Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 210524 medische eindtoestand vlgs psychiater; som ineens prevaleert boven periodieke afwikkeling met her-expertises

RBOVE 210524 medische eindtoestand vlgs psychiater; som ineens prevaleert boven periodieke afwikkeling met her-expertises

2De feiten

2.1.

Op 24 augustus 2016 is [eiser], geboren op [geboortedatum] 1985, als werkneemster van De Twentse Zorgcentra een arbeidsongeval overkomen. Zij is toen door een verstandelijk beperkte en getraumatiseerde cliënt van haar werkgeefster fysiek agressief aangevallen en meerdere keren met haar hoofd op de grond geslagen.

2.2.

Namens De Twentse Zorgcentra is de aansprakelijkheid voor het [eiser] overkomen arbeidsongeval erkend. [bedrijf 1], de aansprakelijkheidsverzekeraar van De Twentse Zorgcentra, heeft het expertisebureau Cordaet Personenschade (hierna: Cordaet) ingeschakeld om de letstelschade van [eiser] in kaart te (laten) brengen en af te wikkelen.

2.3.

[eiser] heeft als gevolg van het ongeval niet alleen fysiek letsel opgelopen, zoals visusklachten, hoofdpijn en nekpijn, maar zij heeft ook psychische klachten ontwikkeld. Ten aanzien van de psychische klachten zijn partijen overeengekomen dat psychiater De Mooij (hierna: De Mooij) een psychiatrische expertise gaat uitvoeren.

2.4.

Op 13 september 2021 heeft De Mooij een eerste expertiserapport1 uitgebracht. In dit rapport is door De Mooij op de gestelde vragen onder meer het volgende geantwoord:

“d. (…) Er is sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die ik van betrokkene heb gekregen en de feiten die uit het medisch dossier naar voren komen en mijn eigen bevindingen bij onderzoek.

(…)

f. (…)

D.S.M.-5 classificatie

-309.4: aanpassingsstoornis, chronisch, met gemengde stoornis van emotie en gedrag;

-300.22: agorafobie.

(…)

g. (…)

Omdat er nog geen sprake is van een eindtoestand en er niet van impairment gesproken kan worden conform de AMA Guides, omdat er ook in het komende jaar nog verbetering te verwachten valt. Daarbij moet ook worden opgemerkt dat de aanpassingsstoornis een diagnose is die conform de AMA Guides niet in aanmerking komt voor het vaststellen van impairment.

(…)

h.

(..)

Op grond van de chronische aanpassingsstoornis en agorafobie zijn er een aantal beperkingen aan te geven. Betrokkene is beperkt ten aanzien van het hanteren van stress. Zij moet niet geconfronteerd worden met situaties waarbij levensbedreigende situaties kunnen ontstaan. Een prikkelarme omgeving is voor haar van belang en betrokkene is beperkt ten aanzien van reizen. Ze durft niet te reizen met openbaar vervoer en met eigen auto durft ze alleen nog beperkte afstanden alleen te reizen. Er zijn ook energetische beperkingen. Er is sprake van vermoeibaarheid waarbij betrokkene een aantal uren goed kan functioneren in een relatief prikkelarme omgeving. Daarna raakt ze vermoeid met concentratieproblemen en vergeetachtigheid tot gevolg. Een urenrestrictie m.b.t. loonvormende arbeid is dan ook geïndiceerd. Ik ben het daarin eens met mevrouw [naam]2. Meer dan vier uur per dag acht ik haar niet belastbaar.

(…)

Op dit moment kan nog niet gesproken worden van een medische eindtoestand. Er treedt nog steeds verbetering op, zij het met kleine stapjes en dit wordt ook onderschreven door de informatie van mevrouw [naam] (…)

j.

(…)

Ik acht verbetering mogelijk van beide genoemde stoornissen. Het herstel is al gaande, maar gaat heel langzaam. Op dit moment valt nog niet te voorspellen hoever ze nog kan herstellen.

k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

(…)

Ik kan daar geen uitspraak over doen.”.

2.5.

Naar aanleiding van de reactie van de medisch adviseur van [eiser], drs. D. Sok, heeft De Mooij in het expertiserapport van 13 september 2021 onder meer het volgende genoteerd:

“Ik begrijp heel goed, dat het wenselijk zou zijn om de letselschadezaak te kunnen afronden. Dan moet er wel sprake zijn van een medische eindtoestand. Van een medische eindtoestand (impairment) kan conform de AMA guides, (…) gesproken worden als er niet verwacht kan worden dat de toestand binnen de komende 12 maanden significant verbetert (…). De vraag is of dat bij betrokkene het geval is. Ik moet daarbij afgaan op mijn eigen bevindingen en die van behandelende sector.

Bij betrokkene is sprake van twee conform de DSM-5 classificeerbare stoornissen, nl. een aanpassingsstoornis en agorafobie. Beide stoornissen kunnen bij adequate behandeling bij deze jonge vrouw in ieder geval deels verder herstellen. Dat blijkt ook uit de informatie die ik kreeg van haar behandelaar (…), die wel aangeeft dat het herstel langzaam gaat. Ik kan niet beoordelen doe intensief de behandeling is. In de behandeling wordt vooral aandacht aan exposure besteed. Van een eindtoestand kan dan ook nog niet gesproken worden. “.

2.6.

Nadat het eindrapport van de behandelend psycholoog is ontvangen heeft De Mooij op gezamenlijk verzoek van partijen aanvullend gerapporteerd. In dit rapport3 van 16 augustus 2022 staat onder meer het volgende vermeld:

“Beschouwing

Ik heb betrokkene op 22-04-2021 op uw verzoek onderzocht en op 13-09-2021 mijn rapport uitgebracht waarbij ik concludeerde dat er sprake was van een aanpassingsstoornis en agorafobie. En ik had toen nog de verwachting dat bij adequate behandeling betrokkene verder zou kunnen herstellen. Ik was daarin gesterkt door de informatie die ik van mevrouw [naam] kreeg (…). Van een eindtoestand kon ik toen nog niet spreken. Inmiddels zijn we een jaar verder en is uit informatie van mevrouw [naam] (…) en uit mijn onderzoek op 9-05-2022 gebleken dat er geen verandering in haar klachten is opgetreden in het afgelopen jaar. De therapie is beëindigd en betrokkene probeert zo goed mogelijk met haar beperkingen te leven. Ze heeft zich ingezet voor de behandeling en thans verwacht ik niet dat er veel verandering in de komende tijd zal optreden. Zeker niet binnen een jaar (impairment zoals gedefinieerd in de AMA-Guides). Er kan dus nu van een eindtoestand worden gesproken.

(…)

Zoals ik de beschouwing uiteengezet heb kan er nu gesproken worden van een eindtoestand.

(…)

Gezien het beloop tot nu toe, ook met behandeling, verwacht ik geen verbetering.

(…)”.

2.7.

Na ontvangst van het aanvullende rapport van De Mooij verzoekt de gemachtigde van [eiser] aan Cordaet om de schadeafwikkeling vlot ter hand te nemen door het NRL in te schakelen. Een conceptbrief met daarin opgenomen een aantal uitgangspunten is bijgevoegd. Cordaet heeft hierop gereageerd en onder meer meegedeeld in afwachting te zijn van een aanvullend advies van de medisch adviseur. Bij brief van 29 september 2022 wordt aanvullend meegedeeld dat het betreffende advies over ongeveer drie weken gereed zal zijn.

2.8.

Bij brief van 28 november 2022 wordt van de zijde van Cordaet aan de gemachtigde van [eiser] meegedeeld dat de medisch adviseur heeft laten weten dat er op termijn voor de aanpassingsstoornis en agorafobie een succesvolle behandeling kan worden opgestart. Opgemerkt wordt dat een afwikkeling (van de schade: aanvulling ktr) met een beperkte looptijd hier wenselijk lijkt. Vermeld wordt dat Cordaet in overleg zal treden met de opdrachtgever. Vervolgens verzoekt de gemachtigde van [eiser] per omgaande om toezending van het medisch advies. Nadat dit in eerste instantie is geweigerd omdat het advies bedoeld is geweest als advies richting de opdrachtgever en voor intern gebruik, wordt na het indienen van een klacht van de zijde van [eiser] bij [bedrijf 1] bedoeld advies alsnog toegezonden bij e-mailbericht van 15 februari 2023.

2.9.

In het betreffende medisch advies van dr. A.P.H. van der Vet (hierna: Van der Vet), gedateerd 21 november 2022, staat onder meer het volgende vermeld:

“Uw brief van 19 oktober 2022 werd in goede orde ontvangen. U vraagt of de psychiater inderdaad uitgaat van een medische eindtoestand en/of er nog therapeutische suggesties zijn.

In antwoord hierop kan ik u meedelen dat in het aanvullend psychiatrisch rapport (...) de psychiater met redenen omkleed aangeeft dat er inderdaad sprake is van een medische eindtoestand, waarbij er geen verbetering of verslechtering meer verwacht wordt. (…) In het expertiserapport van de psychiater worden geen therapeutische suggesties meer genoemd, mede omdat de langdurige behandeling door de psycholoog (…) was afgerond. Naar mijn mening is er op dit moment dan ook geen ingang bij betrokkene voor een succesvolle behandeling.

Bij het nakijken van de aandoeningen aanpassingsstoornis en agorafobie in de literatuur, wordt wel genoemd dat dit behandelbare grootheden zijn. Ik neem dan ook aan dat er op termijn wel een mogelijk succesvolle behandeling zou kunnen worden opgestart. De termijn waarop, is op dit moment echter op basis van de huidige gegevens niet goed in te schatten.

(…)

Wellicht is het mogelijk om bij afronding van deze zaak een voorbehoud te maken voor een herexpertise over een periode van bijvoorbeeld vijf of maximaal tien jaar. Dit om de over enige jaren bestaande situatie objectief te beoordelen.”.

2.10.

Bij e-mailbericht van 28 februari 2023 is van de zijde van [bedrijf 1] aan de gemachtigde van [eiser] onder meer het volgende meegedeeld:

“(…) Aan onze medisch adviseur hebben wij de vraag voorgelegd, of wij naar de toekomst toe dienen uit te gaan van een blijvende urenbeperking aan de zijde van mevrouw [eiser] die op dit moment 27 jaar is.

(…)

Zoals u in het advies kunt lezen geeft onze medisch adviseur aan dat de aandoeningen aanpassingsstoornis en agorafobie in de literatuur behandelbare grootheden zijn.

Onze medisch adviseur is dan ook mening dat er op termijn wel een mogelijk succesvolle behandeling zou kunnen worden opgestart.

(…)

Voor de begroting van de toekomstige schade is een antwoord op de vraag of er thans sprake is van een blijvende situatie van wezenlijk belang.

Gelet op de visie van onze medisch adviseur valt deze vraag op dit moment nog niet te beantwoorden.

Wij zijn uiteraard bereid om met u te overleggen over de verdere schaderegeling waarbij onze gedachten er nu naar uitgaan om de ontstane schade voor een aantal jaren te begroten uitgaande van de huidige situatie. De vorderbare schade zullen wij dan bevoorschotten en na het verstrijken van de overeengekomen periode zullen wij weer met u en mevrouw [eiser] in overleg treden.

(…)”.

2.11.

Op verzoek van de gemachtigde van De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] heeft psychiater J.J.D, Tilanus (hierna: Tilanus) het geanonimiseerde dossier bekeken. Op 13 september 2023 heeft hij onder meer als volgt gereageerd:

“(…) Het is mij niet bekend dat wanneer in de zin van de AMA-Guides wordt voldaan aan de hierboven omschreven criteria van MMI, dat dan in algemene zin of zonder meer zou moeten betekenen dat de medisch-psychiatrische situatie in de toekomst niet meer zou kunnen wijzigen.

(…)

Of er ten aanzien van de diagnose agorafobie ook sprake is van een medische eindtoestand voor een veel langere termijn dan 12 maanden en dus voor de rest van het leven, zou ondergetekende, o.a. op basis van de hierboven weergegeven passages uit de vigerende vakliteratuur, niet voldoende eenduidig kunnen inschatten. De woordkeuzen van zowel de psychiater “Ze heeft zich ingezet voor de behandeling en thans verwacht ik niet dat er veel verandering in de komende tijd zal optreden. Zeker niet binnen een jaar (impairment zoals gedefinieerd in de AMA-Guide) als de destijds behandelend psycholoog “Momenteel lijkt betrokkene een soort van eindstatus bereikt te hebben”, doen vermoeden dat zij er ook zo over hebben gedacht.

(…)

Deze vraag kan het beste aan deze psychiater zelf worden voorgelegd. (…) Uit het rapport (van De Mooij: toevoeging ktr) wordt dan niet meteen duidelijk dat deze inschatting inderdaad de gehele toekomst van de betrokkene zou betreffen. Dat zou op het vakgebied van de psychiatrie ook een bijzonder moeilijke inschatting zijn.

(…)

Factoren die een inschatting voor de gehele toekomst bijzonder lastig kunnen maken, zijn de nog relatief jonge leeftijd, de comorbiditeit (aanpassingsstoornis en agorafobie) en de latere invloed van het ouder worden.

(…)

Waar het vanwege de hierboven beschreven factoren al bijzonder ingewikkeld is om het toekomstige beloop van psychische klachten en belastbaarheid in te schatten, is dat op basis van een papieren dossier, nog veel moeilijker. Mogelijk zou een herhaald psychiatrisch onderzoek hieraan een bijdrage kunnen leveren, maar ook dat valt lastig in te schatten. (…)”.

3. Het geschil

3.1.

De vordering

[eiser] vordert samengevat om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

  1. voor recht te verklaren dat de rapportages van psychiater De Mooij van 13 september 2021 en 16 augustus 2022 hebben te gelden als bindend tussen partijen overeengekomen expertises en dat de uitkomsten daarvan het causaal verband bepalen tussen het [eiser] op 16 augustus 2016 overkomen ongeval en de klachten en beperkingen, die zij daardoor heeft en die door deze deskundige zijn bepaald;

  2. voor recht te verklaren dat deze deskundige in zijn rapportage van 16 augustus 2022 heeft bepaald dat er sprake is van een medische eindtoestand en dat er volgens deze deskundige geen verbetering meer te verwachten is en dat dit heeft te gelden tussen partijen;

  3. voor recht te verklaren dat het advies van medisch adviseur Van der Vet van 21 november 2022 niet voldoet aan de criteria, die gesteld mogen worden aan een deugdelijk vervaardigd en onderbouwd medisch advies;

  4. voor recht te verklaren dat de handelwijze van gedaagden om zich wel te beroepen op dit advies, maar het niet te willen overleggen, onrechtmatig is jegens [eiser], althans in strijd met (de geest van) de Gedragscode Behandeling Letselschade;

  5. gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot vergoeding van de immateriële schade die [eiser] door de handelwijze van gedaagden zoals verwoord onder 3 en 4 van dit petitum heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

  6. te verklaren voor recht dat het verlies aan verdienvermogen van [eiser] dient te worden berekend vanaf datum ongeval tot aan haar AOW-gerechtigde leeftijd, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en dat er geen grondslag is deze letselschade (zaak: toevoeging ktr) langer aan te houden, zoals door gedaagden betoogd;

  7. gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot vergoeding van die schade als nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling in de wettelijke rente over de schade, met verrekening van reeds gedane voorschotbetalingen;

  8. gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van de procedure en in de nakosten.

3.2.

Het verweer

De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] concluderen - samengevat - tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser] althans afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van procedure waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.

3.3.

Op de stellingen van partijen zal, voor zover relevant voor de beoordeling, hierna verder worden ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Uit de inhoud van de conclusie van antwoord en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling begrijpt de kantonrechter dat De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] zich niet verzetten tegen de toewijzing van de gevorderde verklaringen voor recht zoals opgenomen onder 1. en 2. van het petitum, ondanks de in de conclusie van antwoord opgenomen conclusie tot afwijzing van het gevorderde. Voor [eiser] is van belang dat wordt bepaald dat er geen grondslag is voor de door De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] voorgestelde handelwijze om over vijf of tien jaar een herexpertise aan te vragen, zoals [eiser] onder randnummer 151 van de dagvaarding haar onder 2. bedoelde vordering heeft toegelicht en waartoe een vordering onder 6. van het petitum is opgenomen. De kantonrechter zal eerst deze vordering bespreken omdat dit de essentie is van het onderhavige geschil.

4.2.

Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat op grond van artikel 6:97 jo artikel 6:105 BW de begroting van nog niet ingetreden schade bij voorbaat kan geschieden. Artikel 6:105, eerste lid BW bepaalt daartoe dat, indien de nog niet ingetreden schade wordt begroot, dit gebeurt na afweging van goede en kwade kansen.

4.3.

[eiser] stelt dat, gezien het beloop van de medische situatie tot nu toe, de reeds gevolgde therapieën en de rapporten van De Mooij (aan de uitkomst waarvan partijen zich voor inschakeling van De Mooij hebben geconformeerd), de schade afgewikkeld dient te worden met de uitkering van een som ineens. Hierbij is ook van belang dat het letselschadetraject door [eiser] als slepend en slopend is ervaren.

4.4.

De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] stellen daarentegen dat De Mooij in zijn eindrapportage weliswaar heeft vermeld dat sprake is van een medische eindsituatie maar dat betekent slechts dat er binnen twaalf maanden geen significante verbetering zal optreden. Dit betekent dus niet dat in de hele verdere toekomst geen verandering van de gezondheidssituatie van [eiser] zal optreden, met name niet gelet op de nog jonge leeftijd van [eiser]. Verwezen wordt naar een schrijven van psychiater J.J.D. Tilanus aan wie De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] de kwestie hebben voorgelegd.

4.5.

De kantonrechter overweegt dat inderdaad niet uit te sluiten is dat in de toekomst een verandering zou kunnen optreden in de psychische gezondheidssituatie van [eiser]. Dit is ook niet de maatstaf voor de vraag of de begroting van nog niet ingetreden schade bij voorbaat kan geschieden. Het is immers niet voor niets dat de goede en de kwade kansen afgewogen dienen te worden, het gaat aldus om de redelijke verwachtingen van toekomstige ontwikkelingen4. In het eindrapport van De Mooij van 16 augustus 2022, nagenoeg zes jaren na het arbeidsongeval, antwoordt De Mooij op de vraag of hij in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering verwacht van de beperkingen op zijn vakgebied, dat gezien het beloop tot nu toe, ook met behandeling, een verbetering niet wordt verwacht5. Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter een inschatting gegeven van de goede en kwade kansen die bij de begroting van de toekomstige schade meegewogen moeten worden.

4.6.

Het advies van de medisch adviseur Van der Vet van 21 november 2022 doet aan het voorgaande niet af. Niet alleen is dit advies eerst na het definitief worden van de eindrapportage van De Mooij gevraagd en uitgebracht, ook is het advies van Van der Vet slechts gebaseerd op literatuuronderzoek waarin de aandoeningen aanpassingsstoornis en agorafobie behandelbare grootheden worden genoemd. Welke behandeling op welke termijn zou kunnen worden ingezet gelet op de reeds gevolgde langdurige behandeling door psycholoog [naam], wordt niet benoemd. De kantonrechter acht een dergelijk advies te weinig concreet en derhalve te algemeen om op basis hiervan tot het oordeel te komen dat een begroting van de toekomstige schade in de vorm van een som ineens onvoldoende recht doet aan de (redelijke) belangen van De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1].

4.7.

Het voorgaande geldt ook voor de zienswijze die door De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] is gevraagd aan Tilanus na het uitbrengen van de definitieve rapportage van De Mooij. Tilanus meent dat de vraag of De Mooij met de beantwoording van de vragen bedoeld heeft iets te zeggen over de rest van het leven van [eiser], het beste aan De Mooij kan worden voorgelegd. Wel merkt hij op dat dit op het vakgebied van de psychiatrie een bijzonder moeilijke inschatting zal zijn. Tilanus sluit af met de opmerking dat zelfs de vraag of herhaald psychiatrisch onderzoek mogelijk een bijdrage zou kunnen leveren om het toekomstig beloop van psychische klachten in te schatten, lastig is in te schatten.

4.8.

De kantonrechter overweegt dat De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] de mogelijkheid om verduidelijking te vragen aan De Mooij voorbij hebben laten gaan toen hen de conceptrapportage is voorgelegd. Voorts blijkt uit het eerste rapport van De Mooij van 13 september 2021 dat De Mooij ‘heel goed begrijpt dat het wenselijk zou zijn om de letselschadezaak te kunnen afronden, maar dan moet er wel sprake zijn van een medische eindtoestand’. Gelet op de beantwoording van de vragen door De Mooij in de tweede rapportage, met inachtneming van hetgeen hij hierover in de eerste rapportage heeft opgemerkt, ligt het niet in de rede te veronderstellen dat De Mooij bedoeld heeft te spreken over een medische eindsituatie zoals omschreven in de AMA- Guides. Bij de tweede rapportage acht De Mooij een medische eindsituatie aan de orde en wordt door hem, gezien het beloop tot nu toe, ook met behandeling, geen verbetering verwacht. Zoals hiervoor al is overwogen betekent dat niet dat uit te sluiten is dat er in de toekomst een verandering zou kunnen optreden, maar zegt dat iets over redelijke verwachtingen bij de inschatting van goede en kwade kansen.

4.9.

Bovendien is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [eiser] bij de keuze om de schade af te wikkelen in de vorm van een som ineens zwaarder weegt dan het belang van De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] de schade periodiek af te wikkelen op basis van periodieke psychiatrische herexpertises. Het is algemeen bekend dat een lopende letselschadezaak niet bevorderlijk is voor het herstel en dat geldt temeer indien dit gepaard gaat met periodieke psychiatrische herexpertises. Ook bij De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] is bekend dat [eiser] een kwetsbaar slachtoffer is dat lijdt onder de lange duur van de schadeafwikkeling. Het enkele belang van De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1], dat niet uit te sluiten is dat in de toekomst een verandering zou kunnen optreden in de psychische gezondheidssituatie van [eiser], weegt niet op tegen de belangen van [eiser] om te kiezen voor afwikkeling van de schade in de vorm van een som ineens. Dit betekent dat de vordering van [eiser] onder 6. van het Petitum zal worden toegewezen.

4.10.

De vorderingen onder 3. en 4. van het petitum zullen gezamenlijk worden beoordeeld. De kantonrechter begrijpt de vorderingen aldus dat [eiser] stelt dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door zich te baseren op een ondeugdelijk vervaardigd en onvoldoende onderbouwd medisch advies dat ze bovendien niet hebben willen overleggen. Ten aanzien van het niet willen overleggen constateert de kantonrechter dat het advies van Van der Vet alsnog is overgelegd bij e-mailbericht van 15 februari 2023. Het onrechtmatig handelen kan dan ook niet gelegen zijn in het niet overleggen van dit advies, zij het wel dat een klachtprocedure noodzakelijk was om daarover de beschikking te krijgen.

4.11.

Waar het betreft de gestelde ondeugdelijkheid van het advies overweegt de kantonrechter dat het advies niet zo zeer als een medisch advies aangemerkt dient te worden waarop de in de tuchtrechtspraak ontwikkelde eisen van toepassing zijn, maar dat het veeleer gezien dient te worden als een suggestie aan De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] voor de wijze van afwikkeling van de schade, welke suggestie kennelijk is geïnitieerd door de schadebehandelaar na ontvangst van het eindrapport van De Mooij. Van der Vet stelt slechts aan de orde dat het wellicht mogelijk is om bij de afronding van de zaak een voorbehoud te maken voor een herexpertise over een periode van bijvoorbeeld vijf of maximaal tien jaar. Niet valt in te zien waarom de enkele suggestie aan gedaagden om te onderzoeken of de schade periodiek afgewikkeld kan worden, zou betekenen dat sprake is van een ondeugdelijk tot stand gekomen advies. Zoals ook tijdens de mondelinge behandeling is besproken hoeft een periodieke afwikkeling van de schade niet persé in het nadeel (of voordeel) van de gelaedeerde te zijn.

4.12.

Het voorgaande betekent dat de vorderingen onder 3 en 4. zullen worden afgewezen zodat ook de vordering onder 5. die hieruit voortvloeit, niet zal worden toegewezen.

4.13.

In de processtukken van partijen zijn naast de vraag of de schade in een som ineens of op basis van periodieke herexpertises afgewikkeld moet worden, ook andere punten min of meer zijdelings aan de orde gesteld zoals onder meer het carrièreverloop van [eiser] indien het arbeidsongeval zich niet zou hebben voorgedaan en de neveninkomsten als nagelstyliste. De kantonrechter constateert dat ter zake geen vorderingen zijn geformuleerd zodat hierover ook niets te beoordelen valt. Partijen zullen aldus of middels het minnelijke traject verder dienen te onderhandelen over de afwikkeling van de schade dan wel middels een schadestaatprocedure. Er worden in ieder geval geen redenen gezien om de vordering van [eiser] tot verwijzing naar de schadestaatprocedure niet toe te wijzen.

4.14.

Aangezien De Twentse Zorgcentra en [bedrijf 1] in het ongelijk worden gesteld, zullen zij worden veroordeeld in de (na-)kosten van de procedure. Deze kosten zijn tot op heden aan de zijde van [eiser] als volgt te begroten:

- griffierecht € 86,00

- kosten dagvaarding € 140,64

- salaris gemachtigde € 2.174,00 (2 x € 1.087,00)

- nakosten ? € 135,00

€ 2.535,64

5De beslissing

De kantonrechter

5.1.

verklaart voor recht dat de rapportages van psychiater De Mooij van 13 september 2021 en 16 augustus 2022 hebben te gelden als bindend tussen partijen overeengekomen expertises en dat de uitkomsten daarvan het causaal verband bepalen tussen het [eiser] op 16 augustus 2016 overeenkomen ongeval en de klachten en beperkingen die zij daardoor heeft en die door deze deskundige zijn bepaald;

5.2.

verklaart voor recht dat deze deskundige in zijn rapportage van 16 augustus 2022 heeft bepaald dat er sprake is van een medische eindtoestand en dat er volgens deze deskundige geen verbetering meer te verwachten is hetgeen heeft te gelden tussen partijen;

5.3.

verklaart voor recht dat het verlies aan verdienvermogen van [eiser] dient te worden berekend vanaf datum ongeval tot aan haar AOW-gerechtigde leeftijd, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zodat er geen grondslag is deze letselschade(zaak) langer aan te houden;

5.4.

veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot vergoeding van die schade als nader op te maken bij staat en vereffenen volgens de wet, met veroordeling in de wettelijke rente over de schade vanaf datum ongeval tot de dag van algehele voldoening, met verrekening van de reeds gedane voorschotbetalingen;

5.5.

veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot op heden begroot op € 2.535,64.

5.6.

verklaart dit vonnis ten aanzien van de onderdelen 5.4. en 5.5. uitvoerbaar bij voorraad;

5.7.

wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. ECLI:NL:RBOVE:2024:2713

1productie 44 bij dagvaarding

2mevrouw [naam] is de behandelend psycholoog

3van de medisch adviseur dr. A.P.H. van der Vet van de zijde van gedaagden zijn geen vragen of opmerkingen geplaatst bij de conceptrapportage

4Dit betreft overigens niet alleen de ontwikkeling van de psychische gezondheidssituatie, maar ook de andere aspecten die een rol spelen bij de schadebegroting.

5productie 52, pagina 7.