Rb Den Bosch 080409 val over slecht zichtbare grijze-of goed zichtbare witte-band op parkeerterrein
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Bosch 080409 val over slecht zichtbare grijze - of goed zichtbare witte band op parkeerterrein; kelderluikcriteria
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1. [eiseres]
is op 7 november 2004 ten val gekomen terwijl zij liep op een
parkeerterrein aan de Nijmeegseweg in Venlo. Hypermarkten Holland BV is
bezitter van dit parkeerterrein. In deze procedure gaat het om de vraag
of Hypermarkten Holland BV de (letsel)schade die [eiseres] bij deze val
heeft opgelopen, dient te vergoeden.
3.2. [eiseres] acht Hypermarkten Holland BV aansprakelijk op grond van
artikel 6:174 BW als bezitter van een gebrekkige opstel, dan wel op
grond van artikel 6:162 BW omdat Hypermarkten Holland BV een
gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen.
3.3. Een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW is een opstal
die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven
omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor personen of zaken
oplevert. Wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, is de bezitter van de
opstal aansprakelijk, behoudens hier niet aan de orde zijnde
uitzonderingen.
3.4. Het in het leven roepen van een gevaarzettende situatie kan, bij
verwezenlijking van dat gevaar, leiden tot aansprakelijkheid op grond
van artikel 6:162 BW indien is voldaan aan de criteria die door de Hoge
Raad zijn geformuleerd in het Kelderluikarrest van 5 november 1965 (NJ
1966, 136). In dit arrest is bepaald dat alleen in het licht van de
omstandigheden van het gegeven geval kan worden beoordeeld of en in
hoeverre aan iemand, die een situatie in het leven roept welke voor
anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en
voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld, dat hij
rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en
voorzichtigheid niet zullen worden betracht en met het oog daarop
bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt. Daarbij dient te worden gelet
niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de
niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan
worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit
ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben,
en op de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen
veiligheidsmaatregelen. Deze criteria dienen in onderling verband te
worden beschouwd.
3.5. Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken blijkt het volgende.
Hypermarkten Holland BV is bezitter van het parkeerterrein aan de
Nijmeegseweg in Venlo waar [eiseres] is gevallen. Op dit parkeerterrein
zijn de parkeervakken met witte belijning aangegeven. Op sommige van
deze lijnen zijn tevens grijze betonnen drempels aangebracht. Deze
drempels dienen ter markering van de grens tussen de parkeervakken en
de rijbanen, en van de grens tussen tegenover elkaar gelegen
parkeervakken. De drempels hebben de hoogte van een (lage) stoeprand,
zijn afgerond van vorm en de meeste drempels zijn wit geschilderd. Aan
het parkeerterrein zijn diverse (grote) winkels en bedrijven gevestigd.
Voor de winkels ligt een (gedeeltelijk overdekt) trottoir. Direct aan
het trottoir ligt een rij parkeervakken, met de korte zijde tegen het
trottoir gelegen. Voor de ingang van elke winkel, althans voor de
ingang van de winkel Carpetright, ligt een wegvak dat is voorzien van
een groot wit kruis. Op dit vrije vak met kruis mag niet worden
geparkeerd, zodat de ingang van de winkel goed toegankelijk is. Op het
tweede parkeervak links naast dit vrije vak met kruis voor de ingang
van Carpetright (gezien vanaf het parkeerterrein), liggen twee grijze
betonnen drempels naast elkaar binnen één parkeervak. Ze liggen niet op
de belijning maar binnen het parkeervak, in de lengterichting van het
parkeervak (haaks op het trottoir) op een onderlinge afstand van naar
schatting een meter. Deze drempels zijn niet wit geschilderd.
3.6. De toedracht van de valpartij staat niet vast. [eiseres] heeft
onweersproken gesteld dat zij op 7 november 2004, een drukke
regenachtige koopzondag, haar auto heeft geparkeerd op het
parkeerterrein en dat zij, lopend op weg naar Kwantumhallen, ter hoogte
van Carpetright ten val is gekomen doordat zij over een betonnen
drempel is gestruikeld. Over de precieze locatie van de val bestaat
tussen partijen geen overeenstemming.
[eiseres] stelt hierover het volgende. Zij liep over het parkeerterrein
in de richting van Kwantumhallen. Ze liep stevig door omdat het
regende. Zij dacht bij Carpetright het trottoir te kunnen bereiken
omdat daar een vrij parkeervak was. Zowel het parkeervak met de twee
ongeschilderde drempels als het links daarnaast gelegen parkeervak
(gezien vanaf het parkeerterrein) waren namelijk vrij. Ze is schuin
over het linkse parkeervak gelopen en vervolgens languit gevallen over
de eerste, meest links gelegen ongeschilderde drempel.
