Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Assen 171208 drie racefietsers vlak achter elkaar op fietspad; de laatste raakt paaltje; afgewezen

Rb Assen 171208 drie racefietsers vlak achter elkaar op fietspad; de laatste raakt paaltje, geen aansprakelijkheid wegbeheerder
2.1.  [eiser] reed op 4 augustus 2005 omstreeks 14:45 uur op zijn racefiets, achter twee andere racefietsers, met wie hij een groepje vormde. Zij reden over een verhard fietspad tussen de dorpen Een en Norg in de gemeente Noordenveld. De Gemeente is beheerder van dit fietspad. Bezien vanuit de richting van het dorp Een voert het fietspad in de richting van het beekje De Slokkert. Dat deel van het pad kent geen obstakels. Aan het einde van dit deel van het pad is een bruggetje over De Slokkert. Het fietspad is daarvoor onderbroken, waarna het na het oversteken van het bruggetje wordt voortgezet.

Komend over het bruggetje moet de fietser een haakse bocht naar rechts maken om weer op het pad te komen. Daarbij is oplettendheid geboden, ook omdat het pad al na enkele meters een haakse bocht naar links maakt.
Na deze laatste bocht voert het fietspad over een lengte van ten minste 250 meter verder in een rechte lijn.

2.2.  Toen het fietspad werd aangelegd in 1990 is besloten dat er geen auto- of ander voor fietsers gevaarlijk verkeer op het pad mocht komen. Om dit te realiseren is op een afstand van ongeveer 25 meter na de laatste haakse bocht in het midden van het pad een rood-wit gemarkeerd paaltje geplaatst. Het gevaarlijke verkeer kon zo wel op het fietspad komen vanaf de naastliggende zandweg, maar kon het pad niet vervolgen. (...)

4.  Beoordeling van het geschil
4.1.  [eiser] stelt zich - samengevat - op het standpunt dat de Gemeente op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de door hem geleden schade omdat met de plaatsing van het bewuste paaltje niet meer wordt voldaan aan de eisen die vanuit het oogpunt van (verkeers)veiligheid in de gegeven omstandigheden gesteld mogen worden. Volgens
[eiser] heeft de Gemeente een onveilige verkeerssituatie in het leven geroepen door het paaltje, zonder dat daartoe enige noodzaak bestaat en zonder dat op enige wijze voor de aanwezigheid van het paaltje gewaarschuwd wordt, te plaatsen op een voor fietsers volstrekt onlogische plaats.

4.2.  De Gemeente heeft de vordering gemotiveerd betwist. Voor zover van belang is het verweer van de Gemeente in het hierna volgende vervat.

4.3.  Voor een eventuele aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW heeft als uitgangspunt te gelden dat op de Gemeente als wegbeheerder de plicht rust ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt, en dat hieruit voortvloeit dat, wanneer de Gemeente ter fysieke ondersteuning van verkeersmaatregelen een weg zodanig inricht dat deze zonder beveiligingsmaatregelen gevaar oplevert voor de weggebruiker, zij door deugdelijke beveiligingsmaatregelen ervoor dient te zorgen dat de veiligheid voldoende gewaarborgd blijft, waarbij de Gemeente mede in aanmerking heeft te nemen dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten (HR 20 maart 1992, NJ 1993, 547 en VR 1992, 113 met noot). Voorts geldt dat bij de beantwoording van de vraag of in een situatie ter waarborging van de veiligheid maatregelen worden gevergd, niet alleen moet worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en op de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.

Voor het antwoord op de vraag of een waarschuwing kan worden beschouwd als een afdoende maatregel met het oog op bescherming tegen een bepaald gevaar, is van doorslaggevende betekenis of te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten waardoor dit gevaar wordt vermeden (HR 28 mei 2004, RvdW 2004,
76 en VR 2005, 120 met noot).

4.4.  Tegenover deze zorgplicht van de wegbeheerder staat, volgens vaste jurisprudentie, de verplichting van de weggebruiker om de in zijn algemeenheid te vergen voorzichtigheid in acht te nemen. De op de wegbeheerder rustende zorgplicht strekt dan ook niet zo ver dat hij rekening dient te houden met weggebruikers die niet de in het algemeen te vergen voorzichtigheid in acht nemen.

4.5.  De Gemeente heeft in haar verweer toegelicht waarom bij de aanleg van het fietspad tot plaatsing van het bewuste paaltje is besloten en waarom voor deze locatie op het bewuste fietspad is gekozen. Het paaltje dient ertoe om, ter bevordering van de veiligheid van de fietsers en ter behoud van het fietspad zelf, te voorkomen dat auto`s gebruik maken van het fietspad in plaats van het naastgelegen zandpad. Dit zandpad verkeert langs het gedeelte van het fietspad waar het paaltje is geplaatst in relatief slechte staat, hetgeen de kans vergroot dat automobilisten er voor kiezen om het fietspad te gebruiken. Het plaatsen van obstakels in de berm tussen het fietspad en het zandpad ter voorkoming van gebruik van het fietspad door automobilisten, zoals door [eiser] is geopperd, is geen optie omdat daardoor het plaatselijke landbouwverkeer de toegang tot de naastgelegen landbouwgrond wordt belemmerd.

