RBDHA 110225 water op wegdek bij zware regenval en verstopte afvoer; wél gebrek aan weg, maar ook voldoende maatregelen; geen aansprakelijkheid RWS
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 110225 water op wegdek bij zware regenval en verstopte afvoer; wél gebrek aan weg, maar ook voldoende maatregelen; geen aansprakelijkheid RWS
locatie ongeval: maps.app.goo.gl
2De feiten
2.1.
In de avond en nacht van 5 op 6 augustus 2023 was sprake van zeer zware regenval.
2.2.
Op 6 augustus 2023 om 6:08 uur ontving Rijkswaterstaat een telefonische melding van waterstand op het wegdek van de A4 richting Rotterdam ter hoogte van hectometerpaal 56,0. Rijkswaterstaat heeft daarop een snelheidsbeperking van 70 km/u ingesteld die werd getoond op de matrixborden boven de snelweg. Vervolgens heeft zij een weginspecteur naar de locatie gestuurd om de situatie te beoordelen.
2.3.
Op 6 augustus 2023 om 6:18 uur is [eiseres] betrokken geweest bij een eenzijdig auto-ongeval op de A4 richting Rotterdam, ter hoogte van hectometerpaal 56,0, toen zij onder een aquaduct door reed waar water op het wegdek stond.
2.4.
Van het ongeval is een proces-verbaal opgemaakt door de Politie Regionale Eenheid Den Haag. Daarin staat, voor zover relevant en samenvattend weergegeven, het volgende. Op 6 augustus 2023 omstreeks 6:18 uur is het voertuig dat [eiseres] bestuurde in botsing gekomen met de muur van het aquaduct. Op die plaats was sprake van watervorming, buiten was het schemerig, het regende en het wegdek was nat/vochtig.
2.5.
Onder in het aquaduct, op het laagste punt van het wegdek, bevinden zich twee waterafvoeren waarvan één verstopt was op het moment van ongeval.
3Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat Rijkswaterstaat aansprakelijk is voor het ongeval dat [eiseres] op 6 augustus 2023 is overkomen, alsmede veroordeling tot betaling van € 4.250,00 nog te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 550,00, rente, proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de weg op het moment van het ongeval gebrekkig was in de zin van artikel 6:174 BW. Door de wateroverlast op het wegdek onder het aquaduct vond het ongeval plaats. Daarbij liep [eiseres] letsel en schade aan haar voertuig op. Op het moment van het ongeval was het schemerig en er was geen wegverlichting. Die omstandigheden in combinatie met de regen, maakte dat het zicht slecht was waardoor [eiseres] werd verrast door de hoge waterstand. De weg was dus gebrekkig en Rijkswaterstaat, die al voor het ongeval op de hoogte was van de waterstand, heeft onvoldoende maatregelen genomen. Rijkswaterstaat is daarom aansprakelijk en dient zij de schade van [eiseres] te vergoeden. Die schade begroot [eiseres] op € 4.250,00. De omvang van die schade is op grond van een expertiserapport vastgesteld op totaal verlies van het voertuig. Voor betaling van de schade is Rijkswaterstaat vruchteloos gesommeerd, waardoor de Staat buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
3.3.
Rijkswaterstaat voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Rijkswaterstaat betwist dat de weg gebrekkig was. Verder heeft Rijkswaterstaat aangevoerd dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen. Op het moment van het ongeval gold al een snelheidsbeperking van 70 km/u die zichtbaar was op de matrixborden boven de weg. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat direct een weginspecteur ter plaatse gestuurd. Rijkswaterstaat heeft adequate maatregelen genomen zodra haar de situatie bekend werd. Bovendien wordt bij bijzondere weersomstandigheden, zoals de zware regenval van 5 op 6 augustus 2023, van de weggebruiker meer oplettendheid en voorzichtigheid verwacht.
4De beoordeling
4.1.
Voor de vraag of de Staat aansprakelijk is jegens [eiseres] voor het haar overkomen ongeval op 6 augustus 2023, moet komen vast te staan dat de waterstand onder het aquaduct het gevolg is van een gebrek aan de weg en maakt dat de weg op het moment van het ongeval niet voldeed aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mag worden gesteld waardoor het ongeval kon gebeuren. Als komt vast te staan dat de weg gebrekkig was met als gevolg wateroverlast op het wegdek en die omstandigheid een onveilige of gevaarlijke verkeerssituatie oplevert resulterende in het ongeval, is de Staat in beginsel aansprakelijk. Indien de Staat aantoont dat [eiseres] het gevaar op het tijdstip van het ongeval zou hebben gekend, ontbreekt die aansprakelijkheid. Hierbij is van belang dat Rijkswaterstaat als wegbeheerder onveilige verkeerssituaties deugdelijk dient te beveiligen door het nemen van adequate maatregelen zodat weggebruikers gewaarschuwd worden en zich kunnen aanpassen aan de situatie.
4.2.
Vast staat dat ten tijde van het ongeval op de plek waar [eiseres] in een slip raakte met haar auto, sprake was van een aanzienlijke waterstand op het wegdek. Niet in geschil is dat de afvoer bij het desbetreffende weggedeelte verstopt was. Hierdoor is de wateroverlast op het wegdek ontstaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit te kwalificeren is als een gebrek aan de weg. Dat, zoals Rijkswaterstaat heeft aangevoerd, een combinatie van uitzonderlijk ongelukkige omstandigheden tot die waterstand hebben geleid, neemt niet weg dat een aanzienlijke hoeveelheid water op de weg in een verdiepte onderdoorgang een gevaar kan opleveren en in het onderhavige geval ook heeft opgeleverd. Dat de verstopte afvoer na het ongeval blijkbaar eenvoudig door de weginspecteur ter plaatse kon worden vrijgemaakt en de waterstand daardoor verdween, kan hooguit tot de conclusie leiden dat als de verstopte afvoer voorafgaand aan het ongeval had gefunctioneerd de waterstand en daarmee het ongeval niet zouden zijn ontstaan. Het kan evenwel niet tot de conclusie leiden dat de weg op dat moment niet gebrekkig was. Dat het risico van een verstopte afvoer met waterstand op het wegdek tot gevolg zich toch heeft verwezenlijkt, komt voor rekening van Rijkswaterstaat. Zij is de bezitter van de weg en de daarbij behorende afvoeren. Dat de weg en de aldaar aanwezige afvoeren en kolken regelmatig worden onderhouden, en er geen overmatig of bijzonder vuil aanwezig was ten tijde van het ongeval, disculpeert haar niet van dat risico.
4.3.
Vervolgens is de vraag of Rijkswaterstaat, als beheerder van die weg, afdoende adequate maatregelen heeft genomen om weggebruikers te waarschuwen hun rijgedrag aan te passen aan de situatie van wateroverlast op het wegdek onder het aquaduct. De kantonrechter is van oordeel dat de maatregelen voldoende zijn geweest. Rijkswaterstaat heeft na de melding van 6:08 uur direct geacteerd. Ze heeft een snelheidsbeperking van 70 km/u ingesteld en die kenbaar gemaakt op de matrixborden boven de weg voorafgaande aan het aquaduct. [eiseres] heeft de matrixborden en de snelheidsbeperking gezien en haar snelheid ook gematigd, maar vindt de maatregel onvoldoende. Rijkswaterstaat heeft daartegen aangevoerd dat deze maatregel passend was bij de situatie zoals haar op dat moment bekend. Een zwaardere maatregel, zoals volledige afsluiting van de baan, leidt tot gevaarlijke(re) situaties omdat weggebruikers daarop heftig(er) reageren. Ook heeft Rijkswaterstaat direct na de melding een weginspecteur ter plaatse gestuurd die de situatie en de gekozen maatregel diende te beoordelen. De weginspecteur arriveerde uiteindelijk pas na het ongeval, waardoor de matrixborden inmiddels een rood kruis uitstraalden boven de baan waarop het verongelukte voertuig van [eiseres] zich bevond. Hoewel die maatregel dus werd ingehaald door de tijd, is het sturen van een weginspecteur in combinatie met de snelheidsbeperking van 70 km/u een passende maatregel geweest in deze situatie. Ondanks dat [eiseres] heeft gesteld te zijn verrast door de hoeveelheid water op het wegdek, was zij voorafgaand aan het ongeval voldoende gewaarschuwd voor een bijzondere verkeerssituatie ter plaatse door de zichtbare snelheidsbeperking op de matrixborden. Daarbij komt dat [eiseres] zelf ook verklaard heeft dat het slecht weer was en het zicht beperkt waardoor zij (extra) oplettend diende te zijn. [eiseres] heeft daarmee voldoende gelegenheid gehad om te anticiperen en haar rijgedrag aan te passen. Dat de waarschuwing niet het gewenste effect heeft gehad, brengt nog niet als vanzelfsprekend mee dat daarom Rijkswaterstaat aansprakelijk is. De stelling dat het ten tijde van het ongeval donker was en de weg slecht was verlicht wordt niet gevolgd gelet op de gemotiveerde betwisting door Rijkswaterstaat dat de civiel schemering die dag om 5.31 uur was en er dus de voldoende zicht moet zijn geweest.
4.4. De slotsom is dat de Staat, Rijkswaterstaat, op grond van artikel 6:174 BW niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die de [eiseres] heeft geleden als gevolg van het ongeval. De vorderingen van [eiseres] komen dan ook niet voor toewijzing in aanmerking. Rechtbank Den Haag 11 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:15822