Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 130922 geen aansprakelijkheid Snowworld voor dwarsleasie; het had onervaren skiër duidelijk moeten zijn dat de schans voor hem ongeschikt/onveilig was

GHSHE 130922 geen aansprakelijkheid Snowworld voor dwarsleasie; het had onervaren skiër duidelijk moeten zijn dat de schans voor hem ongeschikt/onveilig was

In vervolg op:
RBLIM 260220 24-jarige onervaren skiër valt in indoor skihal na sprong op zijn rug; dwarslaesie; exoneratie geldig, exploitant niet aansprakelijk

3
De beoordeling

De feiten

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

SnowWorld exploiteert in [vestigingsplaats] een indoor skihal. In deze skihal bevinden zich, onder andere, twee skipistes voor gevorderden met een lengte van ongeveer 400 meter (genaamd: piste 1 en piste 2), twee skipistes voor beginners van circa 100 meter (pistes 3 en 4), een Funpark en een berghut. De berghut ligt onder het Funpark, tussen de pistes 1 en 2.

Het Funpark is een afgesloten gebied van de indoor skibaan – gelegen tussen pistes 1 en 2 – waar skiërs en snowboarders een parcours met diverse rails, schansen en andere obstakels kunnen afleggen.

[appellant] is op 18 november 2016 – hij was toen 24 jaar oud – in deze skihal met vrienden gaan skiën.

Die dag was de hiervoor genoemde piste 1 niet toegankelijk voor het publiek.

[appellant] is met zijn vrienden een aantal malen op piste 2 naar beneden geskied. Daarna wilden zij naar de berghut gaan. Zij zijn, op weg daarnaartoe, het Funpark binnen geskied. [appellant] heeft vervolgens op dit Funpark een schans genomen en is daarbij ten val gekomen. Bij deze val heeft hij een dwarslaesie opgelopen.

Bij aangetekende brief van 24 mei 2017 heeft de advocaat van [appellant] SnowWorld aansprakelijk gesteld voor de door hem opgelopen schade als gevolg van de val op de schans.

Bij verzoekschrift van 11 juli 2017 heeft de advocaat van SnowWorld de rechtbank verzocht tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en het houden van een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging. De rechtbank heeft beide verzoeken ingewilligd.

Op 23 januari 2018 heeft een descente in de skihal plaatsgevonden. Tijdens deze descente is het volgende waargenomen.

 Bij de toegangspoorten van de skihal staat het bord met aanhef “PISTEREGLEMENT” waarin onder meer is opgenomen:

2.
Het gebruik maken van de pistes en de liften is geheel voor eigen risico, SnowWorld is niet aansprakelijk voor schade (waaronder, maar niet beperkt tot, letsel), veroorzaakt door het gebruik van pistes en de liften
.”

 Bij de stoeltjeslift die toegang biedt tot de pistes 1, 2 en het Funpark hangt een opschrift met daarop vermeld “ALLEEN VOOR GEVORDERDEN”. Rechts van deze ingang staat een bord met de aanhef “Alléén voor gevorderde skiërs”. Daaronder staan opgesomd tien gedragsregels. Onder punt 8 staat:

LETTEN OP TEKENS

Iedere skiër dient de markeringen en de borden in acht te nemen.

 Bij de ingang van het Funpark (aan de rechterzijde) staat een blauw bord met witte letters met, voor zover hier van belang, de tekst :

SNOWWORLD ADVISEERT:
- Alleen gebruik te maken van het funpark wanneer u een geoefende skiër / snowboarder bent;
- Het dragen van een helm en body protection;

( ... )

 Boven de ingang van het Funpark hangt een bord met, voor zover hier van belang, de tekst:

HUISREGLEMENT FUNPARK
- Het Funpark is bedoeld voor ervaren skiërs en snowboarders.
- SnowWorld adviseert om een helm te dragen in het Funpark.

( ... )

- Het betreden van het Funpark is geheel op eigen risico.
- SnowWorld kan niet aansprakelijk gesteld worden voor materiële en/of letselschade naar aanleiding van het gebruik van het Funpark.”

Aansluitend aan de descente heeft er een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij op verzoek van SnowWorld zijn gehoord [appellant] en [getuige] , die getuige was van het ongeval.

Getuige [getuige] (van beroep snowboardcoach) heeft, voor zover hier van belang, als volgt verklaard.

Ik heb het ongeval zien gebeuren, ik zat in de sleeplift naar boven. (..) Ik heb gezien dat [appellant] plat op zijn rug op het landingsgedeelte van de schans terechtkwam.

