Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 091024 gemeente niet aansprakelijk voor schade fietser die op verkeerspaal botst

RBGEL 091024 gemeente niet aansprakelijk voor schade fietser die op verkeerspaal botst

2De feiten

2.1.

Op 10 augustus 2021 is [eiser] ten val gekomen met zijn fiets op de Veerweg te Culemborg (hierna: het ongeval). [eiser] heeft daarbij meerdere ribfracturen, een klaplong, een gebroken sleutelbeen en nier- en miltletsel opgelopen.

2.2.

De Veerweg is een weg van 5,6 meter breed binnen de bebouwde kom, die voornamelijk gebruikt wordt door bestemmingsverkeer. Er geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. De weg wordt gebruikt door motorvoertuigen en fietsers. Er zijn geen rijrichtingscheiding en gescheiden fietspaden aangebracht.

2.3.

Ten tijde van het ongeval stond op de Veerweg een verkeerspaaltje op een betonnen verhoging (hierna: het paaltje). De foto’s hieronder (productie 1 bij dagvaarding) geven de situatie weer, waarbij de tweede foto een gedetailleerdere opname van hetzelfde paaltje betreft. De witte pijl geeft de rijrichting van [eiser] weer.

2.4.

De politie is bij het ongeval ter plaatse geweest en heeft proces-verbaal opgemaakt. Daarin is, onder het kopje ‘toedracht’, het volgende opgenomen:

“Aanrijdend naar melding vechtpartij kwam melding reanimatie op de Veerweg te Culemborg. Als OVD TP gegaan. TP op straat bleek dat BE [eiser] op zijn E-Bike een paal over het hoofd had gezien. Met redelijke snelheid volgens melders kwam hij ten val. Op het geluid reageerden o.a. BE [naam 1] en [naam 2] welke op een boot zaten in de jachthaven aldaar. TP bij het SLT was er geen ademhaling, geen hartslag en een as grauwe gelaatskleur. BE [naam 2] is begonnen met reanimeren met hulp van BE [naam 1] . (...) Vrij snel kwam BE [eiser] bij en was weer aanspreekbaar.”

2.5.

Bij brief van 27 september 2021 heeft [eiser] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Melior heeft namens de gemeente de zaak in behandeling genomen en bij e-mail van 19 januari 2022 aansprakelijkheid afgewezen.

2.6.

Het paaltje is in april 2021 door de gemeente geplaatst bij wijze van snelheidsbeperkende maatregel, nadat zij de omwonenden eerst bij brief van 26 november 2020 had geïnformeerd over meldingen van snelheidsoverschrijdingen en mogelijke snelheidsbeperkende maatregelen en hen in staat heeft gesteld daarop te reageren. In die brief heeft de gemeente, onder meer, het volgende geschreven:

“De gemeente is voornemens de snelheid die 85% van de verkeersdeelnemers rijdt (nu 39 km per uur) iets te verlagen. Om de snelheid te verlagen kunnen verkeersremmende maatregelen toegepast worden. Dit draagt ook bij aan de verlaging van de ‘hoge’ snelheden die 15% van de weggebruikers rijden. 15% van de weggebruikers toont bewust ongewenst gedrag. Tegen deze laatste groep kan alleen handhaving worden ingezet.

(...)

Door het aanbrengen van diverse elementen op het wegdek, wordt de lange rechtstand van de weg doorbroken. Het voordeel van deze oplossing is dat fietsers slechts zeer beperkt hinder hiervan kunnen ondervinden. Zij fietsen achter het element langs. Verkeerspaaltjes op de weg vormen echter wel een risico op aanrijdingen. De gemeente zorgt met de aanleg ervan ook voor goede verlichting en inleidende markering ter plekke.

De gemeente kiest in eerste instantie voor obstakels die geschroefd worden in het wegdek. Na een (ruime) gewenningsperiode van het verkeer wordt de snelheid op de Veerweg opnieuw gemonitord en bekeken of de maatregel goed werkt.”

2.7.

Begin 2022 heeft de gemeente het paaltje weer verwijderd.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht verklaart dat de gemeente aansprakelijk is jegens [eiser] en dat de gemeente c.s. gehouden is de door [eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het ongeval volledig te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

II. de gemeente veroordeelt tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 3.887,74;

III. de gemeente veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vordering, samengevat, het volgende ten grondslag. De gemeente is als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 BW (gebrekkige opstal) aansprakelijk voor de door hem geleden schade als gevolg van het ongeval. Volgens [eiser] is hij ten val gekomen doordat hij tegen het paaltje is gefietst. Hij stelt dat het paaltje geen geschikte maatregel was om de snelheid op de Veerweg te beperken. Bovendien was het paaltje van een afstand niet opvallend voor verkeer. De Veerweg is een drukke en onoverzichtelijke weg, waarbij weggebruikers (in de rijrichting van [eiser] ) in de zomer ’s avonds worden geconfronteerd met slecht zicht door de laagstaande zon. De gemeente had rekening moeten houden met die factoren en had maatregelen moeten nemen om de zichtbaarheid van het paaltje te verbeteren, aldus [eiser] .

