Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 170223 wn-er valt over tbv bouw rookhok verwijderde stoeptegels; geen schending zorgplicht

RBROT 170223 wn-er valt over tbv bouw rookhok verwijderde stoeptegels; geen schending zorgplicht

2.
De beoordeling

Waar gaat het in deze zaak over?

2.1.
[eiseres01] werkte voor het Leger des Heils. Zij is op 5 november 2018 met haar auto van de locatie van het Leger des Heils aan de Kooikerweg in Rotterdam (waar zij ’s ochtends had gewerkt) naar de locatie van het Leger des Heils genaamd de Nieuwe Brug in Rotterdam (waar zij ’s middags moest werken) gereden. Ter illustratie van de situatie ter plaatse van de parkeerplaats bij de locatie de Nieuwe Brug volgt hierna een foto.

plaatje legers des heils

2.2.
Volgens [eiseres01] is het volgende gebeurd. Zij heeft haar auto geparkeerd in het parkeervak waar de linker zwarte streep naartoe wijst, met de neus van de auto richting de stoep. Rechts naast [eiseres01] stond een busje van medewerkers van de organisatie 50/50, die destijds bezig waren om in opdracht van het Leger des Heils een rookhok (het kleine, lichtbruine gebouw direct grenzend aan de stoep langs de parkeervakken op de foto hierboven) te bouwen. [eiseres01] is na het parkeren van haar auto voor haar auto langs naar de passagierszijde gelopen om haar tas te pakken die op de bijrijdersstoel stond. Zij zag toen stapels stenen liggen ter hoogte van het begin van het te bouwen rookhok tot de bosjes rechts. De medewerkers van 50/50 hadden die stoeptegels uit de stoep gehaald en deels verspreid over de grond en in stapels op de stoep gelegd. Vervolgens is [eiseres01] na het pakken van haar tas en het sluiten van de autodeur weer terug naar de stoep gelopen. Toen is zij op de stoep gevallen over de stoeptegels die daar lagen, aldus [eiseres01] . Ten gevolge van haar val heeft [eiseres01] letsel opgelopen, dat uiteindelijk heeft geleid tot volledige arbeidsongeschiktheid van [eiseres01] voor haar functie bij het Leger des Heils.

Wat wil [eiseres01] in deze zaak?

2.3.
[eiseres01] houdt het Leger des Heils aansprakelijk voor de door haar, als gevolg van het haar op 5 november 2018 overkomen ongeval, geleden en nog te lijden schade. In deze zaak eist [eiseres01] dat het Leger des Heils wordt veroordeeld om aan haar een bedrag van € 15.000,00 aan smartengeld en een voorschot van € 1.500,00 voor bijkomende kosten (reiskosten, extra kosten in verband met ondersteuning door familieleden en verblijfskosten ziekenhuis en parkeerkosten) te betalen. Daarnaast eist [eiseres01] dat de zaak voor het overige naar de schadestaatprocedure wordt verwezen, in welke procedure het verlies aan arbeidsvermogen en het mogelijk verlies aan pensioenopbouw moet worden vastgesteld. Tot slot eist [eiseres01] dat het Leger des Heils in de proceskosten wordt veroordeeld.

Wat is het verweer van het Leger des Heils?

2.4.
Het Leger des Heils stelt zich op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van de val van [eiseres01] . De aansprakelijkheidsverzekeraar van het Leger des Heils (Achmea Schadeverzekeringen N.V.) heeft een onderzoek laten uitvoeren naar de toedracht van het ongeval. In het kader van dat onderzoek zijn twee getuigen (de medewerkers van de organisatie 50/50 die ten tijde van de val het rookhok aan het bouwen waren) gehoord. Volgens die getuigen is [eiseres01] op de openbare parkeerplaats tussen haar auto en de bus van de getuigen (en dus niet op de stoep) gevallen en lagen er op die plek geen stenen, zand en/of andere bouwmaterialen. Volgens de getuigen lagen de stenen en het zand helemaal rechts op de hierboven weergegeven foto, tegen de bosschages aan. Die stenen en het zand vormden dan ook geen enkele belemmering om het pand van het Leger des Heils op een veilige manier te betreden. Verder was voor iedereen kenbaar dat op het eigen terrein werkzaamheden werden uitgevoerd, zodat op het Leger des Heils ook niet de verplichting rustte om daarvoor te waarschuwen. Mocht in deze zaak toch komen vast te staan dat sprake was van een gevaarzettende situatie waardoor [eiseres01] ten val is gekomen, dan doet het Leger des Heils een beroep op eigen schuld van [eiseres01] . Tot slot betwist het Leger des Heils de omvang van de gevorderde immateriële schade en de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure.

Het beoordelingskader van artikel 7:658 BW.