( ... )

Zolang ik op SnowWorld kom, en dat is zes á zeven jaar, staan er borden met waarschuwingen. Dat geldt ook voor de pisteregels en pistereglement. Hoe lang de waarschuwingsborden bij de ingang van het Funpark staan, weet ik niet.

Normaal gesproken kun je de veiligheidsmaatregelen die op de borden staan bij het betreden van het Funpark niet over het hoofd zien. Je moet erg veel moeite doen om via een andere route dan via de ingang het Funpark te bereiken.

Als je het Funpark betreedt, kun je zonder de hindernissen te nemen naar beneden. Je kunt de hindernissen omzeilen.

( ... )

Als je van het Funpark gebruik maakt, kun je links en rechts van de schans naar beneden. De ruimte rechts van de schans is volgens mij aanmerkelijk ruimer.

( ... )

Op de datum van het ongeval, u houdt mij voor dat dit 18 november 2016 was, bevonden zich waarschuwingsborden bij de ingang van het Funpark.

Als je vaker gebruik hebt gemaakt van piste 2 zou je kunnen weten dat je van piste 2 naar de berghut kunt skiën.”

[appellant] heeft, onder meer en voor zover hier van belang, als getuige als volgt verklaard.

“De dag van het ongeval was ik voor de tweede keer bij Snowworld. De eerste keer dat ik in [vestigingsplaats] kwam, was ik ongeveer zestien jaar. De dag van het ongeval was voor de tweede keer. We waren met zeven personen. Op twee na, waren wij niet ervaren wat betreft skiën. Ik wist nog van de eerste keer hoe SnowWorld was ingericht. Ik ben met de stoeltjeslift naar boven gegaan. Ik heb er niet op gelet of bij de stoeltjeslift waarschuwingsborden hingen. Ik heb mij niet gerealiseerd op dat moment dat ik een zeker risico liep omdat ik geen ervaren skiër was.

( ... )

We waren al een aantal keren via piste 2 naar beneden geskied en we wilden wat gaan drinken. Volgens ons was de makkelijkste manier om bij de berghut te komen om via het Funpark te skiën. Bij/op piste 2 stond niet aangegeven hoe je van piste 2 naar de berghut kon komen. Geen van ons heeft gezien dat je via piste 2 naar de berghut kunt skiën. Het kan zijn dat wij gedacht hebben dat dit niet kon omdat er ook een sleeplift tussen het Funpark en piste 2 loopt. We zijn het Funpark ingegaan via de ingang. Ik kan mij niet herinneren dat er boven de ingang van het Funpark een waarschuwingsbord hangt. Ik wist dat er zich op het Funpark hindernissen bevonden. Volgens ons was er geen andere mogelijkheid dan via het Funpark om de berghut te bereiken. Als duidelijk aangegeven was dat je vanaf piste 2 de berghut kon bereiken dan waren we nooit via het Funpark naar beneden gegaan.

Ik heb gezien dat je in ieder geval langs één kant van de schans naar beneden kunt skiën. Dan hoef je de schans niet te nemen. Ik weet niet waarom ik mij heb laten verleiden om de schans te nemen. (..) Toen ik het Funpark binnenging, had ik niet het idee om de schans te nemen. Dat idee is later pas opgekomen. Ik dacht eerst dat de schans lager was dan hij bleek te zijn. Toen ik eenmaal doorhad dat de schans voor mij te hoog was, kon ik al niets meer uitrichten.”

Er zijn geen andere getuigen in enquête gehoord. [appellant] heeft geen getuigen in contra-enquête laten horen.

De procedure bij de rechtbank

3.2.1.
In de onderhavige procedure heeft [appellant] gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

voor recht verklaart dat SnowWorld aansprakelijk is voor de schade die [appellant] heeft geleden, lijdt en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 18 november 2016 in de door SnowWorld beheerde en geëxploiteerde indoor skibaan te [vestigingsplaats] ,

SnowWorld veroordeelt tot de verplichting om aan [appellant] de schade te vergoeden die hij heeft geleden, dan wel nog zal lijden als gevolg van het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 18 november 2016 in de door SnowWorld beheerde en geëxploiteerde indoor skibaan te [vestigingsplaats] , zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

SnowWorld veroordeelt tot de verplichting om aan [appellant] te betalen € 50.000,-, dan wel enig ander door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag, als voorschot op de geleden en nog te lijden schade,

SnowWorld veroordeelt in de kosten van deze procedure.

