RBROT 081018 verzoek tegen leidinggevende failliete uitgaansgelegenheid afgewezen
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 081018 verzoek tegen leidinggevende failliete uitgaansgelegenheid afgewezen
- kosten begroot, niet toegewezen, conform verzoek, uurtarief € 245,00, € 5,547,81,
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBROT-081018
2.
De feiten
2.1.
Op 1 juni 2008 heeft een schietincident plaatsgevonden in de uitgaansgelegenheid The Revolution in Rotterdam (verder: het schietincident), [ verzoeker ] , die toen als bezoeker in die uitgaansgelegenheid aanwezig was, is daarbij in zijn buik getroffen.
2.2.
[ belanghebbende ] was destijds als werkneemster in The Revulotion Werkzaam. Zij was de leidinggevende aldaar.
2.3.
Volgens de voorwaarden die waren verbonden aan de exploitatievergunning en de nachtontheffing moest The Revolution worden geëxploiteerd conform het exploitatieplan.
Dit exploitatieplan hield onder meer in:
• dat bij de toegangsdeur verplicht gebruik moest worden gemaakt van een handmetaaldetector,
• dat moest worden gefouilleerd als de handmetaaldetector metaal signaleerde,
• de politie moest worden gewaarschuwd als wapenbezit werd vastgesteld,
• de betreffende bezoeker onmiddellijk de toegang tot het etablissement moest worden geweigerd.
3.
Het geschil
3.1.
Het verzoek luidt:
I.
voor recht te verklaren dat [ belanghebbende ] aansprakelijk is voor de door [ verzoeker ] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade voortvloeiend uit de schietpartij op 1 juni 2008 in de dansgelegenheid The Revolution;
II.
a. [ belanghebbende ] te veroordelen in het griffiegeld;
b. de buitengerechtelijke kosten te begroten op € 4.713,56, althans op een in goede justitie te bepalen bedrag;
c. de kosten voor de tijd van de zitting te begroten.
3.2.
[ belanghebbende ] heeft zich uitgelaten over de gang van zaken in The Revolution destijds en haar taak als leidinggevende daarin. Het oordeel over de gestelde aansprakelijkheid heeft zij aan de rechtbank gelaten.
4.
De beoordeling
4.1.
Op grond van artikel 279 lid 3 Rv kan een opgeroepen belanghebbende in persoon verschijnen. Deze bepaling biedt ook de mogelijkheid dat de opgeroepene zich door een advocaat laat vertegenwoordigen, maar dit is niet verplicht. Het bezwaar van [ verzoeker ] tegen de verschijning van [ belanghebbende ] ter zitting zonder bijstand van een advocaat wordt daarom gepasseerd.
4.2.
Het verzoek van [verzoeker] berust op artikel 1019w Rv . Dit artikel geeft een persoon de mogelijkheid om; indien die persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, de rechter te verzoeken te beslissen over een deel van het geschil waardoor een bijdrage kan worden geleverd aan de aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel, en overlijdensschade.
4.3.
De vraag over de aansprakelijkheid van [ belanghebbende ] voor de door het schietincident ontstane schade van [ verzoeker ] houdt partijen verdeeld en blokkeert daarmee de verdere afwikkelling van die schade. Een oordeel over dit geschilpunt zou kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkornst. Het verzoek is dan ook, zoals niet tussen partijen ter discussie staat, geschikt voor behandeling als deelgeschil.
4.4.
[ verzoeker ] legt aan de gestelde aansprakelijkheid van [ belanghebbende ] ten grondslag dat zij onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Hij stelt daartoe dat het haar persoonlijke plicht was en het tot haar functie behoorde om zorg te dragen voor de veiligheid van de bezoekers en dat zij te weinig toezicht heeft gehouden op de toepassing van de veiligheidsmaatregelen in het exploitatieplan. Hierdoor, zo stelt [ verzoeker ] , werden die veiligheidsmaatregelen niet of nauwelijks werden toegepast, kon het pistool worden binnengebracht en kon de schietpartij plaatsvinden.
