Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 250320 medisch dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor schade a.g.v. gestelde gebreken aan CV-ketel; omkeringsregel n.v.t.

RBOVE 250320 medisch dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor schade a.g.v. gestelde gebreken aan CV-ketel; omkeringsregel n.v.t.

De beoordeling

4.1.
In geschil is de vraag of een gebrek aan de warmtewisselaar heeft geleid tot een voor de gezondheid schadelijke koolmonoxide-lekkage en als deze vraag positief moet worden beantwoord of de gezondheidsklachten van [eiseres] daarmee in causaal verband staan.

Partijen hebben uitvoerig gedebatteerd zowel over de technische (on)mogelijkheid van een zodanige koolmonoxide-lekkage, als ook over de vraag of de gezondheidsklachten van [eiseres] daarvan het gevolg zijn geweest.

4.2.
De stelling dat blootstelling aan een schadelijke concentratie van koolmonoxide heeft plaatsgevonden, is door [eiseres] onderbouwd met de rapportages van [D] , [F] en [E] (respectievelijk r.o. 2.12, 2.15 en 2.14). Deze deskundigen hebben ten aanzien van de CV-ketel van [eiseres] het standpunt ingenomen dat koolmonoxide uit de mantel van de CV-ketel naar de (opstellings)ruimte kan hebben plaatsgevonden als voldaan is aan de volgende voorwaarden: 1) door de lekkage van rookgassen uit de warmtewisselaar naar de mantel van de CV-ketel heeft onvolledige verbranding plaatsgevonden, waardoor het percentage koolmonoxide is opgelopen, 2) door de invloeden van bijvoorbeeld wind of mechanische ventilatie moet een hogere onderdruk in de woning zijn ontstaan dan in de mantel van de CV-ketel en 3) de mantel van de ketel moet niet luchtdicht zijn geweest, waardoor CO naar de opstellingsruimte is gelekt. [eiseres] heeft daarnaast rapportages in het geding gebracht met betrekking tot de risico’s van NetfitTopline HR CV-ketels in het algemeen, waaronder het rapport van C+B van januari 2018 en een rapport van het Bureau Risicobeoordeling & onderzoek van 13 juli 2018, waarin voormeld rapport van C+B wordt besproken.

4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat op 1 februari 2016 sprake was van een gebrekkige warmtewisselaar. De stelling dat dit gebrek reeds in 2009 aanwezig is geweest, is gebaseerd op het klachtenpatroon van [eiseres] en de hiervoor vermelde rapportages. Deze rapportages zien kort gezegd op de vraag of het technisch mogelijk is dat de CV-ketel koolmonoxide heeft gelekt en op de risico’s van defecte Nefit CV-ketels.
Door Bosch worden de rapportages waarop [eiseres] een beroep doet gemotiveerd betwist, zodat deze zonder nader onderzoek en/of bewijslevering niet tot bewijs kunnen dienen van het standpunt van [eiseres] . Maar ook als de conclusies die daarin worden getrokken zouden worden gevolgd en wordt aangenomen dat technisch mogelijk is dat de CV-ketel van [eiseres] koolmonoxide heeft gelekt, staat daarmee nog niet vast dat de warmtewisselaar van de ketel van [eiseres] reeds in 2009 een gebrek vertoonde. Bosch heeft in dat kader gemotiveerd aangevoerd dat de CV-ketel de fabriek zonder afwijkingen heeft verlaten en dat bij installatie, onderhoud en eerdere reparatie geen afwijkingen zijn gemeld. De CV-ketel is volgens Bosch in de periode van 2009 tot 2016 vier maal gecontroleerd en in geval van een gebrekkige warmtewisselaar was dit volgens Bosch voor de monteur kenbaar geweest. Dat geldt temeer voor de mogelijkheid dat de CV-ketel koolmonoxide heeft gelekt, want een controle daarop behoort tot de standaardprocedure bij onderhoud en zou door een monteur zijn onderkend, aldus Bosch. [eiseres] heeft niet betwist dat er meerdere malen onderhoud en controle heeft plaatsgevonden en heeft, anders dan te verwijzen naar haar klachtenpatroon, evenmin andere aanknopingspunten aangereikt waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het gebrek al aanwezig was vanaf of kort na de installatie. Dat betekent dat van een blootstelling aan koolmonoxide vanaf 2009 onvoldoende is gebleken.