3.2.2.
Aan deze vorderingen heeft [appellant] , zoals door de rechtbank onbetwist is samengevat, ten grondslag gelegd dat SnowWorld tekortgeschoten is in de op haar op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst rustende verbintenis om ervoor te zorgen dat het gebruik van de skibaan veilig kon gebeuren. SnowWorld is daarnaast op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk. Er was sprake van een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, meer in het bijzonder heeft SnowWorld in strijd gehandeld met het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (hierna: het WAS). De schans is te kwalificeren als speeltoestel in de zin van het WAS, maar de voor een dergelijk speeltoestel toepasselijke regelgeving was niet nagekomen.

SnowWorld is jegens [appellant] ook aansprakelijk op grond van art. 6:162 BW, in die zin dat zij heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [appellant] verwijst naar de Kelderluik-criteria.

SnowWorld is ten slotte, zo heeft [appellant] gesteld, jegens hem aansprakelijk op grond van art. 6:173 BW, dan wel art. 6:174 BW, nu de schans niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor een gevaar oplevert voor personen.

3.2.3.
SnowWorld heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.2.4.
Na een gehouden een comparitie van partijen heeft de rechtbank bij eindvonnis van 26 februari 2020 de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

De memorie van grieven

3.3.
[appellant] heeft in hoger beroep vijf genummerde grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis, tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen en tot terugbetaling van hetgeen hij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan SnowWorld heeft voldaan, met veroordeling van SnowWorld in de proceskosten van beide instanties.

De rechtsmacht en toepasselijk recht

3.4.1.
[appellant] was ten tijde van de inleidende dagvaarding woonachtig in België. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is ervan kennis te nemen.

Omdat het geschil een handelszaak is als bedoeld in artikel 1 van de herschikte EEX-Verordening (Verordening EU Nr. 1215/2012) heeft de Nederlandse rechter ingevolge artikel 4 lid 1 van deze verordening rechtsmacht.

3.4.2.
[appellant] en Snowworld zijn het erover eens dat hun rechtsverhouding wordt beheerst door Nederlands recht. Het hof zal daarom met toepassing van Nederlands recht beoordelen of SnowWorld jegens [appellant] aansprakelijk is op een van de gestelde grondslagen.

De plaats van en de tekst op de borden

3.5.1.
Voorafgaande aan de genummerde grieven bestrijdt [appellant] in zijn memorie van grieven dat de situatie in de skihal ten tijde van het ongeval dezelfde was als die tijdens de descente is vastgelegd. Ter onderbouwing legt hij zes filmpjes over, die afkomstig zijn van www.youtube.com en bij ieder filmpje een printscreen dat de webpagina en het webadres toont. Volgens [appellant] dateren de video’s van 10 februari 2016, 23 maart 2016, 26 november 2016, 18 november 2016, 21 maart 2017 en 11 november 2016.

3.5.2.
Over het hiervoor aangehaalde beeldmateriaal en hetgeen daarover door [appellant] in hoger beroep is gesteld, overweegt het hof als volgt.

Onder V1a van de memorie van grieven heeft [appellant] erkend dat de borden bij de ingang (productie 1 bij conclusie van antwoord) er op 10 februari 2016 al hingen.

Onder V3d van de memorie van grieven heeft [appellant] erkend dat op 26 november 2016 voor de stoeltjeslift een bord aanwezig was waarvan SnowWorld een foto heeft overgelegd als productie 2 bij conclusie van antwoord. Op datzelfde filmpje is zichtbaar dat er boven de ingang van deze lift ook een bord hing maar op het filmpje is niet zichtbaar wat daarop staat. Het bestrijden dat op dit bord ten tijde van het ongeval de tekst “alleen voor gevorderden” zou hebben gestaan met de enkele onderbouwing dat de tekst op dit filmpje niet zichtbaar is, acht het hof, gelet op onder andere de hiervoor aangehaalde verklaring van getuige [getuige] , een onvoldoende betwisting.

Onder V1c van de memorie van grieven heeft [appellant] erkend dat op 10 februari 2016 rechts bij de hoofdingang van het Funpark een blauw waarschuwingsbord hangt. Aldus is niet althans onvoldoende betwist dat dit het bord is zoals gezien tijdens de descente en in het proces-verbaal is vastgelegd.