4.6.  De Gemeente heeft het paaltje bewust op enige afstand van de bocht en in de rechte lijn van het fietspad geplaatst omdat het daarmee volgens de gemeente voor zowel fietsers uit de richting Een als fietsers uit de richting Norg goed en voldoende tijdig zichtbaar is. Ter bevordering van de zichtbaarheid van het paaltje heeft de Gemeente het voorzien van een rood-witte, reflecterende markering. De Gemeente heeft bewust niet gekozen voor het plaatsen van twee paaltjes naast elkaar, omdat het fietspad vanuit twee rijrichtingen bereden wordt. Door één in plaats van twee paaltjes te plaatsen blijft voor fietsers uit beide richtingen aan weerszijden van het paaltje een ruimte van ongeveer 0,92 meter tot 1 meter over om het te passeren.

4.7.  Bezien vanuit de onder 4.3 vermelde uitgangspunten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat de Gemeente met voornoemde handelwijze de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden.
De gemeente heeft goed afgewogen of een verkeersmaatregel moest worden getroffen. Het weren van voor fietsers gevaarlijke verkeersdeelnemers (gemotoriseerd verkeer) rechtvaardigde dit.
Vervolgens heeft de gemeente goed afgewogen of dit met een fysieke ondersteuning moest geschieden. Gelet op de feitelijke situatie kon die vraag slechts bevestigend beantwoord worden. Zonder een fysieke maatregel zou gemotoriseerd verkeer niet kunnen worden geweerd als dit zich tegen de regels in op het fietspad zou willen begeven. Het is een feit van algemene bekendheid dat automobilisten dit doen in dit soort situaties.
Het plaatsen van één of meer wit-rode paaltjes op een fietspad ter voorkoming van onveilige situaties, die zouden kunnen ontstaan doordat gemotoriseerd verkeer onbedoeld gebruik maakt van het fietspad, is in dit verband niet ongebruikelijk. Een goed alternatief was er niet.
Van fietsers die gebruik maken van fietspaden als het onderhavige mag daarom worden verwacht dat zij bedacht zijn op de aanwezigheid van dergelijke paaltjes. Verder mag van hen worden verwacht dat zij de weg die zij willen volgen tevoren observeren (voor zich uit kijken).
Het bewuste paaltje is in waarschuwende kleuren uitgevoerd en is zo geplaatst dat het tijdig waarneembaar is voor fietsers. Het zicht op het rechte gedeelte van het fietspad is geheel vrij en voor fietsers, komend vanuit de richting Een, geldt dat zij doorgaans geen hoge snelheid hebben omdat zij eerst twee kort op elkaar volgende haakse bochten dienen te passeren voordat zij op het rechte stuk van het fietspad komen waar het paaltje staat. Gelet hierop is een afstand van 25 meter vanaf de bocht voldoende om het paaltje tijdig te kunnen waarnemen. Dat bestrijdt [eiser] ook niet: als hij alleen had gefietst had hij het paaltje gezien en ontweken.

4.8.  Het feit dat de Gemeente ten tijde van het ongeval (nog) geen reliëfmarkering op het fietspad had aangebracht, zoals dit wordt aanbevolen door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW), ter inleiding van het bewuste paaltje, is ter zitting besproken en maakt geen verschil. Het was wel aanbevelenswaardig maar ook zonder die markering was het paaltje voor de normaal oplettende fietser die met een gemiddelde snelheid fietst tijdig waarneembaar.
Of, anders gezegd: het CROW acht het aanbrengen van reliëfmarkeringen ter inleiding van paaltjes als het onderhavige in zijn algemeenheid weliswaar wenselijk, maar dat maakt nog niet dat de Gemeente door het ontbreken van deze markering in deze concrete situatie haar zorgplicht heeft geschonden. Dit wordt niet anders door het feit dat de Gemeente achteraf alsnog een reliëfmarkering heeft aangebracht, nu voor de vraag of de Gemeente haar zorgplicht heeft geschonden niet het subjectieve inzicht van de Gemeente beslissend is maar de naar objectieve maatstaven te beantwoorden vraag of de onderhavige situatie noopte tot het treffen van (extra) maatregelen.

4.9.  Dat in het onderhavige geval [eiser] het zicht op het paaltje werd ontnomen is niet veroorzaakt door de fysieke ondersteuning van de verkeersmaatregel.
[eiser] is dicht achter zijn twee voorgangers gaan/blijven fietsen terwijl dezen na de bocht aanzetten om de snelheid weer op te voeren, met het paaltje al in het zicht, en ter hoogte van het paaltje reeds een snelheid van 25 tot 30 kilometer per uur hadden ontwikkeld.
Door aldus in een groepje dicht achter elkaar met relatief hoge snelheid over een smal fietspad als het onderhavige te fietsen, heeft [eiser] bewust het risico genomen dat hij in bepaalde mogelijk onoverzichtelijke situaties onvoldoende tijdig zou kunnen handelen om een ongeval te voorkomen. Vanuit deze wetenschap is het onder in groepen fietsende racefietsers gebruikelijk elkaar tijdig te waarschuwen voor (mogelijke) gevaren, waaronder paaltjes als het onderhavige. Dat, zoals [eiser] stelt, zijn voorliggers het bewuste paaltje door de situatie ter plaatse te laat signaleerden om hem nog tijdig te kunnen waarschuwen, kan onder de gegeven omstandigheden niet aan de Gemeente worden toegerekend.
Naar het oordeel van de rechtbank valt het voren omschreven rijgedrag van [eiser] en de fout van zijn metgezellen buiten het rijgedrag en eventuele onoplettendheid en onvoorzichtigheid van fietsers waarmee de gemeente bij het inrichten van het onderhavige fietspad rekening moest houden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [eiser] de eerste is die ernstig gewond is geraakt en dat van verdere ongevallen met een dergelijk paaltje niets bekend is.

4.10.  Het vorenstaande betekent dat de Gemeente niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het ongeval en de gevolgen daarvan. De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen. LJN BH9641