Rb Haarlem 200711 geen oordeel over aansprakelijkheid werkgever ivm oogletsel; bewijslevering nodig en er is geen uitzicht op een vso; compensatie kosten
- Meer over dit onderwerp:
Rb Haarlem 200711 geen oordeel over aansprakelijkheid werkgever ivm oogletsel; bewijslevering nodig en er is geen uitzicht op een vso; compensatie kosten
De feiten
1. Op 21 februari 2008 heeft Rent A Power B.V., het uitzendbureau waar [Eiseres] destijds bij in dienst was, [Eiseres] uitgeleend aan Koole voor het uitvoeren van werkzaamheden als handsloper.
2. [Eiseres] heeft zich op 21 februari 2008 om 7.00 uur gemeld voor zijn eerste werkdag bij Koole. Hij kreeg van Koole de instructie om een circa 20 meter lang airconditioningssysteem - dat op de grond lag - handmatig te demonteren in stukken van ongeveer I tot 2 meter lengte. [Eiseres] heeft daartoe met een voorhamer op een stuk ijzer van het airconditioningssysteem geslagen, met als gevolg dat kleine metalen deeltjes loskwamen waarvan een deel in het linkeroog van [Eiseres] terecht zijn gekomen.
3. [Eiseres] heeft als gevolg van dit arbeidsongeval letsel opgelopen aan zijn linkeroog. [Eiseres] is in verband met dit letsel tot op heden drie keer aan dit oog geopereerd.
4. [Eiseres] heeft Koole schriftelijk aansprakelijk gesteld voor het arbeidsongeval.
5. Bij brief van 16 december 2008 heeft Koole aansprakelijkheid voor dit arbeidsongeval van de hand gewezen, onder verwijzing naar verklaringen van drie van haar werknemers.
6. Bij brief van 18 januari 2010 heeft [Eiseres] Koole nogmaals aansprakelijk gesteld en nadere stukken gestuurd aan Koole.
7. Bij e-mailbericht van 28 januari 2010 en bij brief van 16 april 2010 heeft Koole, onder verwijzing naar een expertiserapport dat in opdracht van Koole is opgesteld, haar standpunt gehandhaafd dat zij niet aansprakelijk is jegens [Eiseres].
8. Vervolgens heeft [Eiseres] een minnelijke regeling voorgesteld. Koole heeft dit voorstel van de hand gewezen.
Het verzoek
[Eiseres] verzoekt de rechter te bepalen dat:
- Koole aansprakelijk is voor het ontstaan van het [Eiseres] overkomen ongeval;
- Koole gehouden is aan [Eiseres] te vergoeden de door [Eiseres], als gevolg van het door het ongeval ontstane letsel, geleden en nog te lijden materi ële en immateriële schade;
- Koole aan [Eiseres] vergoedt de door de rechter nader te begroten redelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 BW juncto artikel I019aa Rv, welke worden begroot op de daadwerkelijk door de gemachtigde van [Eiseres] aan de behandeling van het verzoek bestede lijd met een uurtarief van € 225,00, althans een uurtarief in goede justitie te bepalen, nog te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 19% btw, vastrecht en kosten van een tolk, met veroordeling van Koole in deze kosten.
[Eiseres] stelt -samengevat - dat partijen het op dit moment niet eens kunnen worden over de vraag of Koole aansprakelijk is voor het ontstaan van hel [Eiseres] overkomen ongeval. Een beslissing van dit deelgeschil kan ertoe bijdragen dat partijen zich kunnen zetten aan het in onderling overleg begroten van de schade.