Met behulp van V5 (video 5) heeft [appellant] onder V5a van de memorie van grieven bestreden dat het bord boven de ingang van het Funpark hetzelfde is als de als productie 3 bij conclusie van antwoord overgelegde foto van het bord dat ook tijdens de descente is gezien. Op het filmpje (op tijdstip 2.29 van de video) is, hoewel vaag, een bruine onderzijde te zien. Het enkele feit dat de onderrand van het bord mogelijk een andere kleur had op het moment dat het filmpje werd gemaakt – volgens [appellant] op 21 maart 2017 – is een onvoldoende betwisting van de stelling dat er ten tijde van het ongeval een bord met de door SnowWorld gestelde inhoud hing. Uit de verklaring van [getuige] volgt dat er meerdere borden met waarschuwingen bij de ingang van het Funpark staan. Op het filmpje zijn twee borden zichtbaar: één naast de ingang en één boven de ingang. SnowWorld heeft toegelicht dat de huisstijl soms verandert maar de inhoud van de borden niet. Dit heeft [appellant] niet althans onvoldoende weersproken. De tekst van het bord boven de ingang is niet zichtbaar op het filmpje, zodat daaruit niet iets anders blijkt. In deze omstandigheden is voldoende komen vast te staan dat ten tijde van het ongeval een bord met dezelfde inhoud hing boven de ingang. De stelling dat er ten tijde van het ongeval veel decoratie in de hal hing en dat deze decoratie mogelijk het zicht op de waarschuwingsborden zou hebben ontnomen, wordt eveneens als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.

3.5.3.
Naar het oordeel van het hof is in rechte met een voldoende mate van zekerheid vast komen te staan dat in de skihal ten tijde van het ongeval de teksten op de borden aanwezig waren op de plaats waar zij tijdens de descente ook zijn gezien, een en ander zoals in het proces-verbaal vastgelegd. Weliswaar heeft de descente geruime tijd na het ongeval plaatsgevonden maar getuige [getuige] heeft verklaard dat de borden er in ieder geval zo’n zes á zeven jaar staan.

3.5.4.
[appellant] heeft (tegen)bewijs aangeboden van het feit dat het bord boven de ingang van het Funpark er ten tijde van het ongeval niet hing. Het hof passeert dit bewijsaanbod. SnowWorld heeft bij verzoekschrift van 11 juli 2017 verzocht om een voorlopig getuigenverhoor en een descente teneinde onder andere duidelijkheid te verkrijgen over onder meer de vraag sinds wanneer de specifiek voor het Funpark aangebrachte waarschuwingsborden er staan. Daarbij is specifiek als belang bij het op dat moment in kaart brengen van de feitelijke situatie benoemd dat deze op dat moment nog vrijwel identiek was aan de situatie ten tijde van het ongeval, doch dat die voor het daaropvolgende ski-seizoen hoogstwaarschijnlijk zou worden veranderd. [appellant] heeft tijdens deze procedure geen getuigen laten horen of ander contra-bewijs aangedragen. Eerst in het hoger beroep betwist hij de aanwezigheid van het bord boven de ingang van het Funpark. In het daarvoor aangedragen filmpje ziet het hof geen bevestiging van deze stelling. Dit geldt ook voor de door hem als productie 18 overgelegde twee verklaringen van personen met wie hij op de dag van het ongeval in SnowWorld aanwezig was. Beiden verklaren niet te weten of niet met zekerheid te kunnen vertellen of er waarschuwingsborden aanwezig waren. Gegeven deze omstandigheden en mede in verband met de eisen van een goede procesorde, waarbij is gelet op de wijze waarop het processuele debat zich heeft ontwikkeld en het stadium waarin de procedure verkeert, is het gedane bewijsaanbod onvoldoende specifiek. Bovendien is het hof van oordeel dat de aanwezigheid van dit bord, naast de andere borden en dan met name het bord aan de zijkant van de ingang van het Funpark, niet beslissend is voor het oordeel. In zoverre is het bewijsaanbod niet ter zake dienend. Het hof verwijst naar de onderstaande inhoudelijke beslissing.

3.5.5.
Het hof concludeert dat deze ongenummerde grief niet slaagt.

De mogelijkheid om de schans te passeren

3.6.1.
[appellant] heeft voorts onder verwijzing naar V4 (video 4) betwist dat er, bezien vanaf de top van de afdaling, voor [appellant] geen ruimte was om de schans rechts te passeren. Daar zouden nog netten tegen de schans geplaatst zijn ten behoeve van de wedstrijd. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn op verzoek van [appellant] de beelden getoond.

3.6.2.
Het hof verwerpt deze grief/stelling onder verwijzing naar een verklaring van [persoon A] (productie 4 conclusie van antwoord). Hij heeft daarin verklaard dat de hogere rode netten en de rood/gele netten tussen de boardercross en piste 1 omstreeks 19.00 uur zijn weggehaald. Het ongeval heeft, zo staat tussen partijen vast, ruim na dit tijdstip plaatsgevonden.

