RBROT 071022 vrijwilliger valt op schaatsbaan; organisator heeft niet voldaan aan zorg/instructieplicht uit 7:658 lid 4 jo lid 1 BW
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 071022 vrijwilliger valt op schaatsbaan; organisator heeft niet voldaan aan zorg/instructieplicht uit 7:658 lid 4 jo lid 1 BW
- kosten gevorderd en toegewezen 10,5 uur x € 255,00 + 21%, totaal € 3.239,78
2. De feiten
2.1
In de periode van 14 december 2019 tot en met 11 januari 2020 heeft Winterterras een winterevenement georganiseerd in het Oranjepark te Vlaardingen. Dit evenement bestond uit een schaatsbaan met schaatsverhuur en een horecagelegenheid. De schaatsbaan had een oppervlakte van in totaal 800 m2 en bestond uit een overdekte baan en een 140 meter lange, smalle meanderende buitenbaan. De schaatsbaan is aangelegd door [bedrijf01] te [plaats01]. Inwoners van Vlaardingen konden tegen betaling van een toegangsprijs van € 4,00 (inclusief schaatshuur) gebruik maken van de schaatsbaan.
2.2
Winterterras heeft voorafgaand aan het evenement vrijwilligers geworven. In dat verband heeft Winterterras een advertentie geplaatst. In die advertentie is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“( ... ) Het Winterterras is op zoek naar vrijwilligers vanaf 16 jaar voor de volgende functies:
( ... )
Baanwachten (op schaatsen)
- eigenlijk de ‘baas’ op de schaatsbaan, toezicht houden op veiligheid en publieksassistentie
- diensten in blokken van minimaal 3 of 4 uur
( ... )
Vrijwilligersvergoeding:
( ... )
23 jr en ouder € 5,- per uur
( ... )”
2.3
[verzoeker01] heeft zich bij Winterterras aangemeld als vrijwilliger voor de functie van baanwacht. De werkzaamheden van baanwacht bestonden uit het toezicht en controle houden op de schaatsende bezoekers.
2.4
[naam04] (hierna: [naam04] ), projectleider bij Winterterras, heeft op 8 december 2019 een voorlichtingsavond verzorgd voor de schaatsbaanwachten. [verzoeker01] was hierbij aanwezig.
2.5
De officiële opening van het Winterterras heeft plaatsgevonden op zaterdag 14 december 2019. Op vrijdag 13 december 2019 vond de try-out van het Winterterras plaats. [verzoeker01] stond op die dag tussen 18.00 uur en 22.00 uur ingeroosterd als schaatsbaanwacht. Er waren door Winterterras geen andere schaatsbaanwachten ingeroosterd voor die uren. [verzoeker01] heeft zich op 13 december 2019 rond 18.00 uur gemeld bij de schaatsbaan. Winterterras heeft [verzoeker01] op dat moment ijshockeyschaatsen, een trui, jas en handschoenen ter beschikking gesteld om zijn werkzaamheden uit te voeren. Vervolgens heeft [verzoeker01] de schaatsbaan betreden en heeft hij zijn werkzaamheden als baanwacht op schaatsen uitgevoerd. Rond half acht is [verzoeker01] ten val gekomen en is hij (onder andere) op zijn rechter elleboog terecht gekomen. Om 19.43 uur is een ambulance gebeld.
2.6
[verzoeker01] is vervolgens per ambulance naar het Franciscus Gasthuis & Vlietland Ziekenhuis te Rotterdam gebracht, alwaar hij aan zijn verwondingen is behandeld.
Op 8 maart 2021 is [verzoeker01] geopereerd aan zijn rechter elleboog.
2.7
Bij e-mail van 4 augustus 2020 is Winterterras door de (voormalige) gemachtigde van [verzoeker01] aansprakelijk gesteld ex artikel 7:658 BW voor het ongeval van 13 december 2019. Winterterras heeft de aansprakelijkheidsstelling van 4 augustus 2020 doorgestuurd aan haar aansprakelijkheidsverzekeraar NN. Bij e-mail van 21 oktober 2020 heeft NN aansprakelijkheid afgewezen.
2.8
Naar aanleiding van het verzoekschrift heeft NN opdracht gegeven aan [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ) om een toedrachtsonderzoek te verrichten. Het onderzoek is uitgevoerd door [naam05] (hierna: [naam05] ). Naar aanleiding van dit onderzoek is door [naam05] een expertiserapport opgemaakt d.d. 10 mei 2022.
2.9
Uit het expertiserapport blijkt dat [naam05] op 11 april 2022 met [naam01] heeft gesproken. In het daarvan door [naam05] opgestelde gespreksverslag, dat door [naam01] is ondertekend en als bijlage 2 bij het expertiserapport is bijgevoegd, is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“( ... )
Het aantal aanmeldingen was ruim genoeg om een screening te kunnen maken van de meest geschikte kandidaten voor het vrijwilligerswerk. [verzoeker01] leek een geschikte kandidaat als baanwacht, dus kreeg hij deze vrijwilligersfunctie aangewezen. Hierbij is niet specifiek gevraagd of gecontroleerd of [verzoeker01] uit de voeten kon op schaatsen. Vanwege het feit dat [verzoeker01] zich had aangemeld voor een functie op schaatsen, gingen wij er vanuit dat hij kon schaatsen. Aan de overige baanwachten is eveneens niet gevraagd welke ervaring zij met schaatsen hadden, dan wel uitleg gegeven over op welke wijze het schaatsen in zijn werk ging.
