Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 200716 letsel na botsing fietser met verhoging met daarop paaltje; gemeente niet aansprakelijk

Rb Midden-NL 200716 letsel na botsing fietser met verhoging met daarop paaltje; gemeente niet aansprakelijk

locatie ongeval: www.google.nl/maps (NB de situatie ter plaatse was ttv het ongeval een andere; zie tekst uitspraak)

2 De feiten

2.1.
[eiseres] en haar partner hebben op 1 augustus 2010 een fietstocht gemaakt. Zij deden dat op stadsfietsen met drie versnellingen.

2.2.
[eiseres] en haar partner fietsten vanuit Utrecht in de richting van het centrum van Bunnik, via de Provincialeweg. Op het fietspad langs de Provincialeweg fietste de partner van [eiseres] een stuk voor haar. Tussen de partner van [eiseres] en [eiseres] in reed een groepje van twee of drie andere fietsers.

2.3.
Langs de Provincialeweg, aan de rechterzijde van [eiseres] , bevond zich een groene haag. Ter hoogte van Provincialeweg 74 maakte het fietspad een flauwe bocht naar rechts. Net na de flauwe bocht bevond zich in het midden van het fietspad een obstakel, namelijk een verhoging (hierna: middengeleider), waarop een gele verkeerszuil (hierna: paaltje) was geplaatst, met daarop een rond blauw verkeersbord met een naar rechtsonder wijzende witte pijl, aangevend dat fietsers aan de rechterzijde dienden te passeren.

2.4.
[eiseres] is tegen de middengeleider aan gefietst en ten val gekomen. Zij heeft daarbij (blijvend) letsel opgelopen.

2.5.
Fietsberaad, een onderdeel van kennisplatform CROW, heeft in april 2011 aanbevelingen gepubliceerd, met de titel “Grip op enkelvoudige fietsongevallen – Samen werken aan een veilige fietsomgeving – Fietsberaadpublicatie 19a”. Daarin is het volgende opgenomen:

“Paaltjes zijn een veelvoorkomende oorzaak van enkelvoudige fietsongevallen (…). Bij een botsing merkt de fietser een paaltje te laat of helemaal niet op, als gevolg van een onopvallende kleur van het paaltje en het ontbreken van een inleidende markering of doordat het zicht erop door andere fietsers wordt ontnomen. (…).
In vergelijking tot andere oorzaken van eenzijdige ongevallen draagt de wegbeheerder bij paaltjes een extra verantwoordelijkheid. Met het plaatsen van een paaltje of ander obstakel midden op een pad, creëert de wegbeheerder immers willens en wetens een extra risico. De wegbeheerder moet er in dergelijke situaties alles aan doen om ongevallen te voorkomen. (…).
 Verwijder alle paaltjes die niet strikt noodzakelijk zijn om autoverkeer te weren. Het middel is soms erger dan de kwaal.
(…)
 Pas altijd inleidende ribbelmarkering toe. De markering en de trillingen waarschuwen de onoplettende fietser voor het paaltje.
(…)
 Bepaal een logische plek voor het paaltje. Aan het begin of het eind van een fietspad, niet in een bocht.
(…)
 Plaats geen paaltjes op drukke locaties waar fietsers op andere verkeersdeelnemers moeten letten.”

2.6.
De gemeente heeft de middengeleider in augustus 2011 verwijderd en vervangen door witte tegels. Het paaltje is bij die gelegenheid vervangen door een verwijderbaar exemplaar. Desgevraagd heeft de gemeente [eiseres] hierover het volgende laten weten aan de partner van [eiseres] :

“In augustus 2011 heeft de gemeente de nieuwe route voor de gladheidsbestrijding vastgesteld. In het najaar zijn de betonnen banden rondom de palen verwijderd zodat eenvoudiger doorgang gemaakt kan worden voor de voortuigen van de gladheidsbestrijding. Hierbij hebben we er voor gezorgd dat ook de zichtbaarheid verbeterde. Dat is goed voor de verkeersveiligheid (En dus om ongevallen zoals uw vrouw meegemaakt heeft voor de toekomst te voorkomen).”