3.3.

De gemeente c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Zij betwist de toedracht van het ongeval, de gebrekkigheid van de opstal en het causaal verband. Zij beroept zich daarnaast op eigen schuld van [eiser] door onvoldoende oplettend te zijn geweest.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Tussen partijen is in geschil of de gemeente op grond van artikel 6:174 BW als bezitter van een gebrekkige opstal aansprakelijk is voor de door het ongeval veroorzaakte schade. Niet in geschil is dat [eiser] op de voet van artikel 7:954 lid 1 BW jegens Melior aanspraak kan maken op de verzekeringsuitkering die Melior aan de gemeente verschuldigd is, mocht aansprakelijkheid van de gemeente worden aangenomen.

Kader

4.2.

Voorop staat dat op de gemeente de plicht rust ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Bij het antwoord op de vraag of de weg voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het derhalve aan op de - naar objectieve maatstaven te beantwoorden - vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn (de maatstaven zoals die zijn ontwikkeld in Hoge Raad 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236 en herhaald in Hoge Raad 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831). Deze maatstaven komen overeen met de criteria die door de Hoge Raad zijn geformuleerd in het Kelderluikarrest van 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, zie daarvoor Hoge Raad 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283. Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen dat enerzijds van de gemeente mag worden verwacht dat zij bij het aanbrengen van een opstal als de onderhavige ermee rekening houdt dat fietsers niet steeds de nodige voorzichtigheid in acht zullen nemen, maar ook anderzijds dat van fietsers mag worden verlangd dat zij wel (enige) oplettendheid betrachten.

4.3.

De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die ten grondslag worden gelegd aan een op artikel 6:174 lid 1 BW gebaseerde vordering rusten in beginsel op de eisende partij. [eiser] dient aan te tonen dat de opstal niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen en daardoor gevaar opleverde voor personen of zaken, kort gezegd, gebrekkig was, en dat het uit die gebrekkige toestand voortvloeiende gevaar zich heeft verwezenlijkt.

Toedracht

4.4.

[eiser] heeft voldoende onderbouwd dat hij ten val is gekomen doordat hij in botsing is gekomen met het paaltje c.q. de betonnen voet daarvan. Uit het proces-verbaal dat ter plaatse door de politie is opgemaakt (productie 2 bij dagvaarding) volgt immers dat [eiser] in botsing is gekomen met een vast voorwerp. Getuigen verklaren dat ze [eiser] door de lucht hebben zien vliegen en een klap hoorden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een andere oorzaak van de val van [eiser] dan een botsing met het paaltje niet aannemelijk. De aard en ernst van het letsel passen niet bij het enkel van de fiets vallen, al dan niet als gevolg van onwel worden. Dat er sterke aanwijzingen zijn om uit te gaan van een andere toedracht dan door [eiser] is gesteld, is dan ook niet gebleken. De omstandigheid dat het zicht van [eiser] voorafgaand aan zijn val mogelijk werd belemmerd door andere weggebruikers of de laagstaande zon, doet daar niet aan af. De rechtbank gaat dan ook verder aan dit verweer van de gemeente c.s. voorbij.

Gebrekkige opstal

4.5.

