Rb Dordrecht, kanton 230309 burnout agv werk, geen schending zorgplicht, ook niet bij reintegratie
- Meer over dit onderwerp:
Rb Dordrecht, kanton 230309 burnout agv werkomstandigheden, geen schending zorgplicht, ook niet bij reintegratie
1. De feiten
1.1. [werkneemster], geboren op 24 juni
1953, is sinds 1 oktober 1989 als verpleegkundige bij Rivas in dienst.
Tot medio november 2005 heeft [werkneemster] gewerkt op de afdeling
spoedeisende hulp (hierna: de SEH).
1.2. In augustus 2004 is door de verzekeraar van Rivas, Medirisk, een
risk management audit uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan is een
rapport opgesteld dat betrekking heeft op meerdere afdelingen van het
ziekenhuis. Onderdelen van dit rapport zijn als aandachtspunten in de
Risico-Inventarisatie en Evaluatie 2005 en het plan van aanpak
opgenomen. In het rapport wordt onder meer geconstateerd dat de
formatie van de SEH in beginsel toereikend is, maar dat door
zwangerschap/ziekte en vakantie de nachtdienst op dat moment door één
verpleegkundige wordt verricht en dat men administratieve ondersteuning
mist.
1.3. In september 2004 is [werkneemster] tijdens haar werkzaamheden
flauwgevallen in verband met een daling van haar bloeddruk. De huisarts
van [werkneemster] heeft geconstateerd dat zij door de hoge werkdruk
was ingestort.
1.4. Naar aanleiding van het flauwvallen heeft [werkneemster] een
klacht ingediend bij de Arbeidsinspectie over de structurele
onderbezetting op de SEH. De Arbeidsinspectie heeft op 20 oktober 2004
een onderzoek ingesteld en heeft twee overtredingen van de
Arbeidsomstandighedenwet geconstateerd, te weten het onvoldoende
aandacht besteden aan het voorkomen/opheffen van de mogelijk aanwezige
werkdruk en het niet aanwezig zijn van een plan van aanpak over 2004
behorende bij de schriftelijke risico-inventarisatie en –evaluatie.
Rivas heeft de geconstateerde overtredingen opgeheven binnen de termijn
die de Arbeidsinspectie hiervoor heeft gesteld.
1.5. In september/oktober 2004 heeft de toenmalige bedrijfsarts in een
notitie melding gemaakt van burn-outklachten bij [werkneemster] en
heeft hij een burn-outprogramma bij expertisebureau HSK Groep geopperd.
Hieraan is geen gevolg gegeven door Rivas. Op 11 november 2004 heeft de
arbodienst van Rivas de eerste probleemanalyse opgesteld. Hierin staat
vermeld dat de hoofdoorzaak van het verzuim is gelegen in de
arbeidsomstandigheden. In 2005 heeft Rivas maatregelen genomen ter
verlaging van de werkdruk.
1.6. Per 1 februari 2005 heeft [werkneemster] haar werkzaamheden op de SEH hervat.
1.7. In november 2005 is [werkneemster] wederom arbeidsongeschikt
geraakt. Rivas heeft een casemanager benoemd, de heer [leidinggevende],
leidinggevende van de SEH. Voorts is de bedrijfsarts ingeschakeld en is
er een probleemanalyse en een plan van aanpak opgesteld. Het interne
mobiliteitsbureau Moving is ingeschakeld om te zoeken naar
mogelijkheden binnen Rivas.
1.8. [werkneemster] heeft in een aantal functies buiten de SEH op
re-integratiebasis gewerkt. In maart 2006 is zij ingewerkt als avond-
en nachthoofd in het verpleegtehuis van Rivas. Deze functie is voor
[werkneemster] niet geschikt gebleken. In een verslag van de
bedrijfsarts van 28 maart 2006 staat vermeld dat de leidinggevende van
[werkneemster] het idee heeft dat ze overspannen is. De leidinggevenden
van de SEH en het hoofd van het verpleegtehuis hebben [werkneemster]
een brief gestuurd met daarin klachten over haar functioneren.
1.9. Het bureau Moving heeft [werkneemster] vervolgens voorgedragen
voor de vacature longverpleegkundige, maar voor deze functie is zij
niet aangenomen vanwege haar klachten en vanwege het feit dat zij
vanwege haar klachten geen nachtdiensten kon vervullen. In september
2006 heeft [werkneemster] gewerkt op de afdeling neurologie, vervolgens
op de afdeling polikliniek/hartfunctie en in november 2006 op de
polikliniek chirurgie en de functieafdeling. Deze functies zijn evenmin
geschikt gebleken voor [werkneemster].
