ werkhandschoenen die snel waren doordrenkt met verf. Dit is in strijd met artikel 4.4 Arbobesluit. Uit de (schriftelijke) getuigenverklaringen komt naar voren dat op de verschillende projecten werd gepauzeerd en/of geschaft in ruimtes waarin ook de geopende verfpotten en bussen met thinner waren opgeslagen. Dit is in strijd met Arbo Informatieblad AI-19, verfverwerking.

Op basis van een multidisciplinair onderzoek heeft het Solvent Team de diagnose (milde) CTE gesteld. Dat dient in deze procedure het uitgangspunt te zijn. Het juridisch causaal verband is met toepassing van de zogenoemde arbeidsrechtelijke omkeringsregel gegeven. [eiser] is als gevolg van de beroepsziekte de kans ontnomen om in passende arbeid te hervatten en daarmee een (volwaardig) inkomen te genereren op grond waarvan zijn schade, voor zover bestaande uit verlies aan verdienvermogen, volledig aan Xervon moet worden toegerekend (artikel 6:98 BW). [eiser] gaat uit van een schade van ruim € 400.000,00, nader te bepalen aan de hand van concrete uitgangspunten, rekening houdend met zogenoemde ‘goede en kwade kansen’, eventueel nader te berekenen door een daartoe geëquipeerd rekenbureau.

Zürich is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Xervon en wordt op grond van artikel 7:954 lid 6 BW mede in het geding betrokken.

3.3.
Op de verdere stellingen van [eiser] zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.

4.
Het verweer

4.1.
Xervon c.s. hebben de vordering betwist en zij concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser] in zijn vorderingen dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding en de nakosten binnen 14 dagen vanaf de dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het verstrijken van die termijn, tot aan de dag der algehele voldoening.

4.2.
Xervon c.s. hebben daartoe – samengevat weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.

De vermeende klachten aan schouders, nek en handen zijn door [eiser] niet onderbouwd. Deze klachten bestonden al toen [eiser] in 2004 bij Xervon in dienst trad, zodat Xervon hiervoor niet aansprakelijk is.

Xervon c.s. stellen dat Xervon aan de bepalingen uit de Arbowet en het Arbeidsomstandig-hedenbesluit heeft voldaan en van schending van de zorgplicht is dan ook geen sprake. Xervon heeft [eiser] op verschillende manieren gewezen op veiligheidsrisico’s en -maatregelen. Bij de indiensttredingen van [eiser] in november 2004 en februari 2008 heeft hij het Veiligheidshandboek en VGWM Instructieboek ontvangen. Sinds 6 juni 1995 beschikt Xervon over een VCA-certificaat Petrochemie. Sinds 1995 houdt Xervon iedere maand een toolboxmeeting, waarin een actueel onderwerp over veilig en gezond werken wordt besproken. [eiser] was blijkens de presentielijsten in ieder geval aanwezig van mei t/m december 2008 en van januari t/m april 2009. De RI&E is opgenomen in het veiligheidshandboek, waarover [eiser] beschikte. In augustus 2011 heeft Xervon een ‘taakrisicoanalyse schilderwerken’ opgesteld. Xervon heeft een aparte instructie verstrekt over het airless spuiten (spuiten van verf onder hoge druk zonder luchtmantel, waardoor de verf wordt verneveld). Xervon heeft aan [eiser] alle noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld en heeft toegezien op de naleving van het gebruik daarvan. In de tent waar de werkzaamheden aan de torentjes op de Oosterscheldekering werden verricht, hing een speciale ventilator die verse lucht naar binnen en vervuilde lucht naar buiten voerde. In de tent hing een meter die bijhield of de luchtkwaliteit beneden de Mac-waarde bleef. Zowel de ventilator als de Mac-meter waren eigendom van Rijkswaterstaat. Om die reden beschikt Xervon niet over de meetgegevens. Als de metingen een onveilige situatie zouden hebben aangegeven, dan zou Rijkswaterstaat het werk hebben stilgelegd en Xervon daar op hebben aangesproken. Dit is niet gebeurd; hieruit moet worden afgeleid dat de meetresultaten binnen de norm waren, aldus Xervon.
In 2004 en 2005 heeft een externe audit plaatsgevonden op het project op de Oosterscheldekering, die Xervon met voldoende resultaat heeft doorlopen. De meeste schilderwerken bij [naam bedrijf] vonden plaats in de buitenlucht. Slechts een enkele keer vonden de werkzaamheden binnen plaats, zoals in tanks. Als er binnen in de tanks moest worden gewerkt, stond er een afzuiginstallatie. Xervon had bij [naam bedrijf] een eigen werkplek, waarbij de voorman toezicht hield op de uitoefening van de werkzaamheden en de naleving van de veiligheidsvoorschriften. Xervon betwist dat [eiser] tijdens zijn werkzaamheden bij [naam bedrijf] de lunch/pauzes in zijn werkbus heeft doorgebracht, terwijl achterin die bus geopende blikken met verf stonden. Aan [eiser] zijn persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. [eiser] heeft bij Xervon nooit geklaagd over de werkomstandigheden.