Dan is aan de orde of sprake is van een gebrekkige opstal, zoals [eiser] stelt en de gemeente c.s. betwist. [eiser] stelt in dit verband allereerst dat de paaltjes geen deugdelijke en gepaste maatregel waren. Volgens hem is de Veerweg een te drukke en onoverzichtelijke weg voor het plaatsen van dergelijke verkeerspaaltjes. De paaltjes waren van een afstand niet voldoende opvallend voor verkeer en met name fietsers, die aan het einde van de dag ook nog eens worden verblind door de laagstaande zon, aldus [eiser] . Bovendien, zo stelt [eiser] , blijkt uit het feit dat de paaltjes weer zijn verwijderd zonder een alternatief te realiseren dat er onvoldoende noodzaak was tot het nemen van enige maatregel. De gemeente had die afweging vooraf moeten maken, aldus [eiser] . De gemeente c.s. heeft daartegen aangevoerd dat bewoners van de Veerweg, waar een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur is toegestaan, veelvuldig klaagden over snelheidsovertredingen. De gemeente heeft daarom een onderzoek verricht, waaruit bleek dat 85% van de verkeersdeelnemers maximaal 39 kilometer per uur rijdt. Verder rijdt 2% van de verkeersdeelnemers 50 kilometer per uur of harder, hetgeen gelijk staat aan ongeveer 30 verkeersdeelnemers per dag. Vanwege aanhoudende verzoeken van de omwonenden is de gemeente daarop overgegaan tot het treffen van snelheidsbeperkende maatregelen. Zij heeft bij wijze van proefopstelling op de Veerweg vier paaltjes geplaatst om de rechtstand uit de weg te halen, waardoor de gemiddelde snelheid van gemotoriseerd verkeer zou moeten verminderen. De gemeente c.s. heeft, onder verwijzing naar de brief aan de omwonenden van 26 november 2020 (zie ook r.ov. 2.6), gemotiveerd toegelicht dat niet kon worden gekozen voor andere snelheidsbeperkende maatregelen. Vanwege de kwetsbare fundering van de omliggende woningen en het trillingsgevaar konden geen verkeersdrempels worden geplaatst. Het aanbrengen van parkeerstroken was in strijd met het ter plaatse geldende beschermde stadsgezicht en bovendien zou daarmee, net als met het aanbrengen van een rijbaanscheiding, de Veerweg te smal zijn geworden voor vrachtverkeer. Volgens de gemeente c.s. was de enige mogelijke optie dan ook het plaatsen van de vier paaltjes, die zij in een zogenaamde ‘zigzag-opstelling’, dus om en om aan weerszijden van de weg heeft geplaatst. Dit betrof voor fietsers ook een veilige maatregel, omdat er voldoende ruimte was voorzien om de paaltjes te passeren, aldus de gemeente c.s. Zij heeft toegelicht dat waar de richtlijnen van het CROW ongeveer een meter breedte voorschrijven, dit op de Veerweg ongeveer 1,30 meter betrof.

4.6.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente c.s. met het voorgaande voldoende onderbouwd dat het plaatsen van de paaltjes een noodzakelijke en op zichzelf geschikte maatregel was om te trachten de snelheidsovertredingen op de Veerweg tegen te gaan. De omstandigheid dat het een zogenaamde proefopstelling betrof en dat de paaltjes begin 2022 door de gemeente weer zijn verwijderd, maakt het voorgaande niet anders. De gemeente c.s. heeft gemotiveerd toegelicht dat uit de evaluatie bleek dat de overlast van hangjongeren, weliswaar al voor het plaatsen van de paaltjes een bekend probleem op de Veerweg, voor de bewoners juist toenam toen de paaltjes er stonden. Volgens de gemeente c.s. bleek dat deze hangjongeren, met name ’s avonds, met onverminderd hoge snelheid met scooters en quads over de Veerweg reden en zelfs om de paaltjes heen slalomden, over het weggedeelte dat voor fietsers was bestemd. Door dit gedrag leverden de paaltjes gevaar op voor fietsers die daar op dergelijke momenten ook langs zouden kunnen komen en voor bewoners vanwege het rijden op het trottoir voor de huizen. Omdat dit gevolg niet was voorzien en de gemiddelde snelheid van het overige verkeer niet voldoende bleek te dalen, heeft de gemeente besloten de paaltjes weer te verwijderen, zo heeft zij verklaard. Er is geen alternatief gerealiseerd omdat uit het onderzoek reeds was gebleken dat dit de enige mogelijke maatregel was om te trachten de snelheidsovertredingen op de Veerweg te verminderen, zo heeft de gemeente c.s. voldoende gemotiveerd toegelicht. De mogelijkheid dat de gemeente vooraf had kunnen voorzien dat de paaltjes niet het beoogde effect zouden kunnen hebben is niet komen vast te staan. De enkele omstandigheid dat er (ook) gekozen had kunnen worden voor meer handhaving ten aanzien van de hangjongeren betekent niet dat de paaltjes niet hadden mogen worden geplaatst. Deze keuze behoort tot de beleidsvrijheid van de gemeente. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de omstandigheid dat de paaltjes weer zijn verwijderd dan ook niet dat deze gebrekkig waren.

4.7.

Het voorgaande neemt niet weg dat verkeerspaaltjes in het algemeen een zeker risico kunnen vormen voor fietsers, zoals de gemeente c.s. ook niet heeft betwist, en dat zij daarom voldoende opvallend en goed zichtbaar moeten zijn voor fietsers. Anders dan [eiser] stelt, acht de rechtbank het paaltje zoals dat op de foto onder r.ov. 2.3 is te zien voldoende zichtbaar. Het paaltje is fors van doorsnede, relatief hoog vanwege de plaatsing op de betonnen voet, heeft een reflecterend kattenoog en de verschillende gekleurde (en deels reflecterende) strepen vormen een goed contrast met het wegdek. Zoals ook op de foto is te zien, is de Veerweg een rechte, overzichtelijke weg. Aan de rechterzijde van het paaltje is voldoende ruimte voorzien voor fietsers om te passeren. Niet is gebleken dat deze ruimte werd belemmerd door bijvoorbeeld geparkeerde auto’s. [eiser] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat sprake was van een onoverzichtelijke situatie en dat de paaltjes plotseling opdoemden in het zicht van fietsers. Daarbij heeft de gemeente c.s. ook gemotiveerd betwist dat [eiser] op de Veerweg niet plotseling een paaltje hoefde te verwachten. Op de plek waar [eiser] ten val is gekomen moet hij, aan de andere zijde van de weg, al een vergelijkbaar paaltje zijn gepasseerd, aldus de gemeente c.s. aan de hand van de door haar als productie 4 overgelegde situatieschets. [eiser] heeft dat onvoldoende weersproken.

4.8.

Ten aanzien van de vraag in hoeverre verdere veiligheids- of waarschuwingsmaatregelen van de gemeente hadden kunnen worden gevergd, heeft de gemeente c.s. onderbouwd aangevoerd dat zij met deze paaltjes het gevaar voor fietsers zoveel mogelijk heeft willen beperken. Om die reden heeft zij gekozen voor de hoge betonnen voet, zodat de paaltjes goed zichtbaar zijn. Bovendien loopt de voet schuin af, zodat een fietser er niet snel met een trapper tegenaan zal komen. [eiser] heeft gewezen op de brief aan de bewoners van de Veerweg, waarin onder meer is opgenomen dat de gemeente zou zorgen voor goede verlichting en inleidende markering. Hij heeft gesteld dat deze verlichting en markering ontbrak, terwijl die wel aanwezig had moeten zijn. De gemeente c.s. heeft in dat verband echter onweersproken toegelicht dat dit slechts was voorzien bij gebruik van een ‘standaard’ kleiner rood/wit fietspaaltje. In plaats daarvan heeft zij gekozen voor deze grotere paal en heeft zij daarop naast de zwarte en witte strepen nog een extra rode reflecterende rand toegevoegd. Verlichting in de vorm van lampen was niet voorzien, aldus de gemeente c.s., maar zij heeft bovenop de paal een kattenoog (een extra reflector, rb.) geplaatst, aldus de gemeente c.s. Onvoldoende is dan ook gebleken dat daarnaast nog verdere maatregelen van de gemeente konden worden gevergd om fietsers voor de paaltjes te waarschuwen.

4.9.

Het enkele feit dat de Veerweg een lange rechte weg is en dat fietsers aan het einde van de (mid)dag recht tegen de (mogelijk laagstaande) zon in fietsen, waardoor zij verblind kunnen worden, maakt dat niet anders. In een dergelijke situatie mag van een weggebruiker worden verwacht dat hij maatregelen neemt om zijn veiligheid te waarborgen en bijvoorbeeld zijn snelheid aanpast zodat hij toch voldoende overzicht over de weg heeft. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat de gemeente specifiek voor dat moment van de dag andere, of meer, veiligheidsmaatregelen had moeten treffen om het risico op een botsing met een paaltje te voorkomen. Dat een waarschuwingsbord in de berm of het aanbrengen van markering op de weg het ongeval in die specifieke situatie had kunnen voorkomen, is overigens ook niet onderbouwd gesteld. Ten slotte acht de rechtbank van belang dat de gemeente gemotiveerd heeft betwist dat er meerdere fietsers ten val zijn gekomen door een botsing met de één van de paaltjes gedurende de proefperiode. Enkel op grond van een overgelegd e-mailbericht van een buurtbewoner, waarin deze schrijft dat hij zes valpartijen heeft zien gebeuren, kan dat niet worden vastgesteld. Volgens de gemeente zijn er geen ongevallen geregistreerd. De enkele opmerking in een interne nota van de gemeente over evaluatie van de maatregel dat er zorgen zijn geuit over de veiligheid van fietsers, betekent op zichzelf niet dat er een groot risico op botsingen was. Ook daaruit kan niet worden afgeleid dat de weginrichting van de Veerweg en de aanwezigheid van de paaltjes een aanmerkelijk gevaar veroorzaakten.

4.10.

De conclusie is dat onvoldoende onderbouwd is dat de Veerweg met de paaltjes een gebrekkige opstal c.q. een gevaarzettende situatie vormde. [eiser] is bijzonder ongelukkig ten val gekomen, maar de gemeente c.s. kan niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade als gevolg van die val. De vordering van [eiser] onder I kan niet worden toegewezen. Aan (verdere) bespreking van de verweren van de gemeente c.s. ten aanzien van het causaal verband en eventuele eigen schuld aan de zijde van [eiser] komt de rechtbank gelet op het voorgaande niet toe. Het voorgaande brengt met zich dat de vordering onder II. ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten ook wordt afgewezen.ECLI:NL:RBGEL:2024:6842