Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb R.dam 160708 Schaatster blijft in scheur haken op mobiele ijsbaan; ijsbaan gebrekkig

Rb R.dam 160708 Schaatster blijft in scheur haken op mobiele ijsbaan; ijsbaan gebrekkig
2.5.1 Op grond van de inhoud van de verklaringen van de getuigen (afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien) acht de rechtbank bewezen dat [eiseres] op 28 december 2005 op de door de Stichting geëxploiteerde ijsbaan met een schaats in een spleet in de ijsvloer is blijven haken en dat zij dientengevolge is gevallen. Daarbij heeft de rechtbank met name de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] in aanmerking genomen. Hoewel de verklaringen van deze getuigen met de nodige omzichtigheid dienen te worden beoordeeld gelet op het belang dat deze getuigen kunnen hebben bij de afloop van de onderhavige zaak, acht de rechtbank deze verklaringen voldoende betrouwbaar en geloofwaardig. In de eerste plaats omdat deze verklaringen zijn gebaseerd op eigen rechtstreekse waarnemingen. Voorts omdat deze verklaringen in voldoende mate eensluidend zijn en elkaar op essentiële punten ondersteunen. Deze verklaringen zijn dan ook sterk genoeg om de partijverklaring van [eiseres] aan te vullen. Tegenover de verklaringen van de getuigen [eiseres], [getuige 1] en [getuige 2] kan aan de door [contra getuige 1] afgelegde verklaring onvoldoende gewicht worden toegekend om aan het door [eiseres] bijgebrachte bewijs af te doen. De ten opzichte van de getuigen [eiseres], [getuige 1] en [getuige 2] (met betrekking tot de toestand van het ijs) andersluidende door de getuige [contra getuige 1] afgelegde verklaring wordt niet ondersteund door enig andere verklaring. De getuigen [contra getuige 2] en [contra getuige 3] verklaren immers niets over de toestand van het ijs op het moment dat [eiseres] viel en de door deze getuigen afgelegde verklaringen zijn dan ook niet relevant voor de beoordeling van de vraag of het bewijs is geleverd. Bovendien is de verklaring afgelegd door de getuige [contra getuige 1] niet in strijd met de door de getuigen [eiseres], [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen. Dat er geen scheuren in het ijs zaten waarover klachten zijn geweest en dat er bij het vegen niet van grote scheuren is gebleken, sluit op zich niet uit dat [eiseres] met een schaats in een scheur in het ijs is blijven haken.

2.5.2 De rechtbank acht evenwel niet bewezen dat de betreffende spleet in de ijsvloer onzichtbaar was door een dikke laag ijsgruis op de ijsvloer. Op dit punt van de bewijsopdracht hebben de getuigen [eiseres], [getuige 1] en [getuige 2] niets verklaard anders dan dat er ijsgruis op de baan lag. De enige die daarover heeft verklaard is de getuige [getuige 3]. Zij heeft echter verklaard dat de betreffende scheur, ondanks ijsgruis op de baan, voor haar niettemin zichtbaar was.

2.6 Nu na bewijslevering met betrekking tot de toedracht van het ongeval in rechte is vast komen te staan dat [eiseres] op 28 december 2005 op de door de Stichting geëxploiteerde ijsbaan met een schaats in een spleet in de ijsvloer is blijven haken en dat zij dientengevolge is gevallen, dient te worden bezien of de Stichting aansprakelijk is voor het door [eiseres] opgelopen letsel en de schade ten gevolge van haar val op de ijsbaan.
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de Stichting wanprestatie heeft gepleegd, althans dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, althans dat zij als bezitter/exploitant van de ijsbaan aansprakelijk is voor het door [eiseres] opgelopen letsel en de schade ten gevolge van haar val op de ijsbaan. De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.

2.6.1 De stelling van [eiseres] dat de Stichting wanprestatie heeft gepleegd, is niet onderbouwd en wordt om die reden gepasseerd. Eerst ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [eiseres] gesteld dat de primaire grondslag van haar vordering gelegen is in de contractuele relatie van partijen. Zij heeft niet gesteld welke verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen door de Stichting niet zijn nagekomen.
Van haar had verwacht mogen worden dat zij haar stelling ter zake had geconcretiseerd. Nu [eiseres] niet aan haar stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijsvoering niet toegekomen.

2.6.2 Ter onderbouwing van haar stelling dat de Stichting onrechtmatig heeft gehandeld, heeft [eiseres] aangevoerd dat de Stichting in strijd heeft gehandeld met de door de gemeente aan haar afgegeven vergunning, in het bijzonder de daarin opgenomen voorwaarde die inhoudt dat de Stichting voldoende maatregelen dient te nemen om de veiligheid van bezoekers en deelnemers aan het evenement te waarborgen. De Stichting heeft gemotiveerd betwist dat zij in strijd heeft gehandeld met de door de gemeente aan haar afgegeven vergunning. De gemeente heeft – zoals te doen gebruikelijk bij evenementen – een algemene vergunning afgegeven waarin geen bijzondere eisen zijn opgenomen waaraan een schaatsbaan als de onderhavige moet voldoen, aldus de Stichting. Gelet op voorgaande gemotiveerde betwisting van de Stichting had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [eiseres] gelegen haar stelling dienaangaande nader te onderbouwen. Door dit na te laten, dient de stelling van [eiseres] dat de Stichting onrechtmatig heeft gehandeld als onvoldoende onderbouwd te worden gepasseerd. Aan bewijsvoering wordt dan ook niet toegekomen.

2.6.3 Resteert de beoordeling van het beroep van [eiseres] op artikel 6:173 BW dan wel artikel 6:174 BW. Tussen partijen is niet in geschil dat de Stichting als bezitter van de ijsbaan is aan te merken. Nu gesteld noch gebleken is dat de onderhavige ijsbaan een gebouw of werk betreft dat duurzaam met de grond is verenigd, is geen sprake van een opstal in de zin van artikel 6:174 BW. Mitsdien dient de ijsbaan te worden gekwalificeerd als een roerende zaak in de zin van artikel 6:173 BW. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen aan een ‘mobiele’ ijsbaan als de onderhavige niet dezelfde eisen worden gesteld als aan een ijsbaan als bijvoorbeeld Thialf. Bij een ijsbaan als de onderhavige zijn hobbeltjes, ijsgruis en kleine scheurtjes in beginsel acceptabel. Dit laat evenwel onverlet dat (ook) aan een ijsbaan als de onderhavige de eis gesteld mag worden dat daarin geen scheuren (zichtbaar of onzichtbaar) aanwezig zijn die zo groot zijn dat je daarin met een schaats kunt blijven haken. Vast staat dat [eiseres] met een schaats in een spleet in de ijsvloer van de door de Stichting geëxploiteerde ijsbaan is blijven haken. Mitsdien beantwoordde de ijsbaan niet aan de eigenschappen die men daarvan redelijkerwijs mocht verwachten en is sprake van een gebrekkige zaak in de zin van artikel 6:173 BW. Een spleet in de ijsvloer bergt het (bijzondere) gevaar in zich dat daar iemand onbedoeld met een schaats in blijft haken en dientengevolge valt en letsel bekomt, hetgeen zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Gesteld noch gebleken is dat de spleet in de ijsvloer en het oplopen van letsel door [eiseres] een ononderbroken of nauwelijks te onderbreken gebeurtenis hebben gevormd die veroorzaakt werd door een van buiten komende omstandigheid. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Stichting als bezitter van de gebrekkige ijsbaan aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade ten gevolge van haar val op de ijsbaan.
LJN BD7436