2.7.
Bij brief van haar rechtsbijstandsverzekeraar van 28 mei 2014 heeft [eiseres] de gemeente aansprakelijk gesteld. Namens de gemeente heeft verzekeraar Achmea de aansprakelijkheid bij brief van 30 oktober 2014 afgewezen.

2.8.
In mei 2015 heeft [eiseres] een foto van de plek van het ongeval, zoals die was ten tijde van het ongeval, toegezonden aan Fietsberaad, met het verzoek om de situatie te beoordelen. Fietsberaad reageerde hierop als volgt:

“De belangrijkste afwijking van de destijds geldende CROW-aanbeveling is het ontbreken van inleidende ribbelmarkering met voldoende lengte (> 5 meter). Hierdoor is de kans groter dat fietsers het paaltje niet tijdig opmerken als het zicht belemmerd wordt door bijvoorbeeld andere fietsers. Het feit dat het fietspad – geredeneerd vanuit de richting Utrecht – naar rechts uitbuigt, vergroot de kans dat voorgaande fietsers het zicht op het paaltje belemmeren en daarmee de noodzaak van inleidende ribbel markering met voldoende lengte en breedte.”

3 Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- voor recht zal verklaren dat de gemeente jegens haar aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit het ongeval op 1 augustus 2010,
- de gemeente zal veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van haar schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de voldoening,
- Achmea zal veroordelen om met [eiseres] in onderhandeling te treden teneinde de schade van [eiseres] te begroten,
- de gemeente c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan deze kosten worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag tot de voldoening.

3.2.
Ter onderbouwing van deze vordering stelt [eiseres] dat de gemeente aansprakelijk is jegens haar ingevolge artikel 6:174 BW in samenhang met artikel 6:162 BW. [eiseres] stelt dat zij de middengeleider en het daarop geplaatste paaltje niet tijdig heeft gezien, omdat die zich, in strijd met de aanbevelingen van Fietsberaad, net na de bocht bevonden. Bovendien werd haar het zicht op bocht, paaltje en middengeleider ontnomen door de fietsers voor haar en door de groene haag, die in bloei stond en erg hoog was, omdat deze alleen in het voor- en najaar wordt gesnoeid en het ongeval midden in de zomer plaatsvond. [eiseres] voegt hier nog aan toe dat de grijze kleur van de middengeleider onvoldoende contrasteerde met de roze kleur van het fietspad. Als de middengeleider wit was geweest, had [eiseres] hem waarschijnlijk eerder opgemerkt. Nu was alleen vóór de middengeleider op het fietspad een klein wit vlak aangebracht, maar dat was volgens [eiseres] onvoldoende om haar tijdig op de aanwezigheid van een obstakel te attenderen, ook omdat de volgens Fietsberaad noodzakelijke ribbelmarkering in dat witte vlak ontbrak. Overigens stelt [eiseres] dat er überhaupt geen reden was voor een middengeleider op deze plek, omdat het drukke fietspad daarvoor te smal is. Zij wijst er in dat verband ook op dat de middengeleider na het ongeval is verwijderd.