4.5.
Voorop gesteld wordt dat de schade primair is ontstaan door de degene die [ verzoeker ] heeft neergeschoten. Diegene is daar ook strafrechtelijk voor veroordeeld. Ter zitting is naar voren gekomen dat de schutter geen verhaal biedt om schadevergoeding te betalen. Voorts is ter sprake gekomen dat de eigenaar/aandeelhouders van the Revolution evenmin verhaal bieden.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat [ belanghebbende ] , als werkneemster van the Revolution, haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Zij heeft, op de bewuste avond van de schietpartij, onvoldoende toezicht gehouden of de portiers de toegangscontrole goed uitvoerden. In dit deelgeschil wordt niet de vraag beantwoord of en in hoeverre [ belanghebbende ] een onrechtmatige daad heeft gepleegd maar wordt het verzoek om de navolgende reden afgewezen.
4.7.
Artikel 6:170 BW bepaalt - kort gezegd- dat indien een ondergeschikte een fout maakt die gekwalificeerd kan worden als een onrechtmatige daad, in beginsel degene in wiens opdracht hij werkt aansprakelijk is voor de schade. Dat is in dit geval de werkgever van [ belanghebbende ] . Op grond van artikel 6: 170 lid 3 BW heeft de werkgever van [ belanghebbende ] onder omstandigheden de mogelijkheid tot regres op [ belanghebbende ] indien de schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [ belanghebbende ] .
4.8,
Alhoewel degene die onrechtmatig handelt in beginsel aansprakelijk is voor de schade ligt dat in het geval van een werknemer die tijdens zijn werk een fout maakt die als onrechtmatige daad kan worden gekwalificeerd, anders. Artikel 6: 170 BW zorgt er mede voor dat de werknemer beschermd wordt voor vorderingen tot schadevergoeding in het geval van een fout in dienstbetrekking. Het zou immers ook onwenselijk zijn dat een werknemer door een fout die hij tijdens de uitoefening van zijn werk maakt, rechtstreeks kan worden aangesproken tot betaling van een - hoge- schadevergoeding. Dat risico past niet bij de rol van een werknemer, die voor het uitoefenen van zijn werk loon ontvangt. Dat risico behoort wel bij de rol van een werkgever of exploitant van een onderneming die de vruchten plukt van de resultaten van die onderneming. Daarhij is ook relevant dat de werkgever zich kan verzekeren tegen schade en een werknemer - meestal - niet.
4.9.
Het verzoek sub II betreft de kosten bij de behandeling van het deelgeschil aan de zijde van [ verzoeker ] .Op grond van artikel 1019aa Rv dient in beginsel begroting van die kostenplaats te vinden. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dat is in deze zaak niet het gevaL
4.10,
[ verzoeker ] heeft zijn aan het deelgeschil verbonden kosten tot aan de mondelinge behandeling gespecificeerd en begroot op E 4.713,56. Die kosten, tegen de hoogte waarvan door [ belanghebbende ] geen (afzonderlijk) verweer is gevoerd, zijn redelijk; Voor de zitting begroot de rechtbank 1,5 uur tegen het voormelde uurtarief. Inclusief kantoorkosten en BTW komen de gemaakte kosten daarmee op ((1,5 x € 245 * 21) = 444,70 + 6 kantoorkosten ad 389,55 + € 4.713,56 =) € 5,547,81, te vermeerderen met het door [ verzoeker ] betaalde griffierecht ad € 79,00. De kosten van het deelgeschil aan de zijde van [ verzoeker ] worden daarom begroot op € 5,626,81 in totaal. Nu [ belanghebbende ] niet aansprakelijk is voor de schade ontbreekt een rechtsgrond voor de door [ verzoeker ] verzochte veroordeling van [ belanghebbende ] in het door hem betaalde griffierecht.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBROT-081018