[Eiseres] stelt dat Koole aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het arbeidsongeval dat hem 21 februari 2008 is overkomen, primair op grond van artikel 7:658 BW en subsidiair opgrond van artikel 6:162 BW. De feitelijke toedracht is volgens [Eiseres] als volgt: [Eiseres] kreeg, zonder nadere toelichting of instructie, en zonder dat hem een persoonlijk beschermingsmiddel of gereedschap werd uitgereikt, de opdracht om een airconditioningssysteem handmatig te slopen. [Eiseres] is zelf op zoek gegaan naar een magazijn en heeft van zijn voorman [Voorman] een voorhamer en een gebruikte veiligheidsorden helm gekregen. Terug op zijn werkplek merkte [Eiseres] dat de veiligheidsbril de neiging had af te zakken zodra hij zich bukte of voorover boog. [Eiseres] besloot te beginnen met de sloopwerkzaamheden. Tijdens de eerste slag met de voorhamer op een stuk ijzer van het airconditioningssysteem, is de veiligheidsbril naar beneden toe afgeschoten en zijn kleine deeltjes metaal in het linkeroog van [Eiseres] terechtgekomen, met blijvend letsel als gevolg. Koole heeft haar zorgplicht jegens [Eiseres] geschonden, omdat zij niet die maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat [Eiseres] in de uitoefening van zijn werk schade zou lijden. Koole heeft [Eiseres] geen veiligheidsinstructie gegeven over het gebruik van helm en veiligheidsbril, geen uitleg over hoe hij de sloopwerkzaamheden moest uitvoeren, geen waarschuwing voor de daarbij behorende risico's en er is geen toezicht op het werk gehouden. Bovendien had Koole aan [Eiseres] persoonlijk veiligheidsmiddelen moeten overhandigen en controleren of deze middelen passend waren en in goede staat verkeerden. [Eiseres] lijdt als gevolg van het ongeval schade, bestaande uit verlies van arbeidsvermogen en zelfredzaamheid en immateri ële schade. Daarnaast heeft [Eiseres] kosten moeten maken (reiskosten, medische kosten, telefoonkosten, tolk/vertaalkosten). De omvang van de schade kan nog niet worden begroot, omdat nog niet duidelijk is wat de medische eindtoestand zal zijn. Verder maakt [Eiseres] aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b en sub c BW, en wettelijke rente.
Het verweer
Koole concludeert - samengevat - tot afwijzing van het verzoek, primair omdat het geen verzoek betreft in de zin van artikel 101 9w RV, subsidiair omdat Koole haar zorgplicht niet heeft geschonden.
Koole voert primair aan dat nader bewijs zal moeten worden geleverd van de toedracht van het ongeval om te kunnen vaststellen of Koole haar zorgplicht heeft geschonden. Dit zal veel tijd en geld kosten, waardoor dit geschil zich niet leent voor de onderhavige procedure van een deelgeschil. Verder kan de door [Eiseres] verzochte beslissing niet of onvoldoende bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Over (de uitgangspunten van) de schadeomvang bestaat tussen partijen nog geen enkele duidelijkheid. Voor het onderhavige geschil is een bodemprocedure dan ook de aangewezen weg. Koole betwist subsidiair dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Zij heeft de redelijkerwijs van haar te vergen (veiligheids)maatregelen getroffen. [Eiseres] heeft de presentielijst van een werkinstructie ondertekend. Koole heeft een veiligheidsbril uitgereikt aan [Eiseres]. Uit verklaringen van medewerkers van Koole blijkt dat [Eiseres] zijn veiligheidsbril ten tijde van het ongeval niet op had. Daarmee heeft [Eiseres] in strijd met de gegeven veiligheidsinstructies gehandeld. De Arbeidsinspectie heeft geconstateerd dat er geen verband bestaat tussen een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en de oorzaak van het arbeidsongeval. Omdat de onderhavige zaak zich niet leent voor een deelgeschil, is er geen aanleiding Koole de kosten van deze procedure te laten dragen. Koole kan slechts gehouden zijn de kosten van het onderhavige verzoek te betalen indien komt vast te slaan dat zij aansprakelijk is voor de letselschade van [Eiseres] en voldaan is aan de dubbele redelijkheidstoets ex artikel 6;96 lid 2 BW. Aan deze voorwaarden is niet voldaan.
De beoordeling
1. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in de artikel I019w - 1OI9cc Rv. De kantonrechter overweegt hiertoe het volgende.
2. Uit de memorie van toelichting bij de Wet Deelgeschillen voor letsel- en overlijdensschade (hierna; Wet Deelgeschillen) blijkt dat de bedoeling van de regeling is om aan partijen tijdens de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de mogelijkheid te bieden om een rechterlijke beslissing te krijgen over een geschilpunt dat aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in de weg staat.