1.10. Op 21 september 2006 is de begeleiding van de bedrijfsarts
beëindigd, ondanks een verzoek van [werkneemster] om haar klachten te
bespreken. Eind 2006 is de bedrijfsarts weer ingeschakeld. Vanaf
december 2006 hebben tevens gesprekken plaatsgevonden tussen
[werkneemster] en de nieuwe casemanager, mevrouw [casemanager].
1.11. In december 2006 is besloten expertisebureau HSK Groep in te
schakelen. Psychiater de heer dr. S.W. Hofman en psycholoog mevrouw
drs. P.D. Jansen zijn een onderzoek gestart. Door de onderzoekers is
geconcludeerd dat bij [werkneemster] sprake is van een burn-out en dat
de klachten vanaf augustus 2004 in wisselende mate aanwezig zijn
geweest. De onderzoekers hebben voorts geconcludeerd dat het ontstaan
van de klachten samenhangt met factoren in de werksituatie, te weten de
hoge werkdruk op de SEH. De onderzoekers hebben geen familiale
omstandigheden vastgesteld die relevant zijn voor het onderzoek.
1.12. [werkneemster] is naar aanleiding van de rapportage van HSK
Groep bij dit bureau in behandeling gegaan. De behandeling heeft de
klachten van [werkneemster] niet verminderd.
1.13. In juni 2007 heeft Rivas een deskundigenoordeel gevraagd bij het
UWV naar aanleiding van klachten van [werkneemster] dat Rivas niet
voldeed aan haar re-integratieverplichtingen. Het UWV heeft geoordeeld
dat de re-integratie-inspanningen van Rivas onvoldoende zijn geweest
aangezien er niet van arbo-arts was gewisseld, hetgeen door
[werkneemster] was verzocht, en omdat de arbo-arts te veel buiten het
re-integratietraject werd gehouden. Naar aanleiding van dit oordeel
heeft Rivas in juli 2007 besloten om een andere arbo-arts in te zetten.
1.14. In augustus 2007 hebben partijen een WIA-aanvraag ingediend.
Vanwege het ontbreken van een aantal administratieve gegevens heeft het
UWV in eerste instantie besloten dat Rivas niet aan haar
re-integratieverplichtingen zou hebben voldaan en heeft het UWV Rivas
een loonsanctie opgelegd. Nadat Rivas de benodigde gegevens alsnog
heeft overgelegd, is de opgelegde sanctie ongedaan gemaakt. Vanaf 18
november 2007 ontvangt [werkneemster] een loongerelateerde
WIA-uitkering.
2. De vordering
2.1. [werkneemster] vordert dat bepaald wordt dat Rivas tekort is
geschoten in de zorgplicht jegens [werkneemster]. Voor zover Rivas
aansprakelijkheid betwist vordert [werkneemster] dat Rivas bij
tussenvonnis wordt veroordeeld tot afgifte van de rapportage van
Medirisk van augustus 2004, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-
per dag. Voorts vordert [werkneemster] dat Rivas wordt veroordeeld tot
betaling van de materiële en immateriële schade, nader op te maken bij
staat, te vermeerderen met de wettelijke rente. [werkneemster] vordert
tevens betaling van een bedrag van € 27.000,- bij wege van voorlopige
voorziening als voorschot op de totale schade. Tot slot vordert
[werkneemster] de proceskosten.
2.2. [werkneemster] voert hiervoor aan dat zij door het aanwezig zijn
van een te hoge werkdruk op de SEH een burn-out heeft gekregen en
arbeidsongeschikt is geraakt. Door het te laat onderkennen van haar
klachten is de psychische schade vervolgens nog extra toegenomen. Rivas
heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht door zich onvoldoende in
te spannen om overbelasting van [werkneemster] te voorkomen en
vervolgens door zich onvoldoende in te spannen voor de re-integratie.
Doordat Rivas haar zorgplicht heeft geschonden, heeft [werkneemster]
materiële en immateriële schade geleden. Het gevorderde voorschot van €
27.000,- is gebaseerd op de geschatte inkomstenderving over 2008 en
2009, verhoogd met de kosten van rechtsbijstand.
2.3. [werkneemster] heeft voorts aangevoerd dat zij, aangezien Rivas
haar verweer baseert op het rapport van Medirisk, inzage wenst te
hebben in de gehele rapportage. [werkneemster] vordert afgifte van de
rapportage op grond van artikel 843a Rv.