3.3.
De gemeente voert verweer, concluderend tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

3.4.
De gemeente legt daartoe uit dat parallel aan de Provincialeweg een ventweg loopt. Ter hoogte van Provincialeweg 74 gaat die ventweg over in een fietspad in twee richtingen en wordt het autoverkeer van de ventweg de Provincialeweg op geleid. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid heeft de gemeente er jaren geleden, in overeenstemming met de destijds geldende normen, voor gekozen om daar een paaltje te plaatsen, om het fietsverkeer in twee richtingen te stroomlijnen én om te voorkomen dat het autoverkeer rechtdoor zou rijden, het fietspad op. Destijds, zo voert de gemeente aan, was de algemene gedachte dat een middengeleider de verkeersveiligheid nog extra ten goede kwam, omdat het paaltje dan hoger stond en daardoor beter zichtbaar was. Om die reden heeft zij toen ook voor de middengeleider gekozen. Volgens de gemeente zijn de inzichten over de verkeersveiligheid inmiddels gewijzigd, met name door onderzoek van Fietsberaad. De gemeente heeft de middengeleider in augustus 2011 verwijderd en het paaltje bij die gelegenheid vervangen door een wegneembaar exemplaar. Dat was niet vanwege het ongeval, maar vanwege de aanpassing van de strooiroute. De strooiwagen kan nu van de ventweg het fietspad oprijden, waar hij voorheen om moest rijden. De resultaten van het onderzoek van Fietsberaad waren nog niet bekend toen zij het besluit nam om de strooiroute aan te passen, aldus de gemeente.

3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat het ongeval is veroorzaakt doordat [eiseres] tegen de middengeleider is aangefietst. Wel verschillen zij van mening over de vraag of de gemeente aansprakelijk is voor de gevolgen van dit ongeval: volgens [eiseres] heeft de gemeente een onveilige situatie in het leven geroepen door de middengeleider met het paaltje op een onlogische plaats midden op het fietspad te plaatsen, hetgeen door de gemeente is betwist.

4.2.
In dat verband is van belang dat de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor schade die het gevolg is van een gebrek aan de openbare weg of de weguitrusting. Van een gebrek is sprake indien de weguitrusting naar objectieve maatstaven gemeten niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor een gevaar oplevert voor personen of zaken. Of dit het geval is, hangt volgens vaste jurisprudentie af van het antwoord op de vraag of die weg, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen of zaken deugdelijk is. Daarbij is ook van belang hoe groot de kans is op verwezenlijking van het gevaar en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te verlangen zijn. In dat kader komt onder meer betekenis toe aan de beleidsvrijheid die de gemeente heeft en de haar ter beschikking staande financiële middelen (ECLI:NL:HR:2010:BN6234 en ECLI:NL:HR:2014:831).

4.3.
Tegenover de zorgplicht van de wegbeheerder staat, volgens vaste jurisprudentie, de verplichting van de weggebruiker om de in zijn algemeenheid te vergen voorzichtigheid in acht te nemen.

4.4.
In het licht van het bovenstaande dient het obstakel te worden beoordeeld. De rechtbank stelt voorop dat een obstakel op het fietspad het risico op ongevallen vergroot. Om die reden dienen obstakels met de nodige terughoudendheid te worden geplaatst. Het enkele feit dat ter hoogte van Provincialeweg 74 een obstakel op het fietspad was geplaatst, betekent echter nog niet dat sprake was van een onveilige verkeerssituatie door een gebrekkige opstal, en/of onrechtmatig handelen door de gemeente. Ook het feit dat [eiseres] ten val is gekomen, met blijvend letsel tot gevolg, rechtvaardigt, hoe vreselijk dat voor haar ook is, niet per definitie de conclusie dat de gemeente aansprakelijk is.

4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank was het in dit geval, anders dan [eiseres] heeft betoogd, gerechtvaardigd om ter hoogte van Provincialeweg 74 een obstakel te plaatsen. Uit de door de gemeente in het geding gebrachte foto’s blijkt immers, zoals de gemeente ook onweersproken heeft aangevoerd, dat de ventweg aldaar overgaat in een fietspad in twee richtingen en dat het autoverkeer op de ventweg de Provincialeweg op moet worden geleid, om te worden gescheiden van het fietsverkeer, dat wel rechtdoor mag rijden en bovendien rekening dient te houden met tegenliggers. Die scheiding wordt bevorderd door het plaatsen van een obstakel en het was in dit geval dus zinvol om daartoe over te gaan.