Als voorbereiding op het vrijwilligerswerk heeft er eind november 2019 een voorlichtingsavond voor alle vrijwilligers plaatsgevonden. Bij deze voorlichtingsavond is met name bekend gemaakt wat het winterevenement inhield wanneer het open zou gaan en wat er van de vrijwilligers verwacht werd. Zo werd aangegeven dat de vrijwilligers op tijd moesten zijn voor hun diensten, werd bekend gemaakt dat zij recht hadden op een consumptie tijdens de dienst en werd overeenkomstig de advertentie, vermeld dat zij voor alle gemaakte uren een vrijwilligersvergoeding zouden ontvangen. Verder werd bijvoorbeeld vermeld dat de vrijwilligers geen alcohol mocht drinken tijdens hun werkzaamheden.
De vrijwilligers hebben aan het einde van deze voorlichtingsavond allemaal een trui, een stevige jas en handschoenen van Stichting Winterterras ontvangen. Deze trui en jas, beide in een blauwe kleur en voorzien van het logo van Stichting Winterterras, alsmede de handschoenen, dienden de vrijwilligers gedurende hun werkzaamheden te dragen en moesten zij aan het einde van het evenement weer in te leveren. Het dragen van handschoenen op de schaatsbaan was voor iedere bezoeker verplicht, dus bood Stichting Winterterras ook handschoenen aan bezoekers aan, indien zij deze niet bij zich hadden.
Vanuit Stichting Winterterras werd verder geen bescherming aan de vrijwilligers of de bezoekers van de schaatsbaan aangeboden, zoals een helm of andere valbescherming. Het dragen van zulke valbescherming, zoals knie-, pols- of elleboogbeschermers, is ook niet gangbaar op schaatsbanen in Nederland. Het dienstenpakket van [bedrijf01] de leverancier van de schaatsbaan en de schaatsen, bevatte ook geen optionele uitbreiding met valbescherming. [naam06] deelt hierover nog mede dat hij het bij een meer professionele schaatsbaan zoals [naam schaatsbaan01] in [plaats02] ook niet gangbaar is om valbescherming te dragen.
Het bestuur van de Stichting Winterterras heeft voor het winterevenement twee projectleiders aangesteld. De projectleiders waren verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken bij het winterevenement. Een van deze projectleiders, genaamd [naam07] , heeft de vrijwilligers voor de functie baanwacht na de voorlichtingsavond nog van meer uitgebreide instructies voorzien. Hierbij is, voor zover bij ons bekend, met name aandacht besteed aan de verantwoordelijkheid die je als baanwacht had. [verzoeker01] was hierbij aanwezig.
De baanwachten dienden altijd toezicht te houden op de bezoekers van het evenement en daarbij goed zichtbaar op de schaatsbaan te staan, met de blauwe winterjas van Stichting Winterterras aan. Het was niet de bedoeling dat de baan wachten - gezien hun taak om toezicht te houden op de veiligheid en het assisteren van het publiek - zelf een rondje zouden gaan schaatsen voor hun plezier. De baan wachten moesten vooral mobiel zijn om snel in te kunnen grijpen bij onverantwoord (schaats) gedrag of te hulp te kunnen schieten bij bijvoorbeeld een valpartij. Dat was de voornaamste reden dat de baanwachten hun functie op schaatsen uit voerden.
Bij het mededelen van deze aanvullende instructies is niet uitgelegd hoe het schaatsen in zijn werk gaat. Nogmaals, wij gingen er als bestuur van Stichting Winterterras vanuit dat alle vrijwilligers die zich voor de functie van baanwacht hadden aangemeld, uit de voeten konden op schaatsen. Wat er precies aan de baanwachten is medegedeeld bij deze aanvullende instructie, is ons niet bekend. Van de aanvullende instructie staat volgens ons niets op papier, maar dit zou u eventueel kunnen navragen bij [naam04] . Het e-mailadres van [naam04] is u bekend.
( ... )
Vanwege de omvang van de schaatsbaan en met name de slingerende buitenbanen, was het niet mogelijk om de baanwachten hun functie langs de baan, op schoenen, uit te laten voeren. Het was vanuit die posities niet mogelijk geweest om toezicht te houden op de gehele schaatsbaan. Bovendien zou er een veel gevaarlijkere situatie zijn ontstaan indien de baan wachten het ijs zouden moeten betreden op hun schoenen, bijvoorbeeld om in te grijpen bij onverantwoord gedrag of het verlenen van hulp. Indien de baan met schoenen betreden wordt, is de kans op vallen namelijk veel groter omdat je dan geen grip hebt. Het leek ons daarom het meest veilig om de baanwachten te voorzien van schaatsen, zodat zij eventueel snel en veilig in zouden kunnen grijpen.”