4.4.
[eiseres] heeft enkel ten aanzien van 31 januari 2016 en 1 februari 2016 concrete aanknopingspunten verschaft voor de door haar gestelde lekkage van koolmonoxide en wel in de vorm van de metingen door [A] en [B] . Nu deze metingen door Bosch gemotiveerd zijn weersproken, zou nader onderzoek en bewijslevering zijn vereist om te kunnen vaststellen of toen sprake is geweest van een blootstelling aan koolmonoxide.

Uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank echter eerst stil staan bij de vraag of de gestelde (gezondheids)schade in causaal verband staat met de door [eiseres] gestelde normschending. Ingevolge artikel 6:188 BW is het aan [eiseres] om daarvan bewijs te leveren.

4.5.
Nadat [eiseres] aanvankelijk de stelling innam dat zij in november 2015 klachten heeft gekregen, heeft zij bij conclusie van repliek aangevoerd dat de gestelde klachten al in 2009, kort na de installatie van de CV-ketel, zijn ontstaan. Ter onderbouwing van haar klachten verwijst [eiseres] naar haar patiëntenkaart van de huisarts, het rapport van [I] en de analyse van [H] . [eiseres] concludeert daaruit dat sprake is van blijvende klachten en beperkingen als gevolg van koolmonoxidevergiftiging. Het gaat volgens haar om luchtwegklachten, stemklachten, geheugen- en concentratieproblemen, stemmingsklachten, visusklachten, verminderde smaak en reuk, pijnlijke nek en pijnlijke bovenste ledematen.

4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Het klachtenpatroon van [eiseres] is door verschillende deskundigen beoordeeld naar de relatie met een mogelijke koolmonoxidelekkage. De deskundigen [H] en [I] achten een dergelijke relatie aanwezig, terwijl [G] en [L] van oordeel zijn dat de klachten daarmee geen verband houden. De deskundigen zijn het er over eens dat in de literatuur geen voor een koolmonoxide-intoxicatie specifiek klachtenbeeld is beschreven. De klachten die bij een chronische blootstelling aan een lagere COHb concentratie in het bloed worden beschreven zijn veel voorkomende algemene klachten bij een scala van veel voorkomende klachtenbeelden en ziektebeelden.

4.7.
Het omvangrijke medisch dossier van [eiseres] laat zien dat [eiseres] al jaren vóór de installatie van de CV-ketel (in 2009) kampte met gezondheidsklachten.

Uit een niet weersproken ‘overzicht van contactfrequenties met de huisarts en de aanleiding voor het contact’ uit het rapport van [L] blijkt dat vanaf 2002 de frequentie van het gemiddeld aantal doktersbezoeken toeneemt (in bijvoorbeeld 2002: 6 keer, 2006: 15 keer, in 2009: 14 keer). Het dossier maakt verder melding van een burn-out (2002), een schildklierontsteking (2005-2006), angst voor schildklierklachten (in 2007, 2008, 2009), hoofdpijnklachten (in 1980, 1997, 2006 en 2007), vermoeidheidsklachten (1980, 1987, 1989, 1990, 1993 en 1997) buikklachten (2002, 2005 en 2006), luchtwegklachten (1996, 1997, 2004 en 2005) en pijnklachten in het bewegingsapparaat zijnde nek (2004).