2.5.
Uit artikel 7:658 BW volgt dat een werknemer moet stellen en zo nodig moet bewijzen dat zij in de uitoefening van haar functie schade heeft geleden. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat komt vast te staan dat het ongeval haar is overkomen op de werkplek, waarbij het begrip werkplek ruim mag worden genomen.

2.6.
Als vast komt te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden, is de werkgever op grond van artikel 7:658 lid 2 BW in principe aansprakelijk, tenzij zij aantoont dat zij niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen haar tekortkoming en het ongeval in principe gegeven.

2.7.
Van belang bij dit alles is dat van een werkgever op grond van artikel 7:658 lid 1 BW een hoog veiligheidsniveau van de werkruimte, de werktuigen, de gereedschappen, de organisatie van de betrokken werkzaamheden en de instructie aan de werknemer wordt verwacht, om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van haar werkzaamheden schade lijdt.

2.8.
Hoewel artikel 7:658 BW geen absolute waarborg beoogt te scheppen voor de bescherming van een werknemer tegen gevaar, is sprake van een ruime zorgplicht en kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade. Welke veiligheidsmaatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze de werknemer moet worden geïnstrueerd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

2.9.
Een werkgever kan nog aan aansprakelijkheid ontkomen als zij stelt en, bij betwisting, bewijst dat nakoming van haar zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. In deze zaak is niet gesteld of gebleken dat er sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiseres01] .

Het oordeel van de kantonrechter: de eis van [eiseres01] moet worden afgewezen.

2.10.
Voorop gesteld wordt dat het Leger des Heils als de werkgever van [eiseres01] gehouden is die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om ongevallen, die zich bij de uitoefening van de werkzaamheden van [eiseres01] voor het Leger des Heils zouden kunnen voordoen, te voorkomen.

2.11.
Niet (meer) in geschil is dat [eiseres01] in de uitoefening van haar werkzaamheden ten val is gekomen. Partijen verschillen echter van mening over de precieze toedracht van het ongeval. Meer in het bijzonder gaat het dan om de vraag of [eiseres01] ten val is gekomen doordat zij is gestruikeld over stoeptegels die rechts voor haar auto op de stoep lagen nadat medewerkers van 50/50 die uit de stoep hadden gehaald in het kader van de bouw van het rookhok in opdracht van het Leger des Heils. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een oordeel hierover in het midden blijven. Zelfs als uitgegaan wordt van de door [eiseres01] gestelde feitelijke toedracht, dan leidt dit immers niet tot het oordeel dat het Leger des Heils aansprakelijk is voor de schade van [eiseres01] als gevolg van haar val. Daartoe wordt het volgende overwogen.

2.12.
Uit de door [eiseres01] gestelde toedracht blijkt dat zij, nadat zij was uitgestapt, stapels tegels heeft zien liggen op de stoep. [eiseres01] heeft er niettemin voor gekozen om over of langs die tegels naar de bestuurderskant van haar auto te lopen, haar tas te pakken én om weer terug naar de stoep te lopen. Pas toen zij na het pakken van haar tas weer terugliep is zij ten val gekomen.

2.13.
Dat het Leger des Heils geen waarschuwingsbord voor de losliggende stoeptegels had geplaatst, kan in dit specifieke geval daarom niet tot de conclusie leiden dat het Leger des Heils haar zorgplicht heeft geschonden. Het waarschuwingsbord had het [eiseres01] overkomen ongeval immers niet kunnen voorkomen, aangezien de oorzaak daarvan er niet in is gelegen dat [eiseres01] de stoeptegels niet heeft zien liggen.

2.14.
Het Leger des Heils schendt haar zorgplicht ook niet indien zij niet waarschuwt voor algemeen bekende gevaren (zie T&C bij artikel 7:658 BW, aantekening 2 onder a). Daaronder valt het risico dat men over losliggende stoeptegels kan struikelen. Daarvoor hoefde het Leger des Heils dus niet te waarschuwen.

2.15.
Verder is nog van belang dat, anders dan in de dagvaarding is gesteld, er wel degelijk een alternatieve looproute was. [eiseres01] had ook achter haar auto langs kunnen (weg)lopen.

2.16.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het Leger des Heils - ook als de door [eiseres01] gestelde feitelijke toedracht van het ongeval zou komen vast te staan - haar zorgplicht tegenover [eiseres01] niet heeft geschonden. De eis van [eiseres01] wordt daarom afgewezen.

[eiseres01] moet de proceskosten van het Leger des Heils betalen.

2.17.
[eiseres01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van het Leger des Heils tot vandaag vast op € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 396,00). Voor kosten die het Leger des Heils maakt na deze uitspraak moet [eiseres01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).

Uitvoerbaarheid bij voorraad

2.18.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). ECLI:NL:RBROT:2023:1374