2.10
In het expertiserapport is onder andere een schriftelijke verklaring van [naam04] opgenomen. Deze verklaring luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“( ... )
- Wanneer heeft het instructiemoment met alle baanwachten plaatsgevonden?
De instructie heeft plaatsgevonden in de week voor aanvang. De precieze datum weet ik niet exact. De baanwachten zijn de huisregels uitgelegd en hebben een taakomschrijving gekregen met daarbij een uitleg gekregen. Ook is verteld dat het niet per se noodzakelijk is om de baanwachterstaken op de schaats uit te voeren. Het belangrijkste was om gedrag van schaatsers te observeren.
- Was [verzoeker01] bij dit instructiemoment aanwezig?
Ja
- Wat hield de taak van een baanwachter precies in?
Observeren van het gedrag van schaatsers. Aanspreken bij overtreden huisregels en baanregels. Problemen doormelden aan locatieleider (bij conflicten niet zelf ingrijpen). Controleren betaalbewijzen (bandje). Bijhouden conditie baan, schade aan het ijs melden aan locatieleider/repareren.
- Welke instructies heeft u de baanwachten gegeven?
Een uitgebreide toelichting op bovenstaand met aansluitend Q&A. Er is geen schriftelijke instructie gegeven.
- Is aan de baanwachten gevraagd, of met de baanwachten besproken, welke ervaring zij hadden met schaatsen?
Ja. Ervaring met schaatsen is niet noodzakelijk. We hadden diverse baanwachten die vanaf de kant, zonder schaatsen, toezicht hielden. Sociale vaardigheden zijn veel belangrijker dan schaatsvaardigheden.
- Is de specifieke instructie gegeven om niet met hoge snelheid rond te schaatsen? Of uitzonderlijke manoeuvres op de schaatsen te maken?
De baan is niet geschikt om hard te schaatsen. De baan was 30 meter lang (rondje). Er is een verplichte schaatsrichting. De baanwachten hebben een toeziende/controlerende functie; het is daarom vanzelfsprekend dat ze niet met hoge snelheid schaatsen of uitzonderlijke manoeuvres maken.
- Wat is er besproken over het stilstaan tijdens het uitvoeren van de functie? Dienden de baanwachten dit bijv. ter hoogte van de boarding te doen?
Baanwachten staan stil op een plek waarbij goed overzicht over de baan mogelijk was. logischerwijs is dat aan de zijkant van de baan. Een expliciete verplichting om ergens stil te staan, voor zover men op schaatsen was, is niet aangegeven. Wel is een 'basispositie' aangegeven. Deze bevindt zich ter hoogte van de ingang van de schaatsbaan."
3. Het verzoek
3.1
[verzoeker01] heeft op de voet van artikel 1019w Rv (de deelgeschilprocedure betreffende letsel- en overlijdensschade) verzocht bij beschikking (kort gezegd):
a. te beslissen dat Winterterras aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die [verzoeker01] heeft geleden, thans lijdt en in de toekomst nog zal lijden ten gevolge van het ongeval dat hem op 13 december 2019 is overkomen;
b. de kosten van rechtsbijstand van [verzoeker01] te begroten op een bedrag van € 3.553,77 en te beslissen dat Winterterras en NN in de begrote kosten van dit deelgeschil worden veroordeeld.
3.2
Aan dit verzoek heeft [verzoeker01] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Winterterras is op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door [verzoeker01] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval dat op 13 december 2019 heeft plaatsgevonden tijdens de uitoefening van zijn vrijwilligers-werkzaamheden voor Winterterras. [verzoeker01] valt als vrijwilliger onder de reikwijdte van artikel 7:658 lid 4 BW. [verzoeker01] is op voormelde datum vanuit stilstand hard ten val gekomen op de schaatsbaan en is op (onder andere) zijn rechter elleboog terechtgekomen. Als gevolg daarvan is [verzoeker01] nog altijd arbeidsongeschikt. Winterterras heeft de uit artikel 7:658 BW voortvloeiende zorgplicht geschonden.
3.2.1
[verzoeker01] verwijt Winterterras primair dat zij onvoldoende maatregelen heeft getroffen dan wel instructies heeft verstrekt om ongevallen zoveel als mogelijk te voorkomen. Winterterras heeft een gevaarzettende situatie in het leven geroepen door de schaatsbaanwachten hun werk op schaatsen uit te laten voeren. Winterterras heeft geen instructies gegeven over de wijze waarop de baanwachten zich op het ijs moesten gedragen. Ook had Winterterras bijvoorbeeld de instructie kunnen geven om ten alle tijden bij stilstand aan de boarding van de schaatsbaan te staan, zodat hieraan vastgehouden kan worden. Dit zou dan de kans op een val aanzienlijk verkleinen. Dergelijke instructies zijn niet gegeven. De door Winterterras ter beschikking gestelde ijshockeyschaatsen zijn niet veilig genoeg om het werk als schaatsbaanwacht uit te voeren. [verzoeker01] stond bovendien al 2 uur en 45 minuten op het ijs op het moment van de val. Winterterras had [verzoeker01] niet zolang achter elkaar op de schaatsbaan mogen laten staan. Er was sprake van een uitputtingsslag.