4.8.
Ten aanzien van de jaren van 2009 tot en met 2016 volgt uit de medische informatie dat [eiseres] in die periode gemiddeld 17 keer per jaar een arts bezocht. Niet in geschil is dat [eiseres] van 15 september 2009 tot en met 10 februari 2011 haar woning had verhuurd aan expats, waardoor zij in die periode niet in de woning verbleef. Uit de medische informatie volgt evenwel dat zij in 2010 16 keer contact heeft gehad met haar huisarts onder meer met betrekking tot hoofdpijn- en vermoeidheidsklachten. Dat is niet minder dan het aantal bezoeken in 2009 van 14 en nauwelijks minder dan in 2011, toen zij de arts 18 keer heeft bezocht.
Longklachten of benauwdheidsklachten komen in de informatie in de periode tot eind 2015 niet voor. Eerst eind 2015 kreeg [eiseres] longklachten. Volgens longarts [J] zou dit het gevolg kunnen zijn geweest van RADS. In 2016 is vervolgens een normale longfunctietest afgenomen. Hoofdpijnklachten werden ook gerapporteerd in september 2009 en 2010, toen [eiseres] in een andere woning verbleef. In 2012 heeft [eiseres] heup- en bekkenklachten ondervonden waarvoor geen verklaring is gevonden en ook in 2014 en 2016 heeft [eiseres] gewrichtsklachten gerapporteerd. [eiseres] is in verband met tintelingen in de arm en hand in augustus 2015 door een neuroloog gezien. Na onderzoek met EMG en MRI-scan is geconcludeerd dat sprake was van een carpaal tunnelsyndroom (CTS), waaraan [eiseres] in 2017 is geopereerd. Dit heeft niet tot verbetering geleid. Met betrekking tot cognitieve klachten geeft het medisch dossier weinig informatie. Alleen in combinatie met hoofdpijn wordt daarover in 2010 en 2013 gerapporteerd.

4.9.
Ná de reparatie van de CV-ketel, begin 2016, heeft [eiseres] volgens het medisch dossier klachten gehouden. Zo blijkt de frequentie van de bezoeken aan een arts vanaf 2016 weer te zijn toegenomen tot gemiddeld 28 keer per jaar. Ook in die periode worden hoofdpijnklachten, vermoeidheid, wazig zien (begonnen na een hevige periode van hoofdpijn) en longklachten gerapporteerd.

4.10.
Wanneer men de medische informatie in het geheel beziet kan worden geconcludeerd dat de klachten die [eiseres] heeft ervaren zeer gevarieerd zijn. Dat geldt voor de klachten vóór 2009 en ná 2016, maar ook ten aanzien van de periode van de gestelde blootstelling. Door verschillende artsen is in die laatstgenoemde periode een verscheidenheid aan diagnoses gesteld, zoals migraine, spanningshoofdpijn, periorbitale hoofdpijn, prikkelbare darmsyndroom (2010), CTS (2015), astma en mogelijk hyperventileren (2016). Ook is door laboratoriumonderzoek in 2015 vastgesteld dat er bij [eiseres] sprake is geweest van een overdosering met schildklierhormoon. Naast longarts [J] heeft geen andere arts een verband gelegd tussen de klachten van [eiseres] en een CO-intoxicatie. Verwezen wordt onder meer naar de brief van neuroloog [K] , waarin deze naar aanleiding van de vraag van [eiseres] of haar klachten aan koolmonoxide vergiftiging zouden kunnen liggen, aangeeft geen duidelijke aanknopingspunten te zien voor een relatie tussen een mogelijke koolmonoxidevergiftiging en de klachten van patiënte.

4.11.
Uit de hiervoor omschreven medische informatie leidt de rechtbank af dat [eiseres] gedurende een lange periode een breed scala aan deels vage klachten heeft gehad. Een aantal van deze klachten zou op zich kunnen passen bij een koolmonoxide-intoxicatie, maar het patroon van klachten geeft onvoldoende grond om een relatie met een blootstelling aan koolmonoxide te kunnen aannemen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat er geen duidelijk temporeel verband waarneembaar is. De klachten beperken zich immers niet tot de periode van de gestelde blootstelling, maar hebben zich ook voor 2009, in 2010 en na 2016 voorgedaan. Daarnaast is in de loop van de jaren een aantal alternatieve diagnoses gegeven, waarvan de onjuistheid niet is aangetoond en is ten aanzien van een ander deel, zoals de vermoeidheidsklachten, geen eenduidige diagnose gesteld. Dit leidt ertoe dat de medische informatie onvoldoende aanknopingspunten biedt om een causaal verband met de gestelde koolmonoxideblootstelling te kunnen vaststellen en de vordering enkel om die reden al dient te stranden.

