RBGEL 180919 val fietser over varkensruggetjes tussen fietsstrook en rijweg; onvoldoende beveiligingsmaatregelen, maar geen causaal verband
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 180919 val fietser over varkensruggetjes tussen fietsstrook en rijweg; onvoldoende beveiligingsmaatregelen, maar geen causaal verband;
- toegewezen 8 uur x € 150,00 + 21% = € 1.452,00; (NB: in aanvulling op kosten eerder deelgeschil) kosten getuigenverhoor vallen niet onder kosten deelgeschil
locatie ongeval: GoogleMaps
2. De beoordeling
2.1.
Op 14 juli 2013 is [ verzoekster ] een fietsongeval overkomen op de Overlaat te Wadenoijen in de gemeente Tiel (verder: het ongeval). De Overlaat is een openbare weg waar maximaal 60 km/u gereden mag worden. De Weg heeft aan weerszijden "fietssuggiestroken'', met onderbroken witte strepen gemarkeerde gedeelten van de rijbaan. [ verzoekster ] fietste die dag in een groep die deelnam aan een fietstoertocht. Het ongeval vond plaats daar waar de Overlaat samen met het spoor onder de A15 door gaat. De groep fietsers, die het viaduct uit oostelijke richting naderde, werd achtereenvolgens geconfronteerd met een dubbele stopstreep, een verkeersbord dat voorrang op verkeer uit tegengestelde richting aanduidt, afzonderlijke verkeerslichten voor fiets- en ander verkeer, een snellere opeenvolging van onderbrekingen van de strepen langs de fîetssuggestiestrook, overgaand in wit geverfde opstaande randen, met om de 3 meter een onderbreking. Deze randen worden varkens- of biggenruggen genoemd. Ter hoogte van de varkensruggen fietste [ verzoekster ] rechts van de varkensruggen op de fietssuggestiestrook. [ X ] (hierna: [ X ] ), die op dat moment in de buurt van [ verzoekster ] fietste, is na een zijdelingse verplaatsing ten val gekomen en heeft [ verzoekster ] in zijn val geraakt. [ verzoekster ] is daarna gevallen. Daarbij heeft zij een gebroken bekken opgelopen.
2.2.
Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente.
2.3.
Het ongeval is aanleiding geweest voor politieonderzoek. In dat onderzoek zijn, op 23 juli, 7 augustus en 14 november 2013 respectievelijk [ verzoekster ] als benadeelde [ Y ] (hierna: [ Y ] als getuige en [ X ] als verdachte gehoord. Van het politieonderzoek is een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt, waarin de proces-verbalen van voornoemde verhoren zijn opgenomen.
2.4.
Uit het proces-verbaal van de verklaring van [ verzoekster ] wordt als volgt geciteerd:
Een man die niet bij onze groep hoorde, fietste net voor mij [ ... ]. Ik zag dat die man naar links ging, kennelijk om de fietsers die voor mij reden in te halen. Op het moment dat die man naar links ging, zag ik hem vallen. Door de val kwam ik in botsing met die man en kwam ik ook ten val, Ik ben van dat moment een stukje kwijt.
2.5.
Uit het proces-verbaal van de verklaring van [ Y ] wordt als volgt .geciteerd:
Tussen onze groep waren een paar mannen komen fietsen [ ... ]. Ik zag dat een van die mannen, naar links ging, mogelijk om in te halen of zoiets. Of dat hij de betonnen verhoging geraakt heeft, of dat hij schrok van die verhoging, dat kan ik niet beoordelen, ging hij slingeren met zijn fiets, In die beweging raakte hij [ verzoekster ] , die achter hem fietste.
2,6.
Uit het proces-verbaal van de verklaring van [ X ] wordt als volgt geciteerd:
Omdat de fietser die links naast mij reed naar rechts kwam, werd ik gedwongen om ook naar rechts te gaan en werd daardoor tegen die drempeltjes gedrukt. Ik kwam hierdoor met mîjn wielen tegen die lage drempel aan en raakte uit mijn evenwicht. omdat ik door de fietser links van mij niet meer terug kon de weg op, werd ik gedwongen om of direct te vallen of proberen over/tussen de drempels door het fietspad te bereiken. Ik zag nog dat er een kleine opening tussen de drempel was en ben op het fietspad terecht gekomen [ ... ] Daardoor verloor ik mijn evenwicht.
2.7.
[ verzoekster ] heeft de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het ongeval. Achmea heeft namens de gemeente aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.8.
[ verzoekster ] heeft bij de kantonrechter van deze rechtbank in het kader van een eerdere deelgeschilprocedure het verzoek ingediend om voor recht te verklaren dat de gemeente en Achmea aansprakelijk zijn voor de door [ verzoekster ] .als gevolg van het ongeval geleden schade. Dit verzoek is bij beschikking van 16 januari 2017 (verder: de eerdere beschikking) afgewezen.
De kantonrechter heeft in dit verband) voor zover relevant, als volgt overwogen:
2.9.
De aanwezigheid van varkensruggen op het wegdek van de Overlaat en het daaraan inherente gevaar voor fietsers betekent op zichzelf nog niet dat de weg niet voldoet aan de eisen die men aan de weg mag stellen in de zin van art 6: 174 BW. Vast staat dat varkensruggen vaker worden toegepast in het verkeer. Bovendien hebben de gemeente en Achmea tijdens de mondelinge behandeling genoegzaam uiteengezet waarom varkensruggen hier aangewezen zijn. Ter plaatse van het viaduct is de Overlaat niet breed genoeg om al het verkeer veilig tegelijkertijd te laten passeren. De varkensruggen moeten het autoverkeer, dat met behulp van verkeerslichten zo wordt geregeld dat het maar vanuit één richting tegelijk kan komen/naar het midden van de weg dwingen en zodoende het fietsverkeer beschermen dat wel steeds in twee richtingen is toegestaan. De afzetting met varkensruggen (in plaats van paaltjes of een hek) stelt landbouwvoertuigen, die zijn aangewezen op het viaduct om landbouwpercelen te bereiken en die te breed zijn voor het voor het autoverkeer overgelaten gedeelte van de rijbaan, in staat het viaduct te passeren door met de rechterwielen aan de andere zijde van de varkensruggen te rijden, aldus de gemeente en Achmea ter zitting, Denkbaar is dat de weg niettemin gebrekkig moet worden geoordeeld omdat de varkensruggen onvoldoende zichtbaar waren en voor het gevaar van varkensruggen voor fietsers onvoldoende werd gewaarschuwd, zoals [ verzoekster ] stelt. Indien veronderstellenderwijs met [ verzoekster ] wordt aangenornen dat de Overlaat in deze zin gebrekkig is, geldt het volgende.
2.10.
Voor aansprakelijkheid van de gemeente is dan vereist dat vastgesteld kan worden dat het ongeval het gevolg is van de slechte zichtbaarheid van de varkensruggen en het onvoldoende waarschuwen voor het gevaar van de varkensruggen voor fietsers. Concreet moet dan kunnen worden geconstateerd dat [ X ] de varkensruggen niet zo tîjdig heeft opgemerkt en het gevaar ervan heeft onderkend dat hij het (ingeval kon voorkomen, Stelplicht en bewijslast van de feiten en omstandigheden die in dat verband van [ verzoekster ] ang zijn rusten op [ verzoekster ] .
2.11.
[ verzoekster ] heeft (in punt drie van het verzoekschrift) gesteld dat [ X ] de varkeüsruggen over het hoofd heeft gezien. Zoals de gemeente en Achmea hebben opgeworpen kan echter uit de verklaringen van [ X ] niet zonder meer worden afgeleid dat hij de drempels bij het naderen van het viaduct niet heeft waargenomen, Hij heeft immers tegenover de politie verklaard dat de groep fietsers rlchting een tunneltje ging en vervolgens verklaard dat er een fîetspad was, gescheiden van de rijbaan door lage schuine drempeltjes, met openingen ertussen (proces-verbaal van 14 november 2013). Tegen deze achtergrond bieden de overige bewijsmiddelen die thans voorhanden zijn onvoldoende aanknopingspunten om het door [ verzoekster ] gestelde en door de gemeenteert Achrnea betwiste causale verband aan te nemen tussenenerzijds het gebrek aan de weg, zoals dat is aangenomen aan het slot van overweging 2.9, en het ongeval anderzijds. Met andere woorden, op dit moment kan niet worden vastgesteld dat het ongeval niet zou zijn gebeurd als de varkensruggen beter zichtbaar waren geweest en voor het gevaar ervan voor fietsers beter zou zijn gewaarschuwd.
2.9.
Bij beschikking van 12 juni 2017 is een door [ verzoekster ] ingediend verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. In dat kader zijn de volgende getuigen gehoord: [ verzoekster ] , [ Y ], .[ X ] en [ Z ] (hierna: [ Z ] ).
2.10.
[ verzoekster ] heeft als getuige, voor zover hier relevant, als volgt verklaard:
Ik fietste voor [ Y ] . Er fietste niemand naast mij. [ ... ] Voor mij maakte een meneer een manoeuvre. Hîj maakte een beweging met zijn fiets naar links. Het bleek dat de witte strepen over waren gegaan in varkensruggetjes. Hij kwam daartegen aan en glng daardoor weer terug naar rechts. Hij ging zo abrupt naar rechts dat hij tegen mij aankwam en mij meenam in zijn val. [ ... ]
2.11.
[ Y ] heeft, voor zover hier relevant, als volgt verklaard:
Ik fietste samen met [ verzoekster ] achterin de groep. ( ... ) Voorbij de auto gingen de twee onbekenden iets verder van elkaar vandaan fietsen, Op dat moment is een van hen tegen een van die ronde afscheidingen gekomen. Ik durf niet te zeggen of dat varkensruggen wordengenoemd. Hij kwam met zijn voorwiel daartegen aan en is toen in een ongecontroleerde beweging naar rechts gekomen en tegen [ verzoekster ] gekomen. [ ... ] Op het moment dat die man tegen de afscheiding aanfietste fietste hij daar aan de linkerzijde van [ ... ] Er fietste op dat moment niemand links van de meneer. [ ... 1 Hij had het fietspad verlaten en wilde weer terug. Als ik dat destijds anders heb geschreven heb ik dat niet goed verwoord.
2.12.
[ X ] heeft, voor hier zover relevant, als volgt verklaard:
In de richting van het tunneltje werd het wat rommeliger en fletsten we met drie a vier man naast elkaar. Er kwam toen een auto van de andere kant. Ik wilde daarom naar rechts. Ik zag toen dat daar een fietsstrook was. Ik zag dat ik op die plek niet verder naar rechts de fietsstrook op kon omdat er inmiddels een afscheiding was met banden, ook varkensruggetjes genaamd, Er fietste iemand links van mij. Ik weet niet wie dat was. Ik riep in eerste Instantie tegen die persoon we moeten naar demfietsstrook. Toen ik zag dat die banden daar waren riep ik: ik kan hier niet verder of pas op een obstakel of we kunnen hier niét-door, álthans iets in die richting, lk weet dat niet meer. [ ... ] De persoon links van mij, ik weet.nlet of het een man of een vrouw was,bleef echter naar rechts gaan. Ik kon daardoor in ieder geval niet weer terug naar links, Ik kwam toen met beide wielen tegen de bandjes aan. Ik ben er op een of andere kunstige manier toch overheengekomen. Van anderen heb ik gehoord dat ik met mijn fiets als het ware eroverheen ben gesprongen, dat weet ik zelf niet zeker. Toen sloeg ik over de kop, misschien omdat ik [ verzoekster ] toen al raakte [ ... ]. Het was niet zo dat ik tijdens het fletsen, voordat ik naar rechtsging al ad gezien dat de strook met varkensruggen al was begonnen.
2.13.
[ Z ] heeft, voor zover relevant, als volgt verklaard:
Ten tijde van het ongeval fletste ik net voor [ verzoekster ] , volgens mij fietste zij direct achter mij. [ ... ] Ik had het gevoel dat erachter mij iets gebeurde, ik hoorde een klap en zag vervolgens [ verzoekster ] langs de kant liggen met klachten en pijn, Ik heb haar niet zien vallen. Ik heb wel gezien dat er voor de klap iemand aan het inhalen was. [ ... ] Over de varkensruggen kan ik vertellen dat je ze, als je alleen fletst, redelijk goed ziet, ondanks dat ze niet met een bord of andere siginalering zijn aangegeven, Als je achter iemand fletst [ ... ] zie je ze niet. Ze zijn niet opvallend van kleur enals er iemand voor je rijdt, blokkeert dat je zicht.
2;14.
Het verzoek strekt ertoe dat de kantonrechter op de voet van art. 1019w e.v. Rv voor recht zal verklaren dat de gemeente en Achrnea, in haar hoedanigheid van aansprakelijkheîdsverzekeraar van de gemeente die op grond van artikel 7:954 BW verplicht is de betalingen aan [ verzoekster ] te verrichten, óp grond van artikel. 6: 107 BW aansprakelijk zijn voor de schade die [ verzoekster ] heeft opgelopen en die zij nog steeds. lijdt. [ verzoekster ] verzoekt daarnaast begroting van haar kosten bij de behandeling van het verzoek en veroordeling van de gemeente en Achmea tot betaling aan [ verzoekster ] van deze kosten. en van haar buitengerechtelijke kosten.
2.15.
Volgens [ verzoekster ] is de gemeente op grond van art 6: 174 BW voor de schade aansprake!ijk. De gemeente is als wegbeheerder van de Overlaat verantwoordelijk voor een veilige inrichting van die weg en dient er voor te zorgen dat deze in goede staat verkeert. Deze weg is, aldus [ verzoekster ] , in die zin gebrekkig dat voor fietsers de varkensruggen gevaarlijk zijn, de varkensruggen slecht zichtbaar zijn en dat voor dit gevaar onvoldoende wordt gewaarschuwd.
Dit gevaar heeft zich hier verwezenlijkt, zo stelt [ verzoekster ] .
2.16.
De gemeente en Achmea voeren verweer, De kantonreehter zal hiema voor zover van belang de standpunten van partijen nader bespreken.
2.17.
[ verzoekster ] heeft; zoals Achmea ook heeft aangenomen, in haar verzoekschrift per abuis Centraal Beheer N.V. als belanghebbende aangemerkt in plaats van Achmea. Zoals bij de mondelinge behandeling besproken zal het verzoekschrift met instemming van beide partijen in zoverre verbeterd worden gelezen. Deze verbetering is in de kop van deze beschikking verwerkt.
2.18.
Voor de gevraagde verklaring voor recht is onder meer vereist dat vast komt te staan dat de Overlaat, een opstal in de zin van artikel 6:174 BW,niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen, zodat gevaar voor personen ontstond, zoals [ verzoekster ] stelt en de gemeente en Achmea betwisten. Bij het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het aan op de - naar objectieve maatstaven te beantwoorden - vraag of de opstal; gelet op het te verwachten gebruikof de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Daarbij is ook van [ verzoekster ] belang hoe groot de kans op verwezenlljking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn .. Stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die ten grondslag worden gelegd aan een op art. 6: 174 lid 1 BW gebaseerde vordering, rusten in beginsel op de eiser. Zie HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236, NJ20121155 overweging 4.4.4. en HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831, NJ 2014/368 overweging 3.3. en 3.6.1.
2.19.
De kantonrechter overweegt dat de gemeente met het inrichten van de Overlaat zoals onder 2.1. beschreven een gevaarlijke verkeerssituátie in het leven heeft geroepen, in elk geval voor (race):ftetsers zoals [ verzoekster ] , die op zichzelf niet bedacht hoeven te zijn dat zich dergelijke opstakels op de rijbaan bevinden. Vast staat dat de varkensruggen zonder enige voorafgaande waarschuwing in het verlengde liggen van een onderbroken wegmarkering, dat deze, net als die markering, wit van kleur zijn en dat de witte lijn ook dan onderbroken is. Anders dan uit de voorafgaande wegmarkering is het echter, vanwege de hoogte van de varkensruggenen de geringe ruimte hiertussen, plotseling niet meer mogelijk om met een fiets te wisselen van het weggedeelte dat voor fietsers bestemd is naar de voor automobilisten bestemde rijbaan en andersom. Dat er een risico is op een val, indien een minder oplettende fietser die de varkensruggen niet heeft-gezien daar tegen aanrijdt, spreekt voor zich.
2.20.
De gemeente is zich, zoals zij heeft erkend.er van bewust dat dit (enig) gevaar oplevert, maar voert aan dat zij toch tot die keus is gekomen en heeft mogen komen, omdat zij de varkensruggen heeft aangelegd met het oog op de veiligheid van weggebruikers op de Overlaat. Juist om ongevallen onder of nabij het viaduct te voorkomen heeft de gemeente, zo stelt zij, de weg zo ingericht dat steeds slechts auto's uit en dezelfde rijrichting.het viaduct kunnen passeren. Met de varkensruggen wordt voorkomen dat automobilisten door de fietsstrook te gebruiken toch in twee rijrichtingen het viaduct kunnen passeren. Bovendien worden fietsers zo beschermd tegen plotseling uitwijkende automobilisten. Een en ander is ook weergegeven in overweging 2:9. van de eerdere beschikking.
2.21.
De kantonrechter overweegt dat de gemeente de vrijheid heeft om een afweging te maken tussen de voor- en nadelen van voorgenomen verkeersmaatregelen die juist bedoeld zijn om de veiligheid te vergroten en dan te besluiten om een nodig geachte veiligheidsmaat- regel te nemen, ook als die een zeker nieuw risico met zich brengt. Op haar rust dan echter wel de verplichting om dat nieuwe risico zodanig in te perken dat aan de in 2.18 genoemde eisen wordt voldaan. De gemeente dient ervoor te zorgen dat de veiligheid van personen en zaken voldoende gewaarborgd blijft door deugdlijke beveiligingsmaatregelen te nemen, zoals het plaatsen van waarschuwingen. Daarbij heeft de gemeente mede in aanmerking te nemen dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten (vgl. HR 20 maart 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0549, NJ 1993/547).
2.22.
In het onderhavige geval leidt toetsing aan het vorenstaande kader tot het oordeel dat het plaatsen van de varkensruggen gelet op het doel en de daarbij aanwezigen belangen op zich niet onrechtmatig was, Om tot het oordeel te kunnen komen dat de Overlaat voldeed aan de daaraan te verstellen is dan echter wel vereist dat er voldoende is gedaan om het daardoor ontstane valgevaar voor fietsers te beperken . Zoals ook overwogen onder 2.19 staat vast dat de varkensruggen niet zijn aangekondigd. Iedere vorm van waarschuwing, bijvoorbeeld door het duidelijk zichtbaar maken van de ruggen door middel van belijning (anders dan het witten van de varkensruggen zelf) én/of door waarschuwende borden, ontbreekt, In die omstandigheden is het voorzienbaar dat er fietsers zijn die de varkensruggen over het hoofd zien, er tegenaan rijden en ten val komen. De stelling dat bebording en duidelijkere belijning geen zin zouden hebben omdat niemand varkensruggen kent en meer bebording de situatie juist onoverzichtelijk zou maken, kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden gevolgd. De kantonrechter acht het evident dat bet risico op het niet tijdig waarnemen van de varkensruggen aanmerkelîjk wordt verkleind, indien deze duidelijker zichtbaar worden gemaakt, bijvoorbeeld door het, los van de witgemaakte varkensruggen, daarnaast aanbrengen van een on-onderbroken belijning (zoals blijkens de door de gemeente overgelegde foto's is gedaan op andere locaties waar varkensruggen worden gebruikt), die duidelijk afwijkt van de onderbroken belijning van de aan de varkensruggen voorafgaande fiets suggestie strook en/of door het waarschuwen door middel van een waarschuwingsbord met bijvoorbeeld een onderbord met de tekst: "let op, fietsstrook afgescheiden door middel van opstaande rand". Een reden waarom dat is nagelaten is niet gegeven. Dat het plaatsen van een dergelijk bord en/of aanbrengen van duidelijke belijning voor de gemeente te kostbaar of anderszins bezwaarlijk zou zijn is niet gesteld.
2.23.
In deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter het ontstaan van een ongeval voorzienbaar. De daarvoor getroffen beveillgingsrnaatregelen voldoen niet. Daarmee voldeed de Overlaat ten tijde van het ongeval op dat punt niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en dit levert gevaar voor personen of zaken op.
2.24.
Met dit oordeel staat echter nog niet vast dat dit gevaar zich in dit geval heeft verwezenlijkt en dat sprake is van causaliteit tussen- kort gezegd - het onvoldoende waarschuwen en het ontstaan van het ongeval. In die zin is de situatie niet anders dan omschreven in rov 2.11 van de.eerdere beschikking.
2.25.
[ X ] heeft immers zowel in zijn verklaring bij de politie als ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat hij door de links haast hem fietsende wielrenner naar rechts werd gedwongen en daardoor richting de varkensruggen moest fietsen, dat hij deze probeerde te passeren en dat hij hierdoor ten val kwam.
2.26.
[ verzoekster ] en [ Y ] hebben eerst verklaard dat [ X ] , rechts van de varkensruggen op de fietsstrook reed en ging slingeren omdat hij naar links wilde. Ten tijde van het voorlopig getuigenverhoor heeft [ Y ] echter, evenals [ X ] zelf; verklaard dat [ X ] zich eerst links van de varkensruggen bevond en naar rechts wilde.[ X ] heeft zelf bovendien verklaard dat hij de, aanwezigheid van de varkensruggen wel degelijk heeft waargenomen voordat hij ten val kwam, rnaar doordat de fietser naast hem naar rechts bleef bewegen, hij als het ware afgesneden werd.
2.27,
Dat dit niet zou zijn gebeurd als de aanwezigheid van de varkensruggen eerder bij [ X ] kenbaar was geweest, blijkt daaruit dus niet. Dat het gevaar van het over het hoofd zien van de varkensruggen zich hier heeft verwezenlijkt kan dan op basis van die verklaringen ook niet worden aangenomen. Evenmin is gesteld of gebleken dat het voor de onbekende, door [ X ] genoemde fietser die hem volgens zijn verklaring tegen de varkensruggen dwong, ten tijde van het ongeluk niet duidelijk is geweest dat de fietsstrook was afgeschermd-met varkensruggen en dat deze omstandigheid het ongeval heeft veroorzaakt. In dat verband is van belang dat [ X ] en [ verzoekster ] deel uit maakten van een groep wielrenners en dat niet onaannemelijk is dat ook in het geval beter voor de aanwezigheid van de varkensruggen was gewaarschuwd zij zich links hiervan hadden begeven. Dit is temeer niet zondermeer onaannemelijk, nu het verkeerslicht voor fietsers weliswaar groen was maar dat voor automobilisten in dezelfde rijrichting rood licht uitstraalde en dit [ X ] en enkele anderen er niet van heeft weerhouden om toch over dat rijbaangedeelte voor auto's te fietsen, waar tegenliggend verkeer te verwachten was, kennelijk om andere fietsers in te halen.
2.28.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, anders dan [ verzoekster ] stelt; ook na de gehouden voorlopige getuigenverklaringen niet is gebleken dat het ongeval niet zou zijn gebeurd als de varkensruggen van te voren waren aangekondigd of beter zichtbaar waren geweest. Nu voor de gevraagde verklaring voor recht eveneens is vereist dat het gevaar dat het gebrek opleverde zich ook heeft verwezenlijkt, en dit, gelet op het voorgaande, niet is komen vast te staan; zal het verzoek van [ verzoekster ] worden afgewezen.
2.29.
Nu de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan is er ook geen grond voor toekenning van een vergoeding van buitengerechtelijke kosten of van de hierna op grond van artikel 1019aa Rv te begroten kosten voor de behandeling van het verzoek.
2.30.
De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure aan de zijde van [ verzoekster ] te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek wordt afgewezen .. [ verzoekster ] heeft opgegeven dat naast de kosten voor het eerdere deelgeschil kosten zijn gemaakt in verband met het voorlopige getuigenverhoor en het daartoe strekkend verzoekschrift (€ 276,60 taxe voor de getuige; 8 x € 150,00 ex; btw aan kosten voor de gemachtigde en € 287,00 aan griffierecht) en dat het aanvullen van het verzoekschrift vier uur x à € 150,00 exclusief B'I'W heeft gekost. De kantonrechter overweegt dat voor de begroting van de kosten op grond van artikel 1019aa Rv alleen de kosten in aanrnerking komen die direct verband houden met de gevoerde deelgeschilprocedure. Daaronder vallen niet de kosten die samenhangen met het voorlopige getuigenverhoor, De kosten van het eerste deelgeschil zijn al begroot en zullen ook niet worden meegenomen in de begroting van de kosten van het thans beoordeelde verzoek. De gemeente, die een besteding van tien uur à € 150,00 nog redelijk acht, heeft niet betwist dat de gedeclareerde vier uur voor het aanvullen van het verzoekschrift redelijk zijn. Bij de begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek rekent de kantonrechter, ofschoon niet expliciet gesteld, voorts nog vier uur voor de mondelinge behandeling, met reistijd en bespreking, zodat aan kosten voor de werkzaamheden van de gemachtigde worden begroot op (8 uur x € 150,00 + 21% BTW=) € 1.452,00. Vermeerderd met € 79,00 aan griffierecht worden de totale kosten begroot op € 1.531,00. Dat er in verband met de behandeling nog andere kosten zijn gemaakt is niet gesteld.
Met dank aan de heer mr. H. de Jager, Advocaat Personenschade DAS voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/RBGEL-180919