4.6.
De gemeente heeft destijds gekozen voor een obstakel in de vorm van een paaltje op een middengeleider. Dat was toen, ondanks het ontbreken van de thans bepleite ribbelmarkering, niet in strijd met de aanbevelingen van CROW en niet onrechtmatig, ook al niet omdat de gemeente gemotiveerd (en onweersproken) heeft aangevoerd dat zij die keuze heeft gebaseerd op de destijds algemeen geldende ideeën over verkeersveiligheid. De rechtbank deelt de visie van Fietsberaad dat de situatie zonder middengeleider en met ribbelmarkering veiliger zou zijn geweest, zeker met de kennis en wijsheid van nu, maar dat maakt de situatie mét middengeleider en zonder ribbelmarkering nog niet onrechtmatig. Daarbij komt dat de middengeleider was uitgevoerd in een enigszins contrasterende kleur (grijs versus het in roze uitgevoerde fietspad) én vooraf werd gegaan door een korte strook met witte tegels, die het contrast nog vergrootte. Gelet op de functie van het obstakel, te weten het fietsverkeer in twee richtingen te stroomlijnen én te voorkomen dat het autoverkeer rechtdoor zou rijden, het fietspad op, in combinatie met de wijze van uitvoering, kan niet worden geoordeeld dat de gemeente met haar handelwijze de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden. Van een gebrek aan het fietspad als bedoeld in artikel 6:174 BW was geen sprake.

4.7.
De omstandigheid dat de middengeleider ná het ongeval is verwijderd, doet aan het voorgaande niet af, aangezien de gemeente destijds gerechtvaardigd voor de middengeleider heeft mogen kiezen. De aanbevelingen van Fietsberaad maken het voorgaande ook niet anders, ook niet als die al zouden zijn gepubliceerd toen de gemeente het besluit nam om tot aanpassing van de strooiroute over te gaan, of nog eerder, voor het ongeval. Die aanbevelingen kunnen wel meewegen bij de beoordeling van de situatie, maar zij binden de gemeente niet.

4.8.
In dat verband overweegt de rechtbank nog dat een obstakel in het verkeer niet ongewoon is. In het algemeen moet door verkeersdeelnemers steeds rekening worden gehouden met obstakels, ook door fietsers op een fietspad. De situatie ter hoogte van Provincialeweg 74 was niet zodanig anders of ongewoon dat de gemeente hier geen obstakel had mogen plaatsen. [eiseres] heeft weliswaar gewezen op de aanwezigheid van een flauwe bocht, die het zicht op het obstakel ontnam, maar die bocht is – zo blijkt uit de in het geding gebrachte foto’s – dermate flauw, dat niet valt in te zien dat de gemeente vanwege die bocht anders had moeten handelen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het van algemene bekendheid is dat bochten (ook scherpere bochten dan hier) nu eenmaal voorkomen, en dat van fietsers mag worden verwacht dat zij daarop anticiperen en de loop van een bocht volgen. De rechtbank volgt [eiseres] niet in haar stelling, dat het volgen van de normale verwachte route automatisch leidt tot een botsing met het obstakel, zoals zij heeft ingetekend op een foto van de ongevalslocatie. Dat is niet aannemelijk, al was het maar omdat noch de partner van [eiseres] , noch het groepje fietsers dat tussen hem en [eiseres] in reed, het obstakel heeft geraakt.

4.9.
Daarbij komt dat van fietsers ook mag worden verwacht dat zij zorgdragen voor voldoende overzicht. Ingeval zij een bepaalde verkeerssituatie niet goed kunnen overzien, bijvoorbeeld door hoog struikgewas en/of andere fietsers voor hen die het zicht blokkeren, dienen zij langzamer te gaan rijden en/of meer afstand te bewaren. Ook in de door [eiseres] gestelde hoogte van de haag en drukte op het fietspad ziet de rechtbank daarom geen aanleiding voor het aannemen van aansprakelijkheid wegens onrechtmatige gevaarzetting.

4.10.
De rechtbank concludeert dat het tragische ongeval dat [eiseres] is overkomen, het gevolg is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Daarvoor is de gemeente niet aansprakelijk, om welke reden de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen. ECLI:NL:RBMNE:2016:4184