Hypermarkten Holland BV betwist dat [eiseres] over deze drempel is
gevallen. Uit verklaringen van de her[L] en [D], twee medewerkers van
de firma Carpetright, begrijpt Hypermarkten Holland BV dat [eiseres] is
gevallen over de wit geschilderde drempel die is gelegen tegenover
Carpetright, aan de overzijde van de rijbaan.
3.7. De rechtbank overweegt als volgt. [eiseres] heeft verklaard dat
zij alleen was op het moment dat zij viel. Direct na haar val stond er
een mevrouw naast haar, die haar heeft geholpen. Deze vrouw heeft de
echtgenoot van [eiseres] gevonden die bij Kwantumhallen was, en samen
hebben ze haar de winkel Carpetright binnengebracht. Door [eiseres] is
in het geding gebracht een schriftelijke verklaring, opgesteld door de
heer [L] van Carpetright, waarin onder meer staat: “Hiermee verklaren
en bevestigen wij dat mevrouw [eiseres] op zondag 7 november 2004,
koopzondag, ten val is gekomen schuin tegenover onze winkel t.g.v. een
drempel die nauwelijks zichtbaar is, laat staan op dagen dat het erg
druk is op het parkeerterrein”, en “Wij hebben haar, na een tijd, samen
met haar man de winkel ingehaald”, en “het gevaar van deze drempel
kennen wij al veel langer”. Uit de omschrijving die de he[L] in zijn
verklaring geeft, blijkt niet duidelijk om welke drempel het gaat. De
omschrijving “schuin tegenover onze winkel” is onvoldoende bepaald om
te kunnen vaststellen dat het hier gaat om de ongeschilderde drempel
die in het aan het trottoir grenzende parkeervak schuin voor de ingang
ligt, zoals [eiseres] stelt. De omschrijving sluit niet uit dat de heer
[L] daarbij het oog heeft gehad op de witte drempel aan de overzijde
van de rijbaan, zoals Hypermarkten Holland BV stelt. Het gebruik van
het woord “tegenover”, in de betekenis van “aan de overzijde van” zou
er immers op kunnen wijzen dat de drempel niet direct voor het trottoir
voor de winkel lag, maar aan de overzijde van de straat. Gelet op de
betwisting door Hypermarkten Holland BV zal de rechtbank [eiseres]
daarom opdragen bewijs te leveren van haar stelling ten aanzien van de
plaats waar zij ten val is gekomen.
3.8. Indien [eiseres] zal slagen in het haar op te dragen bewijs, en
vast komt te staan dat zij is gestruikeld over de ongeschilderde
drempel in het door haar aangegeven vak voor het trottoir, is
Hypermarkten Holland BV in beginsel aansprakelijk voor de schade die
[eiseres] door de valpartij heeft geleden en nog zal lijden. De
rechtbank acht hiertoe in dat geval het volgende redengevend.
3.9. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank is van
oordeel, dat het parkeerterrein met de daarop aangebrachte drempels een
opstal is in de zin van artikel 6:174 BW, waarvan Hypermarkten Holland
BV de bezitter is. Een betonnen drempel op een parkeerterrein bergt het
gevaar in zich dat daar iemand over struikelt. Het bestaan van een
latent gevaar is echter op zichzelf niet voldoende om aansprakelijkheid
van de bezitter van een opstal in het leven te roepen. Relevant is kort
gezegd de vraag aan welke veiligheidseisen de opstal van Hypermarkten
Holland BV in de hier gegeven omstandigheden diende te voldoen. Dit
dient te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn gegeven
in het eerdergenoemde Kelderluikarrest.
3.10. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank gaat er
vanuit dat het niet ongebruikelijk is om op een parkeerterrein drempels
aan te brengen om de parkeervakken van de rijbanen af te bakenen. Deze
drempels leveren dan ook in het algemeen geen gevaarzettende situatie
op wanneer zij op de plaats liggen waar men ze kan verwachten (op de
grens tussen parkeervakken en rijbanen), en zij bovendien duidelijk
zichtbaar zijn. Van gebruikers van een parkeerterrein mag immers worden
verwacht dat zij een bepaalde mate van oplettendheid betrachten bij het
lopen over een openbaar terrein waar men bepaalde - gebruikelijke en
goed zichtbare - obstakels kan verwachten.
