RBROT 231024 doodslag; aan tante komt beroep op hardheidsclausule toe, nu zij sinds 2013 feitelijk de moederrol invulde
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 231024 doodslag; aan tante komt beroep op hardheidsclausule toe, nu zij sinds 2013 feitelijk de moederrol invulde
8Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
8.1.
De vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde 1] (moeder van het slachtoffer) en [benadeelde 2] (tante van het slachtoffer), bijgestaan door mr. B.P.J. Heinrici. Aan materiële schade wordt door [benadeelde 1] een bedrag van € 1.402,64 gevorderd en door [benadeelde 2] een bedrag van € 6.379,60. Beide benadeelde partijen vorderen een vergoeding van € 17.500,= aan affectieschade.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie is van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd waarom zowel de materiële als immateriële bedragen zijn gevorderd. Er wordt verzocht de gevorderde bedragen van beide benadeelde partijen geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven bereid te zijn om de gevorderde schade te vergoeden aan de nabestaanden. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ingediende vorderingen door de benadeelde partijen.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De materiële schade van [benadeelde 1] bestaat uit kosten voor vliegtickets van en naar Curaçao om de uitvaart van haar zoon de kunnen bijwonen. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het overlijden van het slachtoffer en vloeien daarmee rechtstreeks voort uit het handelen van de verdachte. De kosten zijn voor toewijzing vatbaar.
De materiële schade van [benadeelde 2] bestaat uit kosten met betrekking tot de begrafenis van het slachtoffer en notariskosten in verband met zijn overlijden. Daarmee zijn ook deze kosten voor toewijzing vatbaar.
Affectieschade
Affectieschade is de immateriële schade die bestaat uit het verdriet en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, overlijdt. In artikel 6:108, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat een opsomming van personen die hiervoor in aanmerking komen. Indien een persoon niet onder één van deze categorieën valt, kan een beroep gedaan worden op de zogenoemde hardheidsclausule van artikel 6:108, vierde lid, aanhef en onder g, van het BW, waarin de mogelijkheid tot het toekennen van affectieschade is geopend voor een andere persoon die ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat deze persoon voor de toepassing van artikel 6:108 lid 3 BW als naaste wordt aangemerkt.
De benadeelde partij [benadeelde 1] is de moeder van de overledene. Zij woonde zelf op Curaçao en haar zoon in Nederland. Gelet daarop zal de affectieschade conform artikel 6:108 BW, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade, worden toegewezen voor een bedrag van € 17,500,=.
De benadeelde partij [benadeelde 2] is de tante van de overledene. Dit brengt met zich mee dat zij niet onder één van de in artikel 6:108 lid 4 BW gespecificeerde categorieën valt. De rechtbank is echter van oordeel dat haar een geslaagd beroep op de hardheidsclausule toekomt. Uit de onderbouwing bij de vordering maakt de rechtbank op dat er sprake was van een nauwe persoonlijke relatie tussen de benadeelde partij en de overledene, waarbij de benadeelde partij sinds 2013, na de remigratie van de moeder van de overledene, de moederrol op zich heeft genomen en er sprake was van het verschaffen van zorg, onderdak, hulp bij financiën en frequent en intensief contact. Dit blijkt ook uit de rol van [benadeelde 2] na het overlijden van haar neef, waarin zij de volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor het regelen van de uitvaart en het afwikkelen van de nalatenschap. Gelet hierop is sprake geweest van een zodanige nauwe persoonlijke relatie dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de benadeelde partij als naaste moet worden aangemerkt. De gevorderde affectieschade ter hoogte van € 17.500,= zal dan ook worden toegewezen, gelet op het Besluit vergoeding affectieschade.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 18.902,64 en moet de benadeelde partij [benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 23.879,60. De schadevergoedingen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2023. Daarnaast wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. ECLI:NL:RBROT:2024:10501