Verder stellen Xervon c.s. zich op het standpunt dat het medisch causaal verband tussen de (gestelde) klachten en de (gestelde) mate van blootstelling ontbreekt. Xervon c.s. wijzen op de levensstijl van [eiser] (hij drinkt doordeweeks drie tot vier glazen alcohol per dag en in het weekend nog meer), de reeds bestaande medische problematiek en de omstandigheid dat de werkzaamheden (vooral bij [naam bedrijf]) kortdurend waren en voornamelijk in de buitenlucht plaatsvonden. Als er al sprake was van blootstelling tijdens het (korte) dienstverband bij Xervon, dan was die blootstelling van korte duur en zeer beperkt. Die beperkte mate van blootstelling heeft niet geleid tot de thans gestelde aanwezige medische problematiek.

[eiser] komt geen beroep toe op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel. In ieder geval is het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker en onbepaald. Xervon c.s. benadrukken dat [eiser] maar een korte periode van feitelijk 3,5 jaar van zijn werkzame leven als schilder in dienst is geweest bij Xervon. Voorafgaand aan zijn dienstverband bij Xervon heeft [eiser] onder meer 17 jaar als hoogspanningsmast-schilder gewerkt, waarbij hij 40 tot 50 liter chloorrubberverf per dag verwerkte. [eiser] zal het bestaan van een oorzakelijk verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstan-digheden volledig moeten bewijzen. In dat bewijs is [eiser] niet geslaagd, aldus Xervon c.s.

Subsidiair menen Xervon c.s. dat het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid moet worden toegepast.

4.3.
Op de verdere stellingen van Xervon c.s. zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.

5.
De beoordeling

5.1.
De kern van het geschil tussen partijen betreft het antwoord op de vraag of Xervon c.s. ingevolge artikel 7:658 BW aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser] stelt te hebben geleden, en thans nog lijdt, als gevolg van de blootstelling aan oplosmiddelen tijdens zijn dienstverband met Xervon. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiser] verklaard dat de aansprakelijkstelling uitsluitend ziet op de beroepsziekte OPS/CTE (‘schildersziekte’) en niet op de fysieke klachten van [eiser], zodat de kantonrechter daarvan zal uitgaan. Ter zake geldt het volgende op de wet en de rechtspraak gebaseerde toetsingskader.

Toetsingskader

5.2.
Ingevolge artikel 7:658 BW dient te worden beoordeeld of:

1. [eiser] lijdt aan OPS/CTE althans aan gezondheidsklachten die door de blootstelling aan oplosmiddelen zijn veroorzaakt en deze blootstelling bij Xervon heeft plaatsgevonden (in dat geval is sprake van schade in de uitoefening van de werkzaamheden in de zin van artikel 7:658 BW);
2. Xervon in haar zorgplicht is tekortgeschoten;
3. er sprake is van causaal verband tussen deze zorgplichtschending en de gezondheidsschade van [eiser], en
4. [eiser] daardoor schade heeft geleden.

5.3.
Op [eiser] rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het onder 1 omschreven vereiste. Daarbij geldt echter op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad (HR 7 juni 2013, ECLI:HR:2013:BZ172) dat wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden en schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen, het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel moet worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt. Voor de toepassing van deze zogenoemde arbeidsrechtelijke omkeringsregel is nodig (a) dat de werknemer niet alleen stelt en zo nodig bewijst dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook (b) dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. Deze regel drukt het vermoeden uit dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte en haar oorzaken, alsook door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen. Gelet daarop is voor dit vermoeden geen plaats in het geval het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is.

