RBUTR 041000 (zaak uit 2000) opdrukkende boomwortels onder bosweg ic geen gevaar opleverend gebrek als in 6:174 BW
- Meer over dit onderwerp:
RBUTR 041000 (zaak uit 2000) opdrukkende boomwortels onder bosweg ic geen gevaar opleverend gebrek als in 6:174 BW
4.
De beoordeling in de zaak met rolnummer 98-2432
4.1.
[eiser] heeft bij conclusie van repliek zijn eis gewijzigd, waartegen Staatsbosbeheer zich niet heeft verzet. De rechtbank zal derhalve deze gewijzigde eis beoordelen.
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat de oorzaak van het ongeval was gelegen in bulten in de Kleine Slingerdreef veroorzaakt door boomwortels. Hij heeft gesteld dat hij tegen een of meer van deze bulten is gebotst, daardoor ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen. [eiser] stelt dat Staatsbosbeheer, als beheerder van deze weg, aansprakelijk is voor de door hem geleden schade.
Volgens [eiser] heeft Staatsbosbeheer niet gezorgd voor een in goede staat verkerende weg door primair de gevaarzettende onregelmatigheid in de weg niet te herstellen en subsidiair deze plek niet door waarschuwing of verlichting te beveiligen.
4.3.
Staatsbosbeheer heeft betwist dat er sprake was van een gevaaropleverend gebrek van de weg en zij heeft betoogd aan haar zorgplicht als wegbeheerder te hebben voldaan.
4.4.
Ingevolge artikel 6:174 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek (BW} is bij openbare wegen het overheidslichaam, dat moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert, aansprakelijk voor een gevaarop leverend gebrek in de weg wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. De Kleine Slingerdreef is een eigen weg van Staatsbosbeheer en wordt door Staatsbosbeheer onderhouden en beheerd. Deze weg is uitsluitend toegankelijk voor fietsers en voetgangers.
De rechtbank overweegt dat de Kleine Slingerdreef, ook al is dit een eigen weg van Staatsbosbeheer, als openbare weg in de zin van artikel 6:174 lid 2 BW gezien moet worden nu het feitelijk openstaat voor (een deel van het) openbaar verkeer. Op Staats bosbeheer als beheerder van de Kleine Slingerdreef rust de hiervoor omschreven aansprakelijkheid.
4.5,
Voor de beoordeling of Staatsbosbeheer aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade, zal de vraag beantwoord moeten worden of de oneffenheden in de weg waardoor de valpartij is veroorzaakt te beschouwen zijn als een gevaaropleverend gebrek zoals bedoeld in artikel 6:174 BW. Volgens dit artikel is er sprake van een gebrek als er niet is voldaan aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan de weg mag stellen. Voor openbare wegen geldt dat er geen sprake is van een gebrek als de weg in een staat van onderhoud verkeert, die niet ligt beneden het niveau dat voor het soort weg waar het om gaat van de beheerder geëist kan worden.
4.6.
De Kleine Slingerdreef is een geasfalteerde bosweg, alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers, derhalve langzaam verkeer. Door Staatsbosbeheer is gesteld dat het een weg met een ondergeschikt verkeersbelang en een duidelijk recreatief karakter is. Dit is door [eiser] niet betwist, zodat dit als vaststaand kan worden aangenomen. Aan een dergelijke weg kunnen minder zware eisen wat betreft de staat van onderhoud gesteld worden dan aan wegen waarbij het verkeersbelang voorop staat en die openstaan voor alle verkeer.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Kleine Slingerdreef een weg is met aan weerszijden bomen en struiken. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat bij dergelijke wegen de opdrukkende wortels van bomen bulten op en scheuren in het wegdek kunnen veroorzaken. Moeten weggebruikers in het algemeen er al rekening mee houden dat wegen niet steeds in perfecte staat verkeren, bij dergelijke boswegen is dat zeker het geval en mag ook niet verwacht worden dat er geen oneffen heden in het wegdek zitten.
4.8.
Gelet op voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het feit dat er zich oneffenheden in het wegdek van de Kleine Slingerdreef bevinden door opdrukkende boomwortels niet betekent dat de staat van onderhoud van deze weg zich beneden aanvaard baar niveau bevindt. Desondanks kunnen dergelijke oneffenheden een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW opleveren, indien deze oneffenheden een zodanige omvang hebben dat ze bij een normaal gebruik van deze weg een groot gevaar voor de veiligheid van weggebruikers vormen. Hierbij overweegt de rechtbank, dat een normaal gebruik van deze weg een grotere voorzichtigheid van weggebruikers vergt dan bij andere wegen, nu oneffenheden voorzienbaar zijn.
4.9.
Uit de stellingen van partijen en een door Staatsbosbeheer in het geding gebrachte foto van de plaats van het ongeval na reparatie van het wegdek, blijkt dat er zich daar destijds drie langwerpige, dwars op de lengterichting van de weg liggende, oneffenheden kort na elkaar in een flauwe bocht van de weg bevonden. Staatsbosbeheer heeft gesteld dat [eiser] zou hebben aangewezen tegen de eerste - en kleinste - bult te zijn gebotst, welke bult volgens haar 30 cm breed was en op zijn hoogste punt 5 cm hoog.
[eiser] heeft als reactie hierop betwist dat het om de kleinste bult van de drie zou zijn gegaan. Hij heeft gesteld dat het om forse bulten ging waarvan één een hoogte van ongeveer 10 cm had en een breedte van 50 cm. Door Staatsbosbeheer is niet betwist dat één van de drie bulten deze afmetingen had.
Gezien het voorgaande kan er vanuit gegaan worden dat er drie bulten in de weg waren met maten variërend van circa 5 tot 10 cm hoogte op het hoogste punt en circa 30 tot 50 cm breedte.
4.10.
De rechtbank acht de hiervoor omschreven omvang van de oneffenheden niet zodanig dat dergelijke oneffenheden ook niet voorzienbaar zouden zijn. Nu, zoals eerder overwogen, van weggebuikers van de Kleine Slingerdreef een grotere voorzichtigheid gevergd wordt vanwege deze voorzienbaarheid, is de rechtbank van oordeel dat bij een normaal gebruik van deze weg de oneffenheden geen groot gevaar voor de veiligheid van weggebruikers vormden. Hierbij overweegt de rechtbank voorts dat de Kleine Slingerdreef circa vier meter breed is, zodat fietsers ook zonder veel moeite om de oneffenheden heen konden rijden.
4.11.
Gezien het onder 4.10 overwogene is de rechtbank van oordeel dat de oneffenheden geen gevaaropleverend gebrek van de weg vormden, zodat Staatsbosbeheer niet op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade.
4.12.
Subsidiair heeft [eiser] gesteld dat Staatsbosbeheer op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is. Voor de beoordeling van deze grondslag zal de vraag beantwoord moeten worden of Staats bosbeheer heeft voldaan aan haar plicht als beheerder van een openbare weg om ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen niet in gevaar brengt. Als het antwoord op deze vraag ontkennend is, is er sprake van een onrechtmatige daad door Staatsbosbeheer en is zij aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van dit nalaten.
4.13.
Nu onder 4.10 is geoordeeld dat de betreffende oneffenheden in de Kleine Slingerdreef geen groot gevaar voor de veiligheid van weggebruikers vormden bij een normaal gebruik van deze weg, kan niet geconcludeerd worden dat Staatsbosbeheer in dit geval niet aan haar zorgplicht als wegbeheerder heeft voldaan.
Derhalve is Staatsbosbeheer ook niet op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de door [eiser] geleden en te lijden schade tengevolge van het ongeval en is de vordering van [eiser] niet voor toewijzing vatbaar.
4.14.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5.
De beoordeling in de zaak met rolnummer 98-2693
5.1.
Door OZ is bij conclusie van eis tevens het incidentele verzoek gedaan tot voeging van deze zaak met de zaak tussen [eiser] en Staatsbosbeheer onder rolnummer 98-2432 wegens verknochtheid van de zaken, tegen welk verzoek Staatsbosbeheer geen bezwaar heeft gemaakt. Er is echter geen sprake geweest van het overleggen van stukken door partijen voor het wijzen van vonnis in dit incident. Derhalve zal de rechtbank geen beslissing nemen in het incident.
Gezien de samenhang tussen beide zaken, die op hetzelfde feitencomplex betrekking hebben, heeft de rechtbank de zaken ambtshalve gevoegd.
5.2.
OZ heeft gesteld dat zij kosten ten behoeve van [eiser] heeft gemaakt als gevolg van het ongeval op 20 juli 1996 en dat zij op grond van artikel 83b Ziekenfondswet gerechtigd is deze geleden, en tevens de nog te lijden, schade te verhalen op degene die voor het ongeval aansprakelijk is. OZ heeft gesteld dat Staatsbosbeheer aansprakelijk is voor het ongeval nu zij niet heeft voldaan aan haar zorgplicht als wegbeheerder van de Kleine Slingerdreef en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Hiertoe heeft OZ aangevoerd dat Staatsbosbeheer verplicht was de oneffenheden in de weg waardoor het ongeval is veroorzaakt tijdig te verwijderen danwel daarvoor te waarschuwen.
5.3.
Staatsbosbeheer heeft gesteld dat er geen sprake was van een gevaarzettende situatie en zij heeft betoogd aan haar zorgplicht als wegbeheerder te hebben voldaan.
5.4
OZ heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat er sprake is van een onrechtmatige daad. Zoals in de zaak met rolnummer 98-2432 onder 4.13 overwogen is de rechtbank van oordeel dat niet geconcludeerd kan worden dat Staatsbosbeheer in dit geval niet aan haar zorgplicht als wegbeheerder heeft voldaan. Derhalve is Staatsbosbeheer niet op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de door OZ geleden en te lijden schade tengevolge van het ongeval van haar verzekerde [eiser] en zal de vordering van OZ worden afgewezen.
5.5.
OZ zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. ECLI:NL:RBUTR:2000:4