3. De rechtbank stelt hierbij voorop dat de door [Eiseres] ter beslissing voorgelegde vraag naar de aansprakelijkheid van Koole voor de gevolgen van het ongeval, alsook de (vervolg)vraag omtrent het bestaan van causaal verband tussen letselschade en het ongeval, in een deelgeschillenprocedure aan de orde kan komen.
4. Gelet op de hierboven onder 2 weergegeven ratio van de deelgeschilprocedure dient de rechter daarna ingevolge artikel 1019z Rv te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
5. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen legen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van de minnelijke regeling kan leveren.
6. Voorde beantwoording van de vraag naar de aansprakelijkheid van Koole, is van belang dat komt vast te staan of Koole veiligheids- en werkinstructie aan [Eiseres] heeft gegeven, of Koole een (goede) veiligheidsbril aan hem beschikbaar heeft gesteld en wat de exacte toedracht van het ongeval is geweest. Partijen hebben op deze punten tegenstrijdige verklaringen in het geding gebracht. Nadere bewijslevering -door middel van een (voorlopig) getuigenverhoor- is dan ook geboden voordat de kantonrechter over de aansprakelijkheidsvraag kan oordelen en beslissen. Dat zal de nodige tijd, moeite en kosten met zich brengen, te meer nu het ongeval meer dan driejaar geleden heeft plaatsgevonden en Koole ter zitting heeft verklaard dat zij thans niet op de hoogte is van de verblijfsplaats van alle getuigen die zij wenst voort te brengen indien het tot getuigenbewijs komt.
7. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de investering in tijd, geld en moeite niet opweegt tegen het belang van verzoeker om over de aansprakelijkheidsvraag in dit geding uitsluitsel te krijgen.
8. Daarenboven geldt dat partijen tot op heden niet met elkaar in onderhandeling zijn getreden om in der minne tot een oplossing te komen. Koole wijst de aansprakelijkheid van de hand, en concrete schikkingsonderhandelingen zijn wat haar betreft dan ook niet aan de orde. Ter zitting heeft [Eiseres] betoogd dat onderhandelingen niet mogelijk zijn zolang de aansprakelijkheidsvraag niet is beantwoord. Hoewel dit uitgangspunt op zich niet onbegrijpelijk is, past dit naar het oordeel van de kantonrechter niet in het systeem van de wet ten aanzien van een deelgeschilprocedure. Vereist is dat een beslissing in een deelgeschilprocedure een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en dat er uitzicht is op buitengerechtelijke afwikkeling van de schade. Indien de kantonrechter oordeelt dat Koole aansprakelijk is, kan dat Koole mogelijkerwijs ertoe bewegen met [Eiseres] in onderhandeling te treden teneinde de schade te regelen. Of Koole daartoe bereid zal zijn, of dat zij via een bodemprocedure een dergelijk oordeel aan een hogere rechter wil voorleggen, is op dit moment echter niet te voorzien. Er bestaan aldus geen concrete aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat er voldoende perspectief bestaat op buitengerechtelijke afwikkeling van de schade.
9. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van [Eiseres] moet worden afgewezen.
10. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 1019aa Rv kan worden afgeleid dat, ook als het verzoek op grond van artikel I019z Rv wordt afgewezen, de kantonrechter de kosten van deze procedure dient te begroten. Dit is alleen anders als - kort gezegd - de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld.
11. Niet gebleken is dat hier sprake is van een door [Eiseres] onnodig of onterecht ingediend verzoek, zodat de kantonrechter in beginsel de proceskosten dient te begroten. Vereist is dan wel dat die kosten zijn gemaakt ais gevolg van een gebeurtenis waarvoor aansprakelijkheid bestaat en zij tevens in een zodanig verband daarmee staat dat zij aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend.
12. Aangezien de aansprakelijkheid van Koole in het geheel (nog) niet vaststaat zodat onzeker is voor kostenveroordeling op de voet van artikel 6:96 BW een grondslag bestaat, is voor een kostenveroordeling geen plaats. Ieder der partijen zal dan ook de eigen kosten dienen te dragen. Piv-site