RBZWB 040522 luchtwegklachten door printer; beoordeling bezwaren bij rapport deskundige, aanvullende vragen
- Meer over dit onderwerp:
RBZWB 040522 luchtwegklachten door printer; beoordeling bezwaren bij rapport deskundige, aanvullende vragen
uitspraak voorafgaand aan:
RBZWB 141222 Wg-er aansprakelijk voor astma/BHR door blootstelling aan fijnstof vanwege meer dan 250 prints per dag vlakbij werkplek
2De verdere beoordeling
2.1
Bij tussenvonnis van 9 juni 2021 is de heer dr. [deskundige 1] (hierna: [deskundige 1] ) tot deskundige benoemd. [deskundige 1] heeft een rapport opgesteld ter beantwoording van de vragen dat hij op 22 september 2021 heeft gedeponeerd.
2.2
[deskundige 1] verklaart in het rapport dat de kans dat een midden volume printer in algemene zin nieuwe luchtwegklachten passend bij astma of BHR bij een willekeurig iemand ontwikkelt tussen de 10-15% is en bij individuen met al pre-existente asymptomatische BHR ongeveer 25-40% is. Verder verklaart [deskundige 1] dat de kans dat astma/BHR bij [eiseres] is veroorzaakt door blootstelling aan een midden volume printer gedurende drie maanden op grond van het klachtenbeloop en de later aangetoonde BHR erg waarschijnlijk is en hij schat die kans op 80-90%. Hij schat de kans dat de aangetoonde BHR is veroorzaakt door roken op minder dan 5% en door genetische aanleg ook op minder dan 5%. Hij verklaart dat [eiseres] geen allergische constitutie heeft, maar psoriasis en dat geen rol speelt bij het ontstaan van astma. Verder dat in de familie van [eiseres] geen astma voorkomt, althans niet bewezen en er mogelijk wel chronische bronchitis voorkomt, maar dat ook geen rol van betekenis speelt bij het ontstaan van de klachten en de BHR. Als onbekende andere oorzaken noemt [deskundige 1] dat late onset astma een bijkomende factor kan zijn gezien de leeftijd van [eiseres] in 2008 (die toen 52 jaar was) en tussen 5 tot 10% kan hebben bijgedragen. Het BMI van [eiseres] past volgens [deskundige 1] bij obesitas, maar omdat de gewichtstoename van de laatste jaren is gaat hij ervan uit dat obesitas geen rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de klachten. Verder verklaart hij dat luchtvervuiling een rol kan spelen bij astma maar directe causale verbanden nog niet zijn aangetoond en de eventuele blootstelling aan fijnstof en ozon in de buitenlucht minder dan 5% een rol kan hebben gespeeld.
2.3
[eiseres] heeft in haar conclusie na het deskundigenrapport geen bezwaren geuit tegen het deskundigenbericht. Rajapack heeft bij conclusie na deskundigenbericht wel bezwaren ingebracht tegen het deskundigenbericht. De kantonrechter zal hierna ingaan op de door Rajapack naar voren gebrachte bezwaren.
2.4
Rajapack vraagt zich af of er wel een voldoende uitgebreide anamnese heeft plaatsgevonden omdat [eiseres] bij [deskundige 1] enkel een consult heeft gehad van ruim een half uur en of het overgelegde medische dossier van [eiseres] wel compleet is. Deze vragen heeft Rajapack echter ook reeds aan [deskundige 1] voorgelegd en die is daar uitgebreid op ingegaan in de commentaarronde concept-rapport. De kantonrechter acht de motivering van [deskundige 1] voldoende onderbouwd en ziet geen aanleiding hiervan af te wijken, zodat op deze bezwaren niet meer zal worden ingegaan. Rajapack verwijst bij haar bezwaren herhaaldelijk naar het rapport van [deskundige 2] die tot andere conclusies was gekomen, maar daaraan wordt voorbij gegaan nu bij tussenvonnis van 17 februari 2021 - na bezwaren van beide partijen - is geoordeeld dat het rapport van [deskundige 2] niet voldoet en niet bruikbaar is in de procedure. [deskundige 1] heeft de verwijzingen door Rajapack naar het rapport van [deskundige 2] terecht buiten beschouwing gelaten.
2.5
Rajapack voert aan dat [deskundige 1] zich ten onrechte niet de vraag heeft gesteld of in het geval van [eiseres] wel sprake is van relevante blootstelling in de zin van de MAC waarde (maximaal aanvaardbare concentraties). Die vraag is echter niet voorgelegd aan [deskundige 1] , maar allereerst of blootstelling aan schadelijke stoffen van een midden volume printer in algemene zin astma of BHR veroorzaken en daarop heeft [deskundige 1] geantwoord. Ook is [deskundige 1] niet gevraagd het model printer te verifiëren, zodat ook aan dit bezwaar van Rajapack voorbij wordt gegaan. De kantonrechter merkt nog op dat eerder tussen partijen enkel in discussie was of er meer dan 5.000 prints per maand werden gemaakt met de betreffende printer (van het merk Kyocera) en daardoor sprake is van een midden volume printer die volgens de Arbo richtlijnen altijd in een aparte ruimte dient te worden geplaatst.