De verklaring van [persoon A] is tijdens de mondelinge behandeling ook aan partij [appellant] voorgehouden. Daarop is geen inhoudelijke reactie gevolgd.

Uitgangspunt

3.7.1.
Onder 1.21 van zijn memorie van grieven betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte in deze zaak als uitgangspunt hanteert dat skiën gevaarlijk is en dat een ieder daarmee bekend is en zich bewust is van de risico’s op vallen met letsel tot gevolg. [appellant] maakt een onderscheid tussen bezoekers van SnowWorld en bezoekers van bijvoorbeeld het Alpengebied. Bij de bezoekers van SnowWorld ligt de nadruk niet zozeer op het beoefenen van de skisport als wel op het maken van plezier. [appellant] heeft hierover verklaard dat hij zich niet had gerealiseerd dat hij een zeker risico liep. [appellant] biedt aan om te bewijzen dat een deel van het publiek het Funpark bezocht om zich te vermaken en te ontspannen en dat de nadruk niet zou liggen op sportbeoefening.

3.7.2.
Het hof verwerpt dit betoog en passeert het bewijsaanbod. Het is een feit van algemene bekendheid dat skiën een sport is waarbij gevaar op vallen bestaat met mogelijk (ernstig) letsel tot gevolg. Dit geldt niet alleen wanneer er in het Alpengebied wordt geskied maar ook wanneer dit in een skihal plaatsvindt. Een indoor skihal is zo ingericht dat zij zoveel mogelijk lijkt op een skigebied in de bergen. Het hof bekrachtigt het oordeel van de rechtbank dat iedere volwassene bekend mag worden verondersteld met de gevaren die aan het skiën zijn verbonden. Dat de bezoekers van SnowWorld anders zijn dan de wintersporters omdat eerstgenoemden zich niet zozeer bezighouden met het zich eigen maken van de skivaardigheid maar er zijn om zich te vermaken, is een veronderstelling die niet nader is onderbouwd en om die reden door het hof wordt verworpen. Bovendien is er, naar het oordeel van het hof, vaak sprake van het zich vermaken wanneer wordt getracht om de vaardigheid van het skiën onder de knie te krijgen.

3.7.3.
Het hof concludeert dat ook deze grief niet slaagt.

Grief 1: de gevaarzetting

3.8.1.
In grief 1 verwijt [appellant] SnowWorld, kort gezegd, “onrechtmatige gevaarzetting”. Het hof beoordeelt deze grief met inachtneming van, met name, de navolgende feiten en omstandigheden.
 De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.1 voorop gesteld dat iedere volwassene bekend mag worden verondersteld met het gegeven dat skiën een sport is waarbij gevaar op vallen bestaat met mogelijk (ernstig) letsel tot gevolg. Een dergelijk risico is temeer aan de orde bij het betreden van een Funpark, waarin obstakels zijn aangebracht, aldus de rechtbank. Tegen deze laatste overweging is geen grief gericht zodat dit in het hoger beroep tussen partijen is komen vast te staan.
 Zoals hiervoor is overwogen, staat vast dat SnowWorld met behulp van borden aan de gebruikers van de stoeltjeslift, van de pistes 1 en 2 en van het Funpark heeft aangegeven dat deze enkel door gevorderde skiërs mochten worden gebruikt. Het hof verwijst naar de hiervoor aangehaalde, concrete teksten op de borden.
 Wat eveneens tussen partijen vaststaat, is dat de schans die [appellant] in het Funpark heeft genomen, een hoge en een heel steile schans was met daarachter een diepe inkeping. Om de schans goed te nemen, moet er niet alleen een hoge sprong worden gemaakt maar ook in de lengte een lange sprong. [appellant] stelt hierover onder 3.14 van de memorie van grieven dat de schans waar het hier om gaat, “duidelijk bedoeld” was “om professionele gebruikers in staat te stellen hoge sprongen te maken”. Op de film die [appellant] als V6 heeft overgelegd, worden spectaculaire hoge sprongen getoond die tijdens een wedstrijd, gehouden één week voor het ongeval, met gebruikmaking van de schans zijn gemaakt.
 Tot slot staat tussen partijen vast dat [appellant] heel weinig ski-ervaring had. Hij was voor de tweede keer in SnowWorld en heeft als getuige verklaard niet ervaren te zijn “wat betreft skiën”. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft hij op de vraag hoe hij die dag/avond piste 2 een aantal malen naar beneden was geskied, geantwoord dat hij had geleerd om met de skiën in een V-vorm met grote bochten beneden te komen.
 [appellant] heeft voorts onder ede verklaard dat hij het Funpark is ingegaan en dat hij wist dat er zich op dit Funpark hindernissen bevonden. [appellant] was met de stoeltjeslift naar boven gegaan. Vanuit deze lift zijn de hindernissen (en dus ook de schans) goed zichtbaar. Het hof verwijst naar de foto’s die zijn gemaakt tijdens de descente. [appellant] heeft verklaard dat hij, toen hij het Funpark binnen ging, niet het idee had om de schans te nemen. Hij heeft zich daartoe laten verleiden. Hij heeft ook verklaard gezien te hebben dat je er in ieder geval aan één kant langs kon skiën.