3. Het verweer
3.1. Rivas heeft betwist dat [werkneemster] er een verband bestaat
tussen de werkzaamheden van [werkneemster] en de gestelde schade. De
door [werkneemster] overgelegde medische gegevens houden geen
objectieve medische rapportage in over de vraag of de gestelde klachten
zijn opgelopen in de uitoefening van de werkzaamheden.
3.2. Voor zover vast zou komen te staan dat [werkneemster] de gestelde
klachten wel heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden,
betwist Rivas dat zij is tekort geschoten in de nakoming van haar
zorgplicht, zoals bedoeld in artikel 7:658 BW.
3.3. Indien geoordeeld wordt dat er grond is voor toewijzing van een
bedrag aan schadevergoeding, dan heeft Rivas betwist dat er reden is om
bij wege van voorlopige voorziening een bedrag van € 27.000,- toe te
wijzen.
3.4. Rivas heeft aangevoerd dat [werkneemster] geen beroep toekomt op
artikel 843a Rv met betrekking tot het rapport van Medirisk, aangezien
[werkneemster] hier geen partij bij is. Daar Rivas reeds de passages
uit het rapport heeft overgelegd die betrekking hebben op de SEH, is
Rivas van mening dat [werkneemster] geen rechtmatig belang meer heeft
bij overlegging van de rest van de rapportage.
Beoordeling van het geschil
Rapport Medirisk
4. Op grond van artikel 843a Rv. kan diegene die daarbij rechtmatig
belang heeft, inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde
bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn
rechtsvoorgangers partij zijn. Het rapport waarvan [werkneemster] een
afschrift heeft gevorderd, betreft een stuk dat is opgesteld door
Medirisk ten behoeve van Rivas op grond van de verzekeringsovereenkomst
die tussen die twee partijen geldt. [werkneemster] is geen partij bij
deze overeenkomst zodat de vordering reeds hierom dient te worden
afgewezen. Bovendien heeft Rivas reeds onderdelen van dit rapport die
betrekking hebben op de SEH in het geding gebracht en zijn de
aandachtspunten ten aanzien van de SEH opgenomen in de
Risico-Inventarisatie en Evaluatie 2005 en het plan van aanpak.
Geoordeeld wordt dan ook dat Rivas in deze procedure voldoende
informatie met betrekking tot het rapport heeft verschaft.
Schade in de uitoefening van de werkzaamheden?
5. Niet betwist is dat [werkneemster] leidt aan burn-outklachten. Voor
beantwoording van de vraag of Rivas aansprakelijk is voor de schade die
[werkneemster] door deze klachten leidt, is allereerst van belang of
vastgesteld kan worden of de schade is ontstaan in de uitoefening van
haar werkzaamheden. Uit lid 1 van artikel 7:658 BW volgt dat het aan de
werknemer is om dit te stellen en zonodig te bewijzen.
6. [werkneemster] heeft voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd
op grond waarvan geoordeeld kan worden dat er op de SEH regelmatig
sprake was van een hoge werkdruk. Hiertegenover heeft Rivas geen
privéomstandigheden aangevoerd die de burn-outklachten bij
[werkneemster] teweeggebracht kunnen hebben. Evenmin zijn uit de
overgelegde probleemanalyses, artsennotities en het uitvoerige rapport
van HSK Groep niet-arbeidsgebonden factoren te destilleren die de
klachten zouden kunnen hebben veroorzaakt. Gelet op deze omstandigheden
wordt geoordeeld dat [werkneemster] genoegzaam heeft aangetoond dat de
klachten die zij ondervindt, zijn ontstaan in de uitoefening van haar
werkzaamheden.
Zorgplicht Rivas
7. Nu is vastgesteld dat [werkneemster] medische klachten heeft
opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden, is Rivas
aansprakelijk voor de schade die [werkneemster] hierdoor lijdt, tenzij
Rivas aantoont dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht ex artikel
7:658 lid 1 BW.
Uit de stellingen van [werkneemster] is op te maken dat zij van mening
is dat Rivas op twee punten tekort is geschoten in haar zorgplicht. In
de eerste plaats heeft [werkneemster] gesteld dat Rivas zich
onvoldoende heeft ingespannen om overbelasting van [werkneemster] te
voorkomen. Voorts heeft [werkneemster] gesteld dat Rivas zich
onvoldoende heeft ingespannen voor de re-integratie.
8. Gelet op de inhoud van het rapport van de Arbeidsinspectie, het
rapport van Medirisk voor zover van toepassing op de SEH en de
Risico-Inventarisatie en Evaluatie 2005 kan geoordeeld worden dat er in
beginsel voldoende formatie was op de SEH, maar dat er sprake was van
een verhoogde werkdruk gedurende de zomer van 2004, met name door
ziekte, zwangerschapsverlof en vakanties. Dat er voorafgaand aan deze
periode ook al sprake was van werkdrukproblemen, is niet gebleken. Uit
met medewerkers van de SEH gehouden interviews, waarvan de uitkomsten
zijn opgenomen in de Risico-Inventarisatie en Evaluatie 2005, is af te
leiden dat de medewerkers regelmatig kampen met pieken in de
hoeveelheid werk, maar dat de werkdruk niet als te hoog wordt ervaren.
De pieken in het werk op de SEH zijn voorts inherent aan de specifieke
zorgverlening op de SEH.
9. Rivas heeft naar aanleiding van de geconstateerde aandachtspunten
de personele bezetting verbeterd door het inzetten van uitzendkrachten
en uitbreiding in de nacht. In een schrijven van een toenmalig
leidinggevende van de SEH, [leidinggevende], van december 2005 staat
vermeld dat ook [werkneemster] heeft erkend dat de werksituatie is
verbeterd.
10. Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat er voorafgaand aan
het uitvallen van [werkneemster] in september 2004 weliswaar sprake was
van een tijdelijk verhoogde werkdruk, maar dat de omstandigheden
waaronder [werkneemster] diende te werken niet abnormaal en excessief
waren. Bovendien heeft Rivas naar aanleiding van de geconstateerde
aandachtspunten adequate maatregelen genomen om de werkdruk te
verminderen. Dit leidt tot de conclusie dat Rivas haar zorgplicht ten
aanzien van de omstandigheden waaronder [werkneemster] haar
werkzaamheden diende te verrichten niet heeft geschonden.
11. Resteert het punt van de re-integratie-inspanningen die Rivas heeft verricht.
Rivas heeft direct na de uitval van [werkneemster] de arboarts
ingeschakeld. Ook zijn er probleemanalyses en plannen van aanpak
opgesteld. Voorts heeft Rivas casemanagers aangesteld als eerste
aanspreekpunt voor [werkneemster] die veelvuldig gesprekken met
[werkneemster] hebben gevoerd.
Rivas heeft diverse functies aan [werkneemster] aangeboden in het kader
van het re-integratietraject. Het verwijt van [werkneemster] dat Rivas
haar functies heeft aangeboden die niet aansloten bij de voor
[werkneemster] geconstateerde beperkingen wordt verworpen. Zo is uit de
re-integratie-intake bij Moving van 10 januari 2006 bijvoorbeeld op te
maken dat [werkneemster] zelf heeft aangegeven geïnteresseerd te zijn
in de functie van nachthoofd in het verpleegtehuis. Het voorstellen van
functies die wellicht niet geheel aansluiten bij de medische
beperkingen wordt niet onzorgvuldig of in strijd met goed
werkgeverschap geacht. Niet betwist is immers dat de proefplaatsingen
in de diverse functies in overleg met [werkneemster] hebben
plaatsgevonden.
Ook uit het oordeel van het UWV omtrent de re-integratie-inspanningen
van Rivas is niet op te maken dat het UWV uiteindelijk van mening is
dat Rivas niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. Weliswaar is een
aantal zaken niet vlekkeloos verlopen, zoals het tijdelijk beëindigen
van de begeleiding door de arboarts in september 2006, het niet
wisselen van arboarts op verzoek van [werkneemster] en het niet tijdig
aanleveren van alle administratieve gegevens in het kader van de
WIA-aanvraag, doch gezien de inspanningen die Rivas wél heeft verricht,
worden deze feiten van minder belang geacht.
12. Door HSK Groep is uiteindelijk vastgesteld dat [werkneemster]
reeds gedurende een lange tijd aan burn-outklachten leed en dat er nog
geen adequate behandeling had plaatsgevonden. Gelet op de
re-integratie-inspanningen die Rivas in de periode voorafgaand aan het
onderzoek door HSK Groep heeft geleverd, wordt geoordeeld dat het Rivas
niet verweten kan worden dat HSK Groep niet eerder is ingeschakeld en
dat achteraf is gebleken dat niet tijdig de juiste behandeling van de
klachten van [werkneemster] heeft plaatsgevonden. Alhoewel dit laatste
zeer spijtig is voor [werkneemster], gelet op de lange periode waarin
zij met de burn-outklachten te kampen heeft, wordt geoordeeld dat Rivas
wel aan haar zorgplicht ex artikel 7:658 BW lid 1 heeft voldaan en
derhalve niet aansprakelijk is voor de schade die [werkneemster] lijdt.
13. De vordering wordt gelet op het voorgaande afgewezen en
[werkneemster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de
proceskosten veroordeeld. LJN BH7581