2.6
De kantonrechter gaat verder voorbij gaan aan de herhaalde verwijten van Rajapack dat [deskundige 1] de genoemde percentages (bij de kans dat astma/BHR veroorzaakt is door de printer bij Rajapack, door het roken, door genetische aanleg, door late onset astma en door luchtvervuiling) niet heeft onderbouwd. [deskundige 1] geeft namelijk steeds aan op basis waarvan hij tot een bepaald percentage komt en daarnaast betreffen het schattingen. Wel heeft Rajapack terecht opgemerkt dat [deskundige 1] per e-mail informatie heeft ingewonnen bij de heer [naam] en in de e-mailwisseling verwezen wordt naar referentie 14 waarvan niet duidelijk is wat daarmee bedoeld is. Ook blijkt uit die e-mailwisseling dat [deskundige 1] stelt dat er 800 pagina’s per dag werden geprint met de betreffende printer, terwijl bij tussenvonnis van 20 november 2019 onder 2.7 en 2.8 is overwogen dat het aantal prints van de twee printers afgerond 11.000 dan wel 10.273 waren en dat komt bij gelijkelijk gebruik van de twee printers neer op (uitgaande van de door Rajapack genoemde 20 werkdagen per maand) 275 dan wel 257 prints per werkdag. Hoewel de printer in beide gevallen te kwalificeren is als een midden volume printer is er toch een aanzienlijk verschil in het aantal prints. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om aan [deskundige 1] nog een korte toelichting op het voorgaande te vragen. [deskundige 1] wordt gevraagd toe te lichten wat bedoeld is met referentie 14 en voor zover dat een artikel is aan te geven welk artikel dat dan is en of de gegeven percentages bij zijn antwoorden hetzelfde blijven als uitgegaan wordt van 275 dan wel 257 geprinte pagina’s per dag met de printer naast de werkplek van [eiseres] .
Geen eerdere luchtwegklachten?
2.7
Rajapack voert aan dat [deskundige 1] er niet vanuit kan gaan dat [eiseres] geen luchtwegklachten had voorafgaand aan haar werkzaamheden bij haar. Zij verwijst naar een huisartsenjournaal (dat [eiseres] bij brief van 1 juni 2018 heeft overgelegd) waarop bij de datum 11 augustus 2008 “chronische voorhoofdholte ontsteking” staat. De kantonrechter is van oordeel dat door die enkele vermelding niet geconcludeerd kan worden dat [eiseres] luchtwegklachten had bij aanvang van het dienstverband bij Rajapack per 2 juni 2008. Aan dit bezwaar van Rajapack tegen het rapport gaat de kantonrechter als onvoldoende gemotiveerd voorbij.
Roken
2.8
Verder voert Rajapack aan dat [eiseres] aan [deskundige 1] heeft verklaard dat zij tot 1986 heeft gerookt, maar bij de eerdere mondelinge behandeling heeft verklaard tot 1993 te hebben gerookt. Omdat [deskundige 1] die discrepantie niet heeft onderzocht, heeft er volgens Rajapack geen zorgvuldig en voldoende onderzoek plaatsgevonden. De kantonrechter gaat aan dit bezwaar van Rajapack voorbij omdat [deskundige 1] al gemotiveerd is ingegaan op de verschillend genoemde momenten van stoppen met roken en heeft verklaard dat het geen effect heeft op de uiteindelijke uitkomst. Volgens [deskundige 1] is [eiseres] ruim voordat de klachten begonnen gestopt met roken en zijn er bij het onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor een roken-gerelateerde longziekte.
Genetische aanleg
2.9
Rajapack voert aan dat [deskundige 1] er ten onrechte vanuit is gegaan dat er geen genetische aanleg is in de familie van [eiseres] met astma/chronische bronchitis en had hij daar zorgvuldig en onderbouwd onderzoek naar moeten doen. Rajapack verwijst daarbij naar het rapport van PMA/NCvB (productie 9 dagvaarding) waarin staat dat er in de familie van [eiseres] astma/chronische bronchitis voorkomt. De kantonrechter gaat voorbij aan dit bezwaar van Rajapack omdat astma en chronische bronchitis twee verschillende ziektes zijn en [deskundige 1] terecht heeft onderzocht of beiden ziektes in de familie van [eiseres] voorkomen. [deskundige 1] verklaart dat er geen positieve familieanamnese is voor astma, althans niet bewezen en dat er in de familie van [eiseres] mogelijk wel chronische bronchitisklachten voorkomen, maar dan nog een trigger nodig is om daadwerkelijk astma te krijgen. Naar het oordeel van de kantonrechter kon [deskundige 1] zich bij de voornoemde oordelen baseren op informatie van [eiseres] en de stukken. Bij gebreke van een gemotiveerde onderbouwing door Rajapack van het tegendeel, namelijk dat er in de familie van [eiseres] ook astma voorkomt, gaat de kantonrechter ervan uit dat het door [deskundige 1] verklaarde juist is.