3.8.2.
Bij de beantwoording van de vraag of SnowWorld meer of andere maatregelen ter voorkoming van gevaar dan het plaatsen van de borden had moeten nemen, moet worden vooropgesteld dat alleen in het licht van de omstandigheden van het gegeven geval kan worden beoordeeld of en in hoeverre bij het bestaan van een situatie die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld dat bepaalde veiligheidsmaatregelen worden genomen met het oog op de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht, waarbij dient te worden gelet niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (vgl. HR 5 november 1965, NJ 1966, 136, de Kelderluikcriteria).

3.8.3.
Gelet op de hiervoor vermelde maatstaf kan aan SnowWorld als exploitant alleen dan worden verweten dat zij onzorgvuldig is geweest en kan zij alleen dan aansprakelijk worden geacht voor de gevolgen van het ongeval indien zij in de gegeven omstandigheden rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat een onervaren skiër gebruik zou maken van deze schans en dat deze skiër niet erop bedacht zou (kunnen) zijn dat de schans voor hem niet geschikt was en dus onveilig was. Hieruit volgt dat de bedoelde aansprakelijkheid niet kan worden aangenomen wanneer deze omstandigheden meebrengen dat het ook voor de niet steeds oplettende en voorzichtige bezoeker aanstonds duidelijk had moeten zijn dat deze schans voor het gebruik daarvan door een onervaren skiër hoogstwaarschijnlijk onveilig was.

3.8.4.
Naar het oordeel van het hof heeft SnowWorld met recht betoogd dat de omstandigheden in dit geval meebrengen dat van haar geen andere maatregelen gevergd konden worden dan de maatregelen die zij reeds had getroffen, dit in de vorm van de teksten op de borden. Voor een onervaren skiër als [appellant] had aanstonds duidelijk moeten zijn dat de schans voor hem ongeschikt/onveilig was om te nemen. Zijn gedrag valt buiten de in het algemeen te vergen voorzichtigheid van een skiër, zodat SnowWorld daarmee geen rekening behoefde te houden en daarom geen extra maatregelen had behoren te treffen (vgl. HR 26 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0830, Waterschap Zeeuwse eilanden/Royal Nederland Verzekeringen).

3.8.5.
Het hof verwerpt aldus de stelling van [appellant] dat SnowWorld hem meer bewust had moeten maken van de gevaren verbonden aan het nemen van de schans. Het uiterlijk van de hoge en steile schans wijst erop dat deze enkel genomen kan worden door ervaren skiërs of snowboarders. Het was de hoogste van de twee schansen die zich op het Funpark bevonden. [appellant] wijst erop dat SnowWorld de schans enkel bedoeld heeft voor gebruik door ervaren skiërs/snowboarders. Naar het oordeel van het hof is deze bedoeling echter voor alle bezoekers en dus ook voor [appellant] duidelijk kenbaar. Het hof verwijst daarbij dus niet alleen naar de tekst van de waarschuwingsborden maar ook naar het uiterlijk van deze schans.

[appellant] heeft verklaard dat hij bij het binnentreden van het Funpark niet de bedoeling had de schans te nemen, maar dat hij zich daartoe had laten verleiden. [appellant] was zich dus kennelijk bewust van de gevaren en had aanvankelijk een juiste inschatting gemaakt.