3.2.2
Subsidiair verwijt [verzoeker01] Winterterras dat zij tekort is geschoten in haar verplichting om te zorgen voor adequate bescherming voor haar vrijwilligers. Het letsel aan de rechter arm van [verzoeker01] had voorkomen kunnen worden of in ieder geval een stuk minder ernstig kunnen zijn, indien hij elleboogbescherming zou hebben gedragen ten tijde van de val. Het is een feit van algemene bekendheid dat ijs glad en hard is. Winterterras had daarom rekening moeten houden met het risico op letsel en zij had daarop moeten anticiperen door het verschaffen van beschermingsmiddelen.
3.3
Daarnaast heeft [verzoeker01] kosten gemaakt voor het voeren van deze deelgeschilprocedure, waarvan hij vergoeding verzoekt. Die kosten heeft hij begroot op een bedrag van in totaal € 3.553,77. Daarbij is gerekend op basis van een uurtarief van € 255,00, vermeerderd met 21% btw.
3.4
Op hetgeen [verzoeker01] overigens nog naar voren heeft gebracht wordt hierna, althans voor zover van belang, ingegaan.
4. Het verweer
4.1
Winterterras en NN hebben primair geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [verzoeker01] in zijn verzoek, nu de zaak niet geschikt is voor behandeling in een deelgeschilprocedure, en om het verzoek van [verzoeker01] ten aanzien van de kostenveroordeling van deze procedure en de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.
Winterterras en NN hebben subsidiair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker01] , nu Winterterras, voor zover artikel 7:658 BW van toepassing is, aan haar zorgplicht heeft voldaan, en om het verzoek van [verzoeker01] ten aanzien van de kostenveroordeling van deze procedure en de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.
4.2
Hiertoe hebben Winterterras en NN - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
4.2.1
Winterterras en NN hebben zich primair op het standpunt gesteld dat de onderhavige kwestie niet geschikt is voor behandeling in deelgeschil. Tussen partijen staat niet vast hoe het ongeval heeft kunnen gebeuren. Er bestaat dus onduidelijkheid over de toedracht van het ongeval. Meerdere aanwezigen hebben verklaard dat [verzoeker01] voorafgaand aan het ongeval op hoog tempo aan het schaatsen was, pirouettes draaide en aan het overstappen was. Dit staat haaks op het standpunt van [verzoeker01] dat hij vanuit stilstand ten val is gekomen.
4.2.2
Subsidiair hebben Winterterras en NN aangevoerd dat artikel 7:658 BW niet van toepassing is. Weliswaar stond [verzoeker01] op 13 december 2019 als schaatsbaanwacht ingeroosterd, maar hij was toen niet bezig met het uitoefenen van zijn taken als baanwacht. Hij stond als recreant op de baan. Het ongeval heeft alleen maar kunnen gebeuren doordat [verzoeker01] voor zijn eigen plezier aan het schaatsen was. De enkele omstandigheid dat het ongeval heeft plaatsgevonden onder werktijd en op de werkplek waar alleen Winterterras toegang toe en controle over had, is onvoldoende om een functioneel verband aan te nemen.
4.2.3
Meer subsidiair, voor het geval wordt geoordeeld dat artikel 7:658 BW wel van toepassing is in het onderhavige geval, hebben Winterterras en NN zich op het standpunt gesteld dat Winterterras aan haar zorgplicht heeft voldaan. Winterterras heeft geen gevaarzettende situatie in het leven geroepen door de schaatsbaanwachten hun werk op schaatsen uit te laten voeren. Het was niet verplicht de werkzaamheden op schaatsten uit te voeren. Ook heeft Winterterras voldoende instructies gegeven. Indien al wordt aangenomen dat Winterterras onvoldoende instructies zou hebben gegeven, dan houdt dit geen verband met de onderhavige schade. Winterterras ziet niet in hoe het geven van instructies daadwerkelijk zou hebben voorkomen dat [verzoeker01] uit volledige stilstand zijn evenwicht verloor en viel, zoals door hem is gesteld.
De ter beschikking gestelde schaatsen waren deugdelijk en volledig nieuw. Bovendien stond [verzoeker01] pas net op de schaatsbaan toen het ongeval plaatsvond. Van een uitputtingsslag was dus geen sprake. De gevorderde beschermingsmaterialen zijn niet redelijk. Elleboogbeschermers worden door de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond (hierna: KNSB) niet verplicht gesteld of aangeraden. Het is ook niet gebruikelijk om bij het schaatsen elleboogbeschermers te dragen of om deze ter beschikking te stellen. Bovendien staat het niet vast dat elleboogbeschermers de val of het letsel dat [verzoeker01] heeft opgelopen hadden kunnen voorkomen.
4.3
Gelet hierop is Winterterras niet aansprakelijk voor de door [verzoeker01] gestelde schade.
Op hetgeen Winterterras en NN overigens nog naar voren hebben gebracht wordt hierna, althans voor zover van belang, ingegaan.