De drempel echter waarover [eiseres] naar eigen zeggen is gevallen,
ligt niet op een plaats waar deze is te verwachten en is bovendien
slecht zichtbaar omdat hij dezelfde grijze kleur heeft als de
ondergrond waarop hij is gelegen. De drempel ligt in een vak dat is
gelegen tussen parkeervakken, dat er gezien de belijning ook uit ziet
als een parkeervak en waar men, als in dat vak geen auto staat
geparkeerd, geen obstakels behoeft te verwachten. Het opmerken van deze
drempel vereist dan ook een verhoogde mate van oplettendheid.
De rechtbank is van oordeel dat Hypermarkten Holland BV bij de
inrichting en het beheer van het parkeerterrein heeft kunnen voorzien
dat het winkelend publiek niet alleen gebruik zou maken van de
vrijgehouden vakken recht voor de ingang van de winkels om het trottoir
te bereiken, maar dat men ook lege parkeervakken, waaronder het
parkeervak met de twee ongeschilderde drempels, zou gebruiken om door
te steken naar het trottoir. Hypermarkten Holland BV heeft er daarbij
niet vanuit mogen gaan dat het publiek daarbij altijd de vereiste
verhoogde mate van oplettendheid betracht.
Wanneer men bij het passeren van de ongeschilderde drempels niet
behoorlijk goed oplet, bestaat de aanmerkelijke kans dat men over een
van deze drempels struikelt. Ook al zullen de gevolgen van zo’n
valpartij in veel gevallen niet heel ernstig zijn, de kans bestaat dat
men ernstig letsel oploopt. Hiertegenover staat dat het voor
Hypermarkten Holland BV geenszins bezwaarlijk was om
veiligheidsmaatregelen te nemen, bijvoorbeeld door het wit schilderen
van de drempels zodat zij beter zichtbaar zijn (zoals zij de meeste
andere drempels ook wit heeft geschilderd), of door het verwijderen van
de drempels. De argumenten die door Hypermarkten Holland BV zijn
genoemd ter onderbouwing van haar stelling dat de drempels een
wezenlijke functie vervullen op parkeerterrein, gelden niet voor de
drempels schuin voor de ingang van Carpetright waarover [eiseres] stelt
te zijn gevallen. Deze twee drempels markeren geen grens of doorgang.
Zoals Hypermarkten Holland BV ter zitting heeft aangegeven is het vak
waarin de twee ongeschilderde drempels liggen niet bedoeld als doorgang
naar het trottoir of naar de ingang van de winkel. De drempels kunnen
dan ook niet dienen als markering van zo’n doorgang. Hypermarkten
Holland BV heeft niet kunnen aangeven wat de functie is van de twee
ongeschilderde drempels en waarom zij niet wit zijn geschilderd. Ter
zitting heeft de huidige beheerder van het parkeerterrein aangegeven
dat de drempels destijds mogelijk bedoeld zijn om de plek af te bakenen
waar later vlaggenmasten zijn geplaatst. De rechtbank acht dit niet
aannemelijk. Gelet op ligging en onderlinge afstand van de drempels,
zijn deze in het verleden vermoedelijk gebruikt om de plaats aan te
duiden waar winkelwagentjes geparkeerd dienden te worden. Wat daarvan
ook zij, dat deze drempels ten tijde hier van belang een wezenlijke
functie hadden, is niet gesteld en ook niet aannemelijk geworden.
3.11. Het bovenstaande in samenhang bezien brengt de rechtbank tot het
oordeel dat de situatie op de parkeerplaats van Hypermarkten Holland BV
op de plek waar de twee ongeschilderde drempels liggen waarover
[eiseres] naar eigen zeggen is gevallen niet voldoet aan de
veiligheidseisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden moet
stellen en dat dus sprake is van een gebrekkige opstal als bedoeld in
artikel 6:174 BW, althans dat Hypermarkten Holland BV door de wijze van
inrichting van het parkeerterrein een gevaarzettende situatie in het
leven heeft geroepen die leidt tot aansprakelijkheid op grond van
artikel 6:162 BW.
3.12. Uit het voorgaande volgt dat indien [eiseres] zal slagen in het
haar op te dragen bewijs omtrent de plaats waar zij is gevallen,
Hypermarkten Holland BV aansprakelijk is voor de schade die [eiseres]
heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de valpartij op 7
november 2004.
Indien [eiseres] daarentegen niet zal slagen in dit bewijs, en niet kan
worden vastgesteld dat zij over de slecht zichtbare ongeschilderde
drempel voor het trottoir is gevallen, zullen haar vorderingen worden
afgewezen. LJN BI7031