Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 130499 (?!) (sexueel misbruik) bekendheid met schade eerst indien slachtoffer zich bewust is dat het aangedane leed schade in vermogensrechtelijke zin ten gevolge heeft

Hof Arnhem 130499 (?!) (sexueel misbruik) bekendheid met schade eerst indien slachtoffer zich bewust is dat het aangedane leed schade in vermogensrechtelijke zin ten gevolge heeft
4.1  [geïntimeerde] vordert, kort gezegd en voor zover thans nog van belang,
vergoeding van de immateriële schade die [appellant] haar door jarenlange en stelselmatige verkrachtingen heeft toegebracht.
[appellant] heeft zich er op beroepen, dat de - bij dagvaarding van 6 juni 1997 ingeleide -vordering van [geïntimeerde] zowel afgemeten aan het bepaalde in artikel 3:310 lid 1 BW als artikel 3:310 lid 4 BW verjaard is. Daarop heeft grief 2 in het principaal appel betrekking.
Volgens het eerste lid van dit wetsartikel verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. [appellant] stelt dat aan beide vereisten is voldaan doordat [geïntimeerde], die in 1981 aan een collega had meegedeeld sexueel misbruikt te zijn door haar pleegvader, in dat jaar reeds blijkens het afwijzen van de voorgestelde opneming in een PAAZ met de ontstane psychische problemen en dus met de opgetreden psychische schade bekend was. Dat zij eerst in 1993 psychiatrische hulp heeft gezocht, is in verregaande mate aan haar zelf te wijten en kan niet ten laste van [appellant] worden gebracht.
Volgens het vierde lid van dit wetsartikel verjaart, indien de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt een misdrijf, waaronder verkrachting, oplevert en is gepleegd ten aanzien van een minderjarige, de rechtsvordering tot vergoeding van de schade tegen de schuldige van het misdrijf niet zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring is vervallen. Aangezien de strafrechtelijke verjaringstermijn voor verkrachting 15 jaren beloopt en [geïntimeerde] op [datum] meerderjarig is geworden, is deze termijn volgens [appellant] op [datum] verstreken.

4.2  De grief moet worden verworpen.

Een redelijke toepassing van lid 1 van genoemd wetsartikel op een geval als het onderhavige brengt met zich, dat van bekendheid met schade in de zin van dat artikellid geen sprake kan zijn voordat het slachtoffer zich bewust is dat het haar aangedane leed schade in vermogensrechtelijke zin ten gevolge heeft. Gesteld noch gebleken is dat dit bewustzijn reeds in 1981 bij [geïntimeerde] bestond. Ook zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat vijf jaar of meer voor het uitbrengen van de inleidende dagvaarding zodanig bewustzijn bij [geïntimeerde] bestond.
Het vierde lid van artikel 3:310 BW houdt geen zelfstandige verjaringstermijn in, doch belet slechts het intreden van de civielrechtelijke verjaring voor ommekomst van de in dat lid bedoelde termijn. Nu de vordering reeds niet op grond van lid 1 van dat wetsartikel verjaard is, kan een beroep op lid 4 daarvan [appellant] niet baten. Bovendien is de strafrechtelijke verjaringstermijn gestuit, zoal niet door een vordering strekkende tot het in voorlopige hechtenis nemen van [appellant], dan door zijn dagvaarding ter terechtzitting van 5 april 1994 van de meervoudige strafkamer van de arrondissementsrechtbank te Zutphen. LJN BP7686