Eczeem
2.10
Rajapack voert aan dat uit een brief van het [ziekenhuis] van 4 november 2008 (productie 7 dagvaarding) volgt dat [eiseres] eczeem heeft en [deskundige 1] hierover had moeten doorvragen bij [eiseres] , althans kritischer moeten zijn. De kantonrechter stelt vast dat [deskundige 1] al in de commentaarronde conceptrapport heeft geantwoord dat van atopisch eczeem dat een relatie kan hebben met astma bij [eiseres] geen sprake is en [eiseres] psoriasis heeft dat (ook) geen enkele relatie heeft met astma. De kantonrechter ziet geen aanleiding om eraan te twijfelen dat [deskundige 1] een onjuiste constatering heeft gedaan voor wat betreft het soort huidaandoening dat [eiseres] heeft. Het feit dat er geen stukken zijn van een dermatoloog omtrent het eczeem maakt het voorgaande niet anders.
Obesitas
2.11
Volgens Rajapack heeft [deskundige 1] ten onrechte niet meegenomen dat [eiseres] obesitas heeft en zij verwijst naar een brief van de cardioloog van 18 september 2008 (productie 6 dagvaarding) waarop staat dat [eiseres] 1.60 meter lang is en 82 kg weegt. Rajapack voert aan dat [deskundige 1] zonder zorgvuldige bestudering van de stukken niet kon concluderen dat obesitas bij [eiseres] geen rol heeft gespeeld bij het ontstaan van haar klachten. De kantonrechter is met Rajapack van oordeel dat het gewicht van [eiseres] op 18 september 2008 als obesitas te beschouwen is omdat het BMI hoger is dan 30. Echter, dit was na beëindiging van de werkzaamheden bij Rajapack en toont niet aan dat [eiseres] tijdens de werkzaamheden bij Rajapack obesitas had. Aan dit bezwaar wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd voorbij gegaan.
Luchtvervuiling
2.12
Rajapack voert aan dat de lucht in Tilburg vuiler is door het verkeer dan in de rest van het land, maar [deskundige 1] heeft reeds meegewogen in hoeverre de slechte kwaliteit van de lucht in Tilburg een factor van betekenis is (geweest). [deskundige 1] verklaart dat directe causale verbanden tussen luchtvervuiling in de buitenlucht en het op termijn ontstaan van astma niet zijn aangetoond. Rajapack verwijst naar een standpunt van longarts Palmen die in een artikel “Tilburg en de gevolgen van vuile lucht – Forces Nederland” verklaart dat er in Tilburg gemiddeld meer longaandoeningen voorkomen dan in de rest van Nederland, maar dat is een onvoldoende weerlegging van hetgeen [deskundige 1] oordeelt. In het artikel van Palmen staat namelijk ook dat een relatie met vervuiling van de lucht in Tilburg niet bewezen is en er onderzoek naar moet komen. Verder verwijst Rajapack naar een artikel uit The Lancet uit 2019 “Nergens in Europa zo veel kinderen met astma door uitlaatgassen”, maar dat ziet enkel op kinderen en is ook een onvoldoende weerlegging van hetgeen [deskundige 1] heeft verklaard.
2.13
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter vooralsnog van oordeel dat het deskundigenbericht van [deskundige 1] zorgvuldig tot stand is gekomen. Om te beoordelen of het inhoudelijk volledig kan worden gevolgd, zal [deskundige 1] nog worden gevraagd om een toelichting te geven op de vragen als onder 2.6 genoemd.
2.14
De kantonrechter zal bepalen dat [deskundige 1] op een termijn van twee maanden een nadere toelichting uitbrengt. [deskundige 1] dient het concept van zijn nadere toelichting eerst aan partijen toe te zenden, waarna partijen op een termijn van twee weken kunnen reageren. [deskundige 1] dient daarnaast de reacties van partijen in zijn definitieve nadere toelichting te verwerken.
2.15
Gelet op de hoogte van het voorschot dat is voldaan en de aard en omvang van de reeds verrichte en nog te verrichten werkzaamheden, zal voor de beantwoording van de vragen door [deskundige 1] onder 2.6 genoemd geen aanvullende betaling van partijen worden verlangd. Aangenomen mag immers worden dat het onderzoek ter beantwoording van deze vragen al heeft plaatsgevonden en dat het alleen gaat om een (korte) nadere schriftelijke toelichting door de deskundige.
2.16
Voor het overige zal iedere beslissing worden aangehouden.
3De beslissing
De kantonrechter:
3.1
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 6 juli 2022 voor beantwoording door de deskundige, dr. [deskundige 1] van de navolgende vragen:
- -
Wat is in de e-mailcorrespondentie tussen u en de heer [naam] bedoeld met referentie 14 en voor zover dat een artikel is wilt u dan aangeven welk artikel dat dan is?
- -
Blijven de door u geschatte percentages bij de antwoorden hetzelfde als uitgegaan wordt van 275 dan wel 257 geprinte pagina’s per dag met de printer naast de werkplek van [eiseres] ?
3.2
bepaalt dat partijen na de reactie van de deskundige nog in de gelegenheid zullen worden gesteld om bij akte te reageren op de antwoorden;
3.3
houdt voor het overige iedere beslissing aan. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 mei 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:8650