3.8.6.
Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellant] dat bezoekers van SnowWorld niet steeds de borden lezen en ernaar handelen. Dit is niet van belang voor de beoordeling van het geschil. SnowWorld heeft met behulp van deze borden duidelijk aangegeven dat de stoeltjeslift enkel gebruikt mag worden door gevorderde skiërs/snowboarders. Bij de ingang van het Funpark staat het advies dat dit park alleen voor een geoefende skiër/snowboarder mag worden gebruikt en wordt geadviseerd tot het dragen van een helm en body protection. De teksten op deze borden zijn duidelijk en de situering van de borden is zodanig dat deze niet over het hoofd kunnen worden gezien. Dat bezoekers deze borden niet altijd lezen, is niet relevant. Waar het om gaat is dat zij bij het eerste maal passeren van de borden kennis kunnen nemen van de teksten op deze borden en SnowWorld ervan uit mag gaan dat de bezoeker, als die de eerste keer in de hal komt, de teksten op de borden ook daadwerkelijk leest en de daarop gegeven instructies en adviezen opvolgt. Verwacht mocht dan ook worden dat deze herhaalde waarschuwingen gezien de inhoud en de plaatsing ervan zouden leiden tot een handelen of nalaten waardoor het gevaar zou worden vermeden (vgl. HR 28 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO4224, Jetblast).

3.8.7.
Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellant] met betrekking tot de reclame-uiting en het doel dat daarmee werd beoogd. Onbetwist is dat deze reclame-uiting dateert van 2019, dus jaren nadat het ongeval heeft plaatsgevonden. Het bewijsaanbod is om die reden niet ter zake dienend.

3.8.8.
[appellant] biedt aan te bewijzen dat bij andere Funparken het dragen van een helm en mogelijk ook rugprotectie verplicht wordt gesteld. Het hof passeert ook dit aanbod nu de stelling voor de beoordeling niet relevant is. Onbetwist heeft SnowWorld op dit punt aangegeven dat er binnen de skisport de afgelopen jaren een cultuuromslag heeft plaatsgevonden. Het is steeds meer geaccepteerd dat tijdens de wintersport veiligheidskleding wordt gedragen. Medio 2016 was de helm en andere veiligheidskleding niet zo breed geaccepteerd als dat nu is. Nu de te beoordelen situatie dateert uit 2016 en dus het handelen en/of nalaten van SnowWorld op dat moment van belang is, is niet relevant dat een aantal jaren later exploitanten van skihallen bepaalde veiligheidseisen aan de bezoekers stellen.

3.8.9.
[appellant] biedt aan te bewijzen dat er geen veilige bewegwijzering van een veilige route naar de berghut was. SnowWorld heeft gesteld dat er in de gehele hal geen bewegwijzering naar de berghut was geplaatst. In zoverre is dit bewijsaanbod niet ter zake dienend. Het moge zo zijn dat [appellant] en zijn vrienden hebben bedacht om via het Funpark naar de berghut te gaan, maar dit was ook langs een andere weg mogelijk. Het hof verwijst naar het proces-verbaal van descente. Bovendien laat dit onverlet dat het nemen van de schans niet noodzakelijk was om bij de berghut te komen. Zoals [appellant] ook zelf heeft verklaard, kon hij de schans vermijden maar heeft hij toch ervoor gekozen om de schans te nemen. Naar het oordeel van het hof heeft SnowWorld in de gegeven situatie haar zorgplicht jegens [appellant] niet geschonden door geen bewegwijzering naar de berghut te plaatsen.

3.8.10.
Het hof komt tot de conclusie dat grief 1 niet slaagt.

Grief 2: een speeltoestel in de zin van het WAS

3.9.1.
Ten onrechte, zo betoogt [appellant] , heeft de rechtbank geoordeeld dat het Warenbesluit Attractie- en Speeltoestellen (hierna: WAS) niet van toepassing is op de onderhavige inrichting. [appellant] verwijst naar de notitie “Vaststelling reikwijdtenotitie bij Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen”. Daarin is opgenomen dat sporttoestellen wel onder het WAS kunnen vallen wanneer ze geplaatst zijn op een terrein voor publiek gebruik waar minimaal één constructie/inrichting is geplaatst die direct als speeltoestel aan te merken is (bijvoorbeeld een glijbaan, wipkip, klimrek etc.). Het Funpark is niet expliciet van het WAS uitgesloten en is duidelijk te onderscheiden van de skibaan. Dat de schans een WAS-toestel is, strookt geheel met de strekking van het WAS, aldus de toelichting van [appellant] op deze grief.

3.9.2.
Bij de grief betrekt [appellant] ook rechtsoverweging 4.1.3 van het vonnis waarin de rechtbank beslist dat van een gebrekkige installatie geen sprake was. De toelichting op grief 2 ziet evenwel enkel en alleen op de beslissing dat het WAS niet van toepassing is. In grief 4 betwist [appellant] het oordeel dat de schans niet gebrekkig is. Het hof beschouwt grief 2 dan ook enkel als gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de schans geen speeltoestel is in de zin van het WAS.