5.4.
Van Xervon, die als werkgever op grond van art. 7:658 lid 2 BW door een werknemer wordt aangesproken, mag in het kader van de motivering van de betwisting van de stellingen van [eiser] worden gevergd dat zij in het algemeen de omstandigheden aangeeft die meer in haar sfeer dan in die van de werknemer liggen (HR 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8369). Daarbij valt te denken aan informatie over de gevaarlijke stoffen waarmee in het kader van haar bedrijfsvoering werd gewerkt en aan informatie over de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen waaraan haar werknemers worden blootgesteld.

5.5.
Het ligt op de weg van Xervon te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij niet in haar zorgplicht is tekortgeschoten. Daarbij is van belang dat in een situatie waarin werknemers met gevaarlijke stoffen werken van een werkgever mag worden verwacht dat hij voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van zijn werknemers zorgdraagt. De werkgever dient daartoe in elk geval de aard, mate en duur van de blootstelling in kaart te brengen en doeltreffende maatregelen te treffen ter voorkoming of beperking van de blootstelling. Wat dat laatste betreft dient de werkgever voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is gevaarlijke stoffen te vervangen door stoffen die minder gevaarlijk zijn. Indien vervanging redelijkerwijs niet mogelijk is dan wel gevaar voor de gezondheid ook na vervanging resteert dient de werkgever zodanige werkprocessen, uitrustingen en materialen toe te passen dat het vrijkomen van die stoffen wordt voorkomen of beperkt. Indien ook dat redelijkerwijs niet mogelijk is, dient de werkgever zodanige organisatorische maatregelen te nemen dat gevaar voor de gezondheid wordt voorkomen of beperkt, of indien ook dat niet mogelijk is dan wel het gevaar voor de gezondheid niet wegneemt aan de werknemers persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen. Uiteraard dient de werkgever in het laatste geval ook te controleren of van de verstrekte persoonlijke beschermingsmiddelen daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt. Daarnaast dient de werkgever de werknemer te instrueren over de omgang met gevaarlijke stoffen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1788).

Toepassing arbeidsrechtelijke omkeringsregel?

5.6.
Tegen de achtergrond van voornoemd toetsingskader overweegt de kantonrechter als volgt.
Uit de door [eiser] overgelegde brieven van 5 maart 2010 en 4 augustus 2010 van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten volgt dat het Solvent Team heeft vastgesteld dat [eiser] lijdt aan (milde) CTE als gevolg van blootstelling aan oplosmiddelen. Het Solvent Team is een deskundig en gespecialiseerd (landelijk) instituut dat op multidisciplinaire wijze gezondheidsklachten in relatie tot het werk beoordeelt. Naar het oordeel van de kantonrechter is er gelet op de expertise van het Solvent Team onvoldoende reden om de gestelde diagnose in twijfel te trekken. Dat - zoals Xervon c.s. hebben aangevoerd - medisch adviseur Linders de diagnose van het Solvent Team niet (geheel) onderschrijft, legt onvoldoende gewicht in de schaal. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat in het kader van een door [eiser] bij het OPS-loket aangevraagde tegemoetkoming op grond van de ‘Regeling tegemoetkoming werknemers met OPS’ door het CSE-panel een beoordeling van de diagnose van het Solvent Team heeft plaatsgevonden. Het CSE-panel is tot de conclusie gekomen dat de diagnose ‘aan het consensusdocument voldoet’. Aan [eiser] is vervolgens een tegemoetkoming van € 21.269,00 toegekend. Gelet op de door het Solvent Team gestelde diagnose CTE en het feit dat [eiser] op grond van de Regeling tegemoetkoming werknemers met OPS een tegemoetkoming is toegekend, staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat [eiser] is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen en dat hij lijdt aan CTE.

5.7.
Xervon c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat, anders dan [eiser] heeft aangevoerd, tijdens het dienstverband van [eiser] bij Xervon geen sprake is geweest van blootstelling aan oplosmiddelen. Als er al sprake was van blootstelling tijdens het (korte) dienstverband bij Xervon, was die blootstelling volgens Xervon c.s. van korte duur en zeer beperkt. Xervon c.s. stellen zich verder op het standpunt dat zij aan bepalingen uit de Arbowet en het Arbeidsomstandighedenbesluit hebben voldaan en van schending van de zorgplicht geen sprake is.