5. De beoordeling
5.1
[verzoeker01] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikelen 1019w-1019cc Rv). Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, kan op grond van artikel 1019w lid 1 Rv de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Daarbij wordt vooropgesteld dat de deelgeschilprocedure partijen een eenvoudige, snelle en ten opzichte van een bodemprocedure (doorgaans) aanmerkelijk goedkopere toegang tot de rechter biedt ter oplossing van een (of meerdere) deelgeschil(len) in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase. De procedure heeft tot doel dat partijen met behulp van de interventie van de deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing komen.
5.2
[verzoeker01] heeft gesteld (kort gezegd) dat Winterterras aansprakelijk is ex artikel 7:658 BW. [verzoeker01] verzoekt in het kader van onderhavige deelgeschilprocedure om die aansprakelijkheid vast te stellen, zodat partijen verder kunnen onderhandelen over de andere geschilpunten en daarover mogelijk ook overeenstemming kunnen bereiken.
5.3
Artikel 7:658 lid 1 BW bevat de zorgplicht van de werkgever voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. De werkgever moet die maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Zo dient de werkgever aanwijzingen te verstrekken om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt, en dient hij tevens de daartoe geëigende veiligheidsmaatregelen te treffen. Daarnaast dient een werkgever ervoor te zorgen dat voldoende veiligheidsmateriaal op de werkplek beschikbaar is, en dient hij erop toe te zien dat zijn werknemers dat materiaal op de juiste wijze gebruiken als de omstandigheden waaronder moet worden gewerkt daarom vragen. Gelet op de ruime strekking van de zorgplicht mag niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan.
Schiet de werkgever tekort in zijn zorgplicht, dan is hij op grond van artikel 7:658 lid 2 BW jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die deze in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De schadeplichtigheid van de werkgever komt te vervallen indien de werkgever aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of indien hij aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
5.4
Het gaat thans dus om de vraag of Winterterras op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker01] stelt te hebben geleden en thans nog lijdt als gevolg van het ongeval op 13 december 2019. Volgens vaste rechtspraak valt vrijwilligerswerk, zoals hier aan de orde, onder het beschermingsbereik van artikel 7:658 lid 4 BW. Partijen zijn het daar ook over eens.
Het verweer van Winterterras en NN dat artikel 7:658 BW hier niet van toepassing is omdat [verzoeker01] op 13 december 2019 niet bezig was met het uitoefenen van zijn taken als baanwacht, kan niet slagen. Partijen zijn het er over eens dat [verzoeker01] op deze datum vanaf 18.00 uur stond ingeroosterd als schaatsbaanwacht, dat hij toen ook daadwerkelijk “dienst” had als vrijwilliger, dat Winterterras op zijn aanwezigheid rekende en dat hij toen ook (vrijwilligers)werkzaamheden heeft uitgevoerd, zodat daarvan wordt uitgegaan. Dat het Winterterras op 13 december 2019 nog een try-out was en dat de officiële opening een dag later heeft plaatsgevonden doet hieraan niet af. Winterterras heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat de schaatsbaan al geopend was, dat bezoekers een toegangskaartje konden kopen, dat er ook daadwerkelijk reeds gebruik werd gemaakt door bezoekers van de schaatsbaan en dat [verzoeker01] op dat moment toezicht diende te houden. Er was dus geen sprake van vrijblijvendheid.
Dat [verzoeker01] die avond wellicht ook, hij bestrijdt dat namelijk, voor zijn eigen plezier heeft rond geschaatst, maakt evenmin dat zijn schade als gevolg van de valpartij niet in de uitoefening van zijn werkzaamheden is geleden. Gesteld noch gebleken is dat het [verzoeker01] tijdens de try-out niet was toegestaan om tijdens zijn werkzaamheden rond te schaatsen en/of dat dat hem uitdrukkelijk verboden was. Evenmin is komen vast te staan dat Winterterras aan [verzoeker01] instructies had gegeven over de wijze waarop hij schaatsend zijn werkzaamheden zou moeten uitvoeren, waarbij van belang is dat [verzoeker01] nu juist geacht werd om rond te schaatsen om de boel in de gaten te houden. Het was namelijk, zo is ook op de mondelinge behandeling aan de orde geweest, niet mogelijk om de gehele ijsbaan vanuit één positie in de gaten te houden. Daar komt bij dat indien en voor zover [verzoeker01] tijdens het verrichten van zijn werkzaamheden mogelijkerwijs is afgeweken van de hem gegeven opdracht het vereiste dat de schade die in de uitoefening van de werkzaamheden is overkomen, ruim moet worden uitgelegd. Nu vaststaat dat het ongeval [verzoeker01] is overkomen terwijl hij aan het werk was en doende was toezicht op de schaatsers te houden, is aan dit vereiste voldaan, óók als hij schaatste op een wijze die mogelijk afweek van de in de ogen van Winterterras gegeven opdracht.
Het voorgaande leidt ertoe dat op Winterterras een zorgplicht rustte op grond van artikel 7:658 BW.