3.9.3.
Het hof bekrachtigt dit oordeel van de rechtbank. De schans is onderdeel van een skihal waarin skiërs naast een viertal daarvoor aangelegde pistes ook in het Funpark kunnen afdalen. De schans is, zoals ook de vier pistes, in de skihal geconstrueerd met behulp van sneeuw en is een onderdeel van de skibaan. Er is geen sprake van een skibaan die wordt geëxploiteerd op een speel- of attractieterrein. Daarmede valt zij onder tabel 2 van de notitie en is zij geen speeltoestel in de zin van het WAS.

De schans is niet te duiden als een toestel dat zodanig is vervaardigd dat de vorm ongewijzigd blijft. De pistes en dus ook de schans worden dagelijks onderhouden met behulp van pistebully’s. Dat de regeling van het WAS niet is bedoeld om de productie van een skischans te reguleren, blijkt bovendien uit de bewoordingen van artikel 6 WAS waarin onder andere is bepaald dat de toestellen moeten zijn voorzien van daarop aangebrachte, onuitwisbare opschriften of aanduidingen.

3.9.4.
Daarnaast, en ten overvloede, oordeelt het hof dat de nadruk op het gebruik van deze schans ligt bij de sportbeoefenaars. Het gaat hier om het trainen van de behendigheid die nodig is om de schans te nemen. Het bewijsaanbod dat de schans een speeltoestel dan wel een sporttoestel betreft, geplaatst op een terrein voor publiek gebruik met een andere constructie, passeert het hof. Het bewijsaanbod ziet op een juridische kwalificatie; [appellant] heeft niet aangegeven welke concrete feiten en/of omstandigheden hij op dit punt ten bewijze aanbiedt.

3.9.5.
Tot slot heeft [appellant] niet aangegeven welke norm uit het WAS is overtreden die strekt tot bescherming tegen de schade die [appellant] heeft opgelopen (zie artikel 6:163 BW). Artikel 4 van het WAS houdt in:

Attractie- en speeltoestellen zijn zodanig ontworpen en vervaardigd, hebben zodanige eigenschappen en zijn van zodanige opschriften voorzien, dat zij bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de mens. Zij voldoen daartoe aan de in bijlage I genoemde voorschriften.

Nu naar het oordeel van het hof het “redelijkerwijs te verwachten gebruik” inhoudt dat een onervaren skiër zoals [appellant] geen gebruik zal maken van de schans, is onvoldoende onderbouwd dat SnowWorld jegens [appellant] enige regel uit het WAS heeft overtreden die strekt tot zijn bescherming.

3.9.6.
Het hof verwerpt grief 2.

Grief 3: de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden

3.10.
Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat SnowWorld niet aansprakelijk is voor de schade die [appellant] als gevolg van zijn val heeft gelopen. Dat leidt ertoe dat de grief met betrekking tot de vraag of er algemene voorwaarden met daarin een exoneratiebeding van toepassing zijn, onbeantwoord kan blijven. [appellant] heeft bij deze stand van zaken immers geen belang bij de beoordeling van grief 3.

Grief 4: gebrekkigheid

3.11.1.
In grief 4 betoogt [appellant] dat de rechtbank de definitie van “gebrek” te beperkt heeft uitgelegd. De schans was immers gebrekkig in die zin dat zij, alle omstandigheden in aanmerking nemend, gevaarlijk was voor [appellant] om te worden gebruikt. Van SnowWorld kon worden gevergd meer maatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat [appellant] de schans zonder helm of rugprotectie zou gebruiken, aldus [appellant] .

3.11.2.
Het hof verwerpt dit betoog. Het hof stelt allereerst vast dat geen grief is gericht tegen de overweging van de rechtbank dat kort voor de dag van het ongeval de FIS Europacup heeft plaatsgevonden en de schans toen voldeed aan alle hoge internationale standaarden en veiligheidsvoorwaarden. [appellant] heeft deze door SnowWorld onderbouwde stelling niet, althans onvoldoende betwist. Het hof oordeelt dan ook dat de schans niet gebrekkig was voor het doel waarvoor zij diende, namelijk voor gebruik door geoefende skiërs/snowboarders. Onder verwijzing naar de omstandigheden zoals opgesomd in de beoordeling van grief 1 oordeelt het hof dat dit doel ook voor eenieder kenbaar was, gelet op de inhoud van de waarschuwingsborden en het uiterlijk van de schans. Dat de schans gevaarlijk was om door [appellant] te worden gebruikt, staat vast. SnowWorld mocht er in de gegeven situatie echter van uitgaan dat [appellant] deze schans niet zou gebruiken.ECLI:NL:GHSHE:2022:3138