5.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] (in ieder geval tijdens zijn werkzaamheden op het project op de Oosterscheldekering) heeft gewerkt met twee componentenverf en thinner. Dit neemt de kantonrechter derhalve als vaststaand aan. Hiermee is echter niet zonder meer de specifieke aard en omvang van de blootstelling van [eiser] aan gevaren voor de gezondheid tijdens zijn dienstverband met Xervon komen vast te staan. Nu Xervon c.s. zich op het standpunt stellen dat [eiser] tijdens zijn dienstverband met Xervon niet (dan wel zeer beperkt) is blootgesteld aan voor de gezondheid schadelijke stoffen, dat van schending van de zorgplicht geen sprake is - terwijl dit door [eiser] gemotiveerd is weersproken - en Xervon c.s. een uitdrukkelijk bewijsaanbod hebben gedaan, zullen Xervon c.s. worden toegelaten tot bewijslevering. Anders dan Xervon c.s. hebben betoogd kan op basis van hetgeen partijen tot dusverre hebben gesteld immers niet worden geconcludeerd dat voldoende is komen vast te staan dat de werkgever aan de zorgplicht heeft voldaan. De getuigen die gehoord zijn tijdens het voorlopig getuigenverhoor dat aan de onderhavige procedure vooraf is gegaan hebben elkaar op wezenlijke punten tegengesproken, onder meer over de vraag of in de tent die gebruikt werd voor het verven van de torentjes voldoende ventilatie was, of voldoende gewezen is op de gevaren die verbonden zijn aan het gebruik van thinner alsmede of voldoende voorzieningen zijn getroffen om geopende blikken verf en thinner veilig op te slaan buiten directe aanwezigheid van [eiser] en zijn collega’s.
Onder die omstandigheden bestaat er aanleiding om Xervon c.s. toe te laten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt:

- i) dat de aard, de mate en de duur van de blootstelling van [eiser] aan gevaarlijke stoffen tijdens zijn dienstverband met Xervon zodanig waren dat [eiser] niet, dan wel zeer beperkt, aan voor de gezondheid schadelijke stoffen is blootgesteld, óf
- ii) dat Xervon de op haar rustende zorgplicht heeft nageleefd.

5.9.
Indien Xervon c.s. slagen in het bewijs onder (i) opgedragen komt niet vast te staan dat [eiser] bij Xervon aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen is blootgesteld. Dat heeft tot gevolg dat het beroep van [eiser] op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel faalt, hetgeen weer tot gevolg heeft dat [eiser] het causaal verband dat de klachten door de blootstelling bij Xervon zijn veroorzaakt, zal moeten bewijzen, doch aan die bewijslevering komt de kantonrechter dan niet meer toe, gezien het door Xervon c.s. geleverde bewijs.
Slagen Xervon c.s. in het onder (ii) opgedragen bewijs dan moet worden geconcludeerd dat de zorgplicht niet is geschonden en kan van aansprakelijkheid van Xervon c.s. geen sprake zijn. Ook in dat geval dient de vordering van [eiser] afgewezen te worden.

5.10.
Indien Xervon c.s. niet in deze bewijsopdracht slagen, dient te worden beoordeeld de stelling van Xervon c.s. dat [eiser] feitelijk slechts 3,5 jaar bij Xervon heeft gewerkt en dat schildersziekte slechts kan worden veroorzaakt door het langdurig (meer dan vijf tot tien jaar) inademen van agressieve en vluchtige oplosmiddelen, zodat niet aannemelijk is dat de door [eiser] geschetste ernstige gezondheidsproblematiek is veroorzaakt door de zeer beperkte mate van blootstelling tijdens het korte dienstverband met Xervon. Mogelijkerwijs zal hiertoe te zijner tijd een deskundige moeten worden benoemd. Partijen zullen dan eerst in de gelegenheid worden gesteld zich over de persoon van deze deskundige en de voor te leggen vraagstelling mogen uitlaten.

5.11.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.

ECLI:NL:RBROT:2022:3220