4.12.
De rapportages van [J] , [I] en [H] leiden niet tot een ander oordeel. Tegenover de (niet geobjectiveerde) conclusie van [J] staat de conclusie van [K] . Daarmee heeft Bosch de conclusie van [J] voldoende weerlegd. Het verschil van inzicht tussen de verschillende artsen geeft tevens blijk van de moeilijk te objectiveren klachten van [eiseres] en het scala aan oorzaken die deze klachten kunnen hebben.

De conclusies van [I] en [H] zijn door [L] en [G] uitgebreid weersproken. [L] heeft in dat kader uitvoerig betoogd dat de vage klachten en aandoeningen van [eiseres] dienen te worden geschaard onder de benaming SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten) en dat de verschillende klachten in alle gevallen een plausibele andere oorzaak kennen dan een vermeende langdurige blootstelling aan koolmonoxide, zoals een overssuppletie met schildklierhormoon.

[G] heeft aangegeven dat een blootstelling van 24 uur aan 100 ppm, die wordt afgewisseld door perioden zonder koolmonoxide blootstelling, niet zal resulteren in een ernstig en langdurig zuurstoftekort en blijvende gezondheidsschade.

Hoewel [I] en [H] tot de conclusie komen dat aannemelijk is dat dat [eiseres] langdurig is blootgesteld aan koolmonoxide en dat de blijvende gezondheidsschade bij [eiseres] meest waarschijnlijk het gevolg is van een koolmonoxide-intoxicatie wordt deze conclusie naar het oordeel van de rechtbank niet overtuigend gemotiveerd. De rapportages, die hun basis vinden in het uitgangspunt dat [eiseres] langdurig is blootgesteld aan koolmonoxide, refereren aan dezelfde medische informatie als hiervoor is omschreven. De conclusies die [I] en [H] daaruit trekken worden, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, door de rechtbank niet gedeeld.

4.13.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [eiseres] in haar stelling dat het gebrek al in 2009 aanwezig was, zij ten gevolge daarvan gedurende zeven jaar is blootgesteld aan een CO-lekkage en als gevolg daarvan schade heeft geleden, niet kan worden gevolgd. Nu onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren zijn gekomen waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres] schade heeft geleden ten gevolge van de door haar gestelde gebreken aan de CV-ketel, dienen de vorderingen zonder nadere bewijslevering te worden afgewezen.
Voor zover [eiseres] zou hebben aangevoerd - dan wel heeft bedoeld tevens aan te voeren - dat zij vanaf november 2015 is blootgesteld aan koolmonoxide en vanaf die periode klachten ten gevolge van een blootstelling aan koolmonoxide heeft ontwikkeld, kan zij daarin gelet op het medisch dossier evenmin worden gevolgd. Ook dan ontbreekt een causaal verband gelet op de klachten, de duur van de blootstelling, de mogelijke alternatieve verklaringen en de perioden waarin de klachten zich hebben voorgedaan.

4.14.
Het beroep van [eiseres] op de omkeringsregel en het verzoek om aansluiting te zoeken bij beroepsziektezaken maakt het voorgaande niet anders. Ook bij de omkeringsregel in geval van beroepsziekte, waarbij een lagere drempel geldt dan bij de commune omkeringsregel, geldt dat een te onzeker of onbepaald verband onvoldoende is voor een bewijsvermoeden. De feitenrechter moet per geval op grond van de concrete feiten en omstandigheden beoordelen of de ondergrens voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel is behaald (zie o.a. HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR: BZ1717). Dat in de onderhavige zaak sprake is van een te onzeker of onbepaald verband volgt uit de omstandigheid dat van een langdurige en intensieve blootstelling (vanaf 2009) onvoldoende is gebleken, dat onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn waaruit volgt dat de klachten in tijd overeen komen met de gestelde blootstelling en dat de mogelijkheid bestaat dat de klachten alternatieve oorzaken hebben. Van de vereiste mate van waarschijnlijkheid, dan wel aannemelijkheid, is dan ook geen sprake.

4.15.
De slotsom luidt dat de vordering zal worden afgewezen.

4.16.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bosch worden begroot op:
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat 1.629,00 (3,0 punten × tarief € 543,00)

Totaal € 3.579,00
ECLI:NL:RBOVE:2020:1336