5.5
Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.4 is overwogen, wordt er in rechte vanuit gegaan dat [verzoeker01] in de uitoefening van zijn werk letsel heeft opgelopen, veroorzaakt door het arbeidsongeval dat heeft plaatsgevonden. Daarmee is in beginsel gegeven dat Winterterras aansprakelijk is, tenzij zij stelt en bij betwisting zo nodig bewijst dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, dan wel dat [verzoeker01] zich schuldig heeft gemaakt aan opzet of bewuste roekeloosheid. Nu door Winterterras en NN niet is gesteld dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de kant van [verzoeker01] , behoeft dat onderwerp verder geen bespreking.
5.6
Naar vaste jurisprudentie geldt voor de omvang van de zorgplicht als uitgangspunt hetgeen op grond van regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden van de werkgever wordt verwacht. Naast deze geschreven normen wordt de reikwijdte van deze zorgplicht bepaald door het ongeschreven recht, meer bepaald de zogeheten “Kelderluik-criteria” (Hoge Raad 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079). Dit komt erop neer dat het antwoord op de vraag of de werkgever zijn zorgplicht is nagekomen, afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten oplettendheid van het potentiële slachtoffer en de bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgs- of veiligheidsmaatregelen. Hierbij speelt ook de gebruikelijkheid van deze maatregelen een rol (Hoge Raad 7 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6934).
5.7
Gegeven dat toetsingskader overweegt de kantonrechter allereerst dat, daargelaten of schaatsen een gevaarlijke activiteit is, van een beperkt risico op valpartijen en/of letsel, naar algemeen bekend mag worden verondersteld, in elk geval geen sprake is. IJs is nu eenmaal glad en hard, schaatsen is niet voor iedereen even gemakkelijk en valpartijen op het ijs leiden met grote regelmaat tot letsel. Winterterras heeft voorafgaand aan het evenement niet voor niets een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afgesloten bij NN. Winterterras hield derhalve kennelijk al rekening met het risico dat er ongevallen op de schaatsbaan konden gebeuren.
Voor zover Winterterras met haar stellingname dat het niet verplicht was voor de schaatsbaanwachten om hun werkzaamheden op schaatsen uit te voeren en dat er zogeheten “ombindtuigjes”, die aan de schoenen bevestigd kunnen worden, voor de baanwachten beschikbaar waren, heeft bedoeld dat het schaatsen geen onderdeel uitmaakte van de werkzaamheden van [verzoeker01] , wordt dat verweer gepasseerd. Nog afgezien van het feit dat [verzoeker01] uitdrukkelijk heeft betwist dat aan hem is meegedeeld dat er ombindtuigjes aanwezig waren, is in de wervingsadvertentie (zie hiervoor onder 2.2) uitdrukkelijk vermeld dat de baanwachten hun werkzaamheden op schaatsen zouden uitvoeren. Ook heeft [naam01] in zijn verklaring (zie hiervoor onder 2.9) meegedeeld dat de baanwachten vooral mobiel moesten zijn om snel in te kunnen grijpen bij onverantwoord (schaats)gedrag of om te hulp te kunnen schieten bij bijvoorbeeld een valpartij, dat dat de voornaamste reden was dat de baanwachten hun functie op schaatsen uitvoerden en dat het het meest veilig leek om de baanwachten te voorzien van schaatsen, zodat zij eventueel snel en veilig in zouden kunnen grijpen. Ook tijdens de mondelinge behandeling is door Winterterras meegedeeld dat het uitvoeren van de taken van de baanwachten “veel praktischer” was op schaatsen en dat die functie “in principe op het ijs moest worden verricht”. Gelet op dit alles kan het niet aan [verzoeker01] worden tegengeworpen dat hij op 13 december 2019 op schaatsen aan het werk was.
5.8
Partijen zijn het erover eens dat Winterterras op 13 december 2019 ijshockeyschaatsen, een trui, winterjas en handschoenen aan [verzoeker01] ter beschikking heeft gesteld en dat hij daar ook gebruik van heeft gemaakt. Winterterras heeft aangevoerd dat de verstrekte schaatsen deugdelijk en volledig nieuw waren. [verzoeker01] heeft dat ook niet betwist en hij heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat de aan hem beschikbaar gestelde schaatsen op zich niet gebrekkig waren. Winterterras heeft verder onweersproken aangevoerd dat deze schaatsen een normaal model ijshockeyschaatsen betreffen en dat deze veelvuldig worden ingezet bij schaatsverhuur. [verzoeker01] heeft niets gesteld op basis waarvan kan worden aangenomen dat ijshockeyschaatsen niet gebruikelijk zijn op recreatieve banen, zoals bij het Winterterras het geval was. Gelet hierop wordt ervan uitgegaan dat de schaatsen voldeden.
