Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 080224 KG; SVI; voorschot na eenzijdig auto-ongeval afgewezen; concrete en onderbouwde (forse) alcoholinname

RBDHA 080224 KG; SVI; voorschot na eenzijdig auto-ongeval afgewezen; concrete en onderbouwde (forse) alcoholinname

2. De feiten

2.1.

Op 20 augustus 2022 is [eiser] een eenzijdig verkeersongeval overkomen als gevolg waarvan hij ernstig letsel heeft opgelopen.

2.2.

Te [plaatsnaam] is [eiser] in de vroege ochtend van 20 augustus 2022 na een bezoek aan het [festival] met zijn auto frontaal tegen een boom aangereden waarbij [eiser] bekneld is geraakt in zijn auto. De politie, brandweer en een ambulance zijn ter plaatse gekomen. [eiser] is door de hulpverleners uit zijn auto bevrijd. Per ambulance is [eiser] vervolgens naar het UMCG Groningen gebracht alwaar hij enige tijd verbleef en meerdere operaties heeft ondergaan. Na deze periode volgde de revalidatie. Er is nog geen eindtoestand.

2.3.

De politie heeft geen bloedproef afgenomen omdat het, zo vermeld het proces-verbaal, “in verband met behandeling in het ziekenhuis [waardoor het] medisch niet verantwoord was om bloed af te nemen”. Wel is een urinemeting uitgevoerd waaruit bleek dat de ethanolwaarde in de urine 1.30 bedroeg. Uit het verslag van de ambulancebroeders die aanwezig waren bij het ongeval volgt dat de adem van Nieuwenhuis rook naar alcohol. In het verslag van de SEH-artsen staat vermeld dat [eiser] bij aankomst op de SEH heeft verklaard dat hij veel bier had gedronken en dat hij daarna in de auto was gestapt en tegen een boom was gereden. In de verslaglegging is ook opgenomen dat er sprake was van een sterke alcohol foetor.

2.4.

[eiser] heeft een schadeverzekering voor inzittenden afgesloten bij NN (hierna: de SVI-verzekering).

2.5.

In de polisvoorwaarden van de SVI-verzekering is het volgende bepaald aangaande uitsluitingen, voor zover relevant:

47 Uitsluitingen

De uitsluitingen genoemd in artikel 11 zijn van overeenkomstige toepassing. Daarnaast is uitgesloten de schade ontstaan door:

47.1

schade die is veroorzaakt terwijl de bestuurder alcohol heeft genuttigd en het alcoholgehalte van zijn bloed meer bedraagt dan 0,5 milligram per millimeter bloed dan wel het alcoholgehalte van zijn adem meer bedraagt dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (…).

2.6.

[eiser] heeft bij NN aanspraak gemaakt op dekking onder de polis. NN heeft de schadegreling op zich genomen en tot op heden heeft NN aan [eiser] een bedrag van € 49.432,00 bevoorschot.

2.7.

Bij e-mail van 15 november 2023 heeft NN aan [eiser] medegedeeld dat zij niet meer aanvullend zullen bevoorschotten omdat uit het medisch advies blijkt dat er sprake is van veel te veel alcoholgebruik.

3Het geschil

3.1.

[eiser] heeft gevorderd bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. NN te veroordelen tot nakoming van de tussen [eiser] en NN gesloten overeenkomst en te gebieden de schaderegeling voortvarend voort te zetten;

  2. zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per week dat NN niet aan het voorgaande voldoet, met een maximum van € 100.000,00;

  3. NN te veroordelen tot het betalen van een aanvullend bedrag aan schadevergoeding, bestaande uit een bedrag ter grootte van € 20.000,00, althans een zodanig bedrag in goede justitie te bepalen, binnen veertien dagen na dit vonnis, zulks ter voorschot op en ter nadere verrekening met hetgeen NN ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn;

  4. met veroordeling van NN in de kosten van dit geding.

3.2.

[eiser] heeft aan zijn vordering het volgende ten grondslag gelegd. Het spoedeisende belang is erin gelegen dat er financiële middelen ter beschikking moeten komen en dat de schaderegeling weer wordt opgepakt door NN.

Het is aan NN te bewijzen dat de uitsluitingsgrond die leidt tot een beperking van de dekking onder de SVI-verzekering zich voordoet. De waarde van het bloed en de adem blijkt evenwel nergens uit, aldus [eiser] . Het urineonderzoek dat is verricht zegt niets over de waarden in de adem en het bloed. Bovendien is onduidelijk wanneer het urineonderzoek heeft plaatsgevonden. Kortom, NN heeft niet onderbouwd dat [eiser] “veel te veel” gedronken heeft voorafgaand aan het ongeval. NN komt zodoende geen beroep op de uitsluitingsgrond in de polisvoorwaarden toe.

3.3.

NN heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. NN heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de beschikbare stukken is NN gebleken dat [eiser] ten tijde van het ongeval onder invloed was van teveel alcohol waardoor NN zich beroept op artikel 47.1 uit de polisvoorwaarden zodat onder de SVI-verzekering geen dekking is. Gelet hierop is dus allerminst aannemelijk dat de bodemrechter het standpunt van [eiser] zal volgen waardoor deze zaak zich niet leent voor een kortgedingprocedure. Er is meer onderzoek nodig naar het alcoholgehalte en tot die tijd kan NN zich met recht op opschorting beroepen. NN heeft meer subsidiair en uiterst subsidiair nog aangevoerd dat er geen dekking is omdat zij door [eiser] is misleid en er sprake is van 100% eigen schuld aan de zijde van [eiser] .

3.4.

Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De kantonrechter stelt voorop dat voor toewijzing van de vordering plaats is indien naast een spoedeisend belang tevens sprake is van een grote mate van waarschijnlijkheid dat die toewijzing in overeenstemming zal zijn met een oordeel in een bodemprocedure. De kantonrechter dient derhalve, op grond van de voorhanden stukken, te beoordelen of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop de toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.

4.2.

Ten aanzien van de spoedeisendheid heeft [eiser] aangevoerd – zo begrijpt de kantonrechter – dat er financiële middelen beschikbaar