Winterterras heeft ook uitdrukkelijk weersproken dat elleboogbeschermers gebruikelijk zijn bij recreatieve schaatsactiviteiten als de onderhavige. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op de website van de KNSB veiligheidsmaatregelen worden genoemd voor schaatswedstrijden en topsport, maar dat zelfs in dat verband geen elleboogbeschermers worden aangeraden. Gelet hierop had het op de weg van [verzoeker01] gelegen om aan te tonen dat elleboogbeschermers gebruikelijk zijn bij recreatieve schaatsactiviteiten. Nu hij dat niet heeft gedaan, wordt ervan uitgegaan dat van Winterterras redelijkerwijs niet verwacht hoefde te worden dat zij elleboogbeschermers aan [verzoeker01] had verstrekt. Daarnaast staat evenmin vast dat elleboogbeschermers het letsel van [verzoeker01] hadden kunnen verminderen of voorkomen, zodat ook dat in deze procedure niet kan worden aangenomen.
5.9
Tussen partijen staat vast dat [verzoeker01] aanwezig is geweest bij de voorlichtingsavond voor vrijwilligers op 8 december 2019, die door [naam04] is gegeven. [naam04] heeft verklaard (zie hiervoor onder 2.10) dat hij aan de schaatsbaanwachten de huisregels heeft uitgelegd, dat de baanwachten een taakomschrijving met bijbehorende uitleg hebben gekregen en dat hij heeft verteld dat het niet persé noodzakelijk is om de baanwachterstaken op de schaats uit te voeren. Deze laatste kwestie is reeds hiervoor onder rechtsoverweging 5.7 besproken. Verder heeft [naam04] verklaard dat de schaatsbaanwachten geen schriftelijke instructie hebben gekregen. [naam01] heeft nog verklaard (zie hiervoor onder 2.9) dat aan de baanwachten geen uitleg is gegeven over de wijze waarop het schaatsen in zijn werk ging. De door Winterterras gegeven mondelinge instructies zagen dus met name op de taak van de schaatsbaanwachten zelf, het toezicht houden, en niet, althans nauwelijks op hun eigen veiligheid, terwijl dat -zeker bij schaatsactiviteiten- niet onbelangrijk is. Niet is uitgelegd op welke wijze de schaatsbaanwachten op een zo veilig mogelijke wijze konden schaatsen, stilstaan en wat voor hen wel en niet was toegestaan op de schaatsbaan. Van Winterterras had verwacht mogen worden dat zij aan de schaatsbaanwachten in enige vorm instructie zou geven over de aan schaatsen verbonden risico’s en hoe die risico’s beperkt konden worden, met name ook nu de diensten drie uur duurden en in die tijd constante oplettendheid van de baanwachten werd verwacht. Dat heeft Winterterras niet, althans onvoldoende, gedaan.
Verder is van belang dat [naam01] heeft verklaard (zie wederom hiervoor onder 2.9) dat niet aan [verzoeker01] is gevraagd of gecontroleerd of hij uit de voeten kon op schaatsen. [naam01] heeft dat tijdens de mondelinge behandeling bevestigd met zijn verklaring dat Winterterras voorafgaand aan de start van het evenement niet heeft gevraagd naar de schaatskwaliteiten van de baanwachten. De stellingname van [naam01] dat reeds vanwege het feit dat [verzoeker01] zich had aangemeld voor een functie op schaatsen, Winterterras ervan uit ging dat hij kon schaatsen, kan niet slagen. Winterterras kon en mocht er niet zonder meer van uitgaan dat iedere vrijwillige schaatsbaanwacht zich (zelfstandig) op het ijs zou kunnen redden, ook niet indien er (al dan niet beperkte of in het verleden gelegen) ervaring met schaatsen was.
De conclusie is dat Winterterras geen, althans onvoldoende instructies heeft getroffen om haar vrijwilligers te beschermen.
5.10
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Winterterras niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht in de zin van artikel 7:658 lid 1 BW, althans voor wat betreft de door haar gegeven instructies. Vervolgens komt de vraag aan de orde of een causaal verband bestaat tussen het ontbreken van voldoende instructies en het ongeval.
Winterterras heeft namelijk aangevoerd dat nu de toedracht van het ongeval niet vaststaat en partijen daarover van mening verschillen het, in deze procedure, niet mogelijk is het causaal verband tussen het onvoldoende verstrekken van instructies en het ongeval vast te stellen. Ten aanzien hiervan wordt als volgt overwogen.
5.11
Vast staat dat [verzoeker01] gevallen is op het midden van de ijsbaan. Of dit gebeurde tijdens stilstand zoals door [verzoeker01] is gesteld en onderbouwd (met een verklaring van een derde) of omdat hij voorafgaand aan het ongeval op hoog tempo aan het schaatsen was, pirouettes draaide en aan het overstappen was, zoals door Winterterras is gesteld, kan daarbij in het midden blijven. Voor beide gevallen geldt namelijk dat Winterterras onvoldoende instructies heeft gegeven en voorzorgsmaatregelen heeft genomen, zodat het causaal verband tussen het missen daarvan en het ongeval kan worden aangenomen.
Uitgangspunt is dat de diensten van de baanwachten drie uur duurden en dat in die tijd toezicht op de schaatsers gehouden moest worden, dit zowel schaatsend als vanuit stilstand. Naar het oordeel van de kantonrechter had daarbij van Winterterras verwacht mogen worden dat zij zowel ten aanzien van de manier waarop werd geschaatst als de manier waarop zou worden stilgestaan op de baan aan de baanwachten instructies zou hebben verstrekt. Het midden op de baan stilstaan levert op een schaatsbaan geen veilige situatie op. Andere schaatsers kunnen tegen je op botsen en in het geval van onderuit gaan is er geen mogelijkheid je aan iets vast te houden of de val te breken. Dat een en ander van belang was blijkt ook uit de verklaring van [naam04] , die verklaart dat stilstaan logischerwijs aan de zijkant van de baan is. Hoewel het natuurlijk niet altijd mogelijk is om alleen aan de zijkanten van de baan stil te staan, had Winterterras de baanwachten wel de instructie moeten geven dit zo veel als mogelijk aan de zijkant en op veilige plekken te doen. Vast staat dat zij dat niet heeft gedaan. Het blijkt in ieder geval niet uit de wijze van instrueren zoals neergelegd in de verklaring van [naam04] .
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat Winterterras haar baanwachten had moeten instrueren ten aanzien van de wijze van schaatsen, waarbij de veiligheid van de schaatsbaanwachten en de bezoekers voorop had moeten staan. Hierbij is van belang dat Winterterras er uiteraard niet voor had hoeven waarschuwen dat ijs glad en hard is, maar wel - juist gelet op de gevaren van een val op dat harde ijs - er altijd voorzichtig en niet te hard geschaatst mocht worden, met name ook omdat baanwachten toch wel enige tijd achter elkaar aan het werk waren, alert moesten blijven en in geval van calamiteit er snel bij moesten zijn. Juist onder die omstandigheden kan de aandacht voor de eigen veiligheid verslappen en dient daarop te worden gewezen. Dat het geven van dergelijke instructies niet mogelijk zou zijn geweest, is door Winterterras niet gesteld. Hierbij is ook nog van belang dat er ook projectleiders aanwezig waren tijdens de openingstijden van de schaatsbaan die de schaatsbaanwachten, in het geval zij niet aan de instructies dachten tijdens de werkzaamheden, hierop (bij herhaling) zouden wijzen. Ook van een dergelijke instructie is niet gebleken. Bij dit alles heeft de kantonrechter in ogenschouw genomen dat de zorgplicht in een geval als dit ver strekt en rekening moet worden gehouden met eigen onvoorzichtigheid en het verslappen van de aandacht voor eigen veiligheid.
5.12
Bovenstaande betekent dat de aansprakelijkheid van Winterterras is komen vast te staan. Dit zal dan ook worden vastgesteld zoals in het dictum vermeld.
5.13
[verzoeker01] heeft voort verzocht om begroting van de kosten van het deelgeschil. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
5.14
Artikel 1019aa lid 1 Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Bij de begroting van de kosten moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd. [verzoeker01] heeft gesteld dat het gevorderde bedrag van in totaal € 3.553,77 bestaat uit door zijn gemachtigde verrichte werkzaamheden van in totaal 10,5 uren. Dat tijdsbestek bestaat volgens [verzoeker01] uit 6,5 uren voor, naar de kantonrechter begrijpt, het vervaardigen van het verzoekschrift en 4 uren voor de bestudering van het verweerschrift, het voorbereiden van de zitting (waaronder het opstellen van een pleitnota) en het bijwonen van de zitting. Hoewel [verzoeker01] in het verzoekschrift heeft aangegeven dat tijdens de mondelinge behandeling nog zal worden toegelicht of deze begroting van 4 uren passend is gebleken, is een dergelijke toelichting niet meer gegeven. De kantonrechter gaat dan ook uit van deze tijdsbesteding van 4 uren.
Winterterras en NN hebben in dit verband geen verweer gevoerd.
De kantonrechter acht een tijdsbesteding van 6,5 uren voor het opstellen van het verzoekschrift redelijk. Ditzelfde geldt voor de tijdsbesteding van in totaal 4 uren voor de bestudering van het verweerschrift, de voorbereiding en het bijwonen van de mondelinge behandeling. Het gevorderde uurtarief van € 255,00 (vermeerderd met 21% btw), waartegen evenmin verweer is gevoerd, acht de kantonrechter eveneens redelijk.
De kosten van het onderhavige deelgeschil worden daarmee aan de zijde van [verzoeker01] begroot op een bedrag van (10,5 uren x € 255,00 + 21%, derhalve) € 3.239,78. Dit bedrag zal nog worden vermeerderd met het door [verzoeker01] betaalde griffierecht. Dit griffierecht bedraagt € 86,00. Hoewel [verzoeker01] in het verzoekschrift heeft vermeld dat hij voorziet dat hij een bedrag van € 314,00 aan griffierecht is verschuldigd, hetgeen door Winterterras en NN is betwist, heeft [verzoeker01] tijdens de zitting erkend dat het griffierecht € 86,00 bedraagt.
5.15
Dit alles betekent dat de totale kosten van de deelgeschilprocedure worden begroot op € 3.325,78 (inclusief btw). Het hierop gerichte verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen. ECLI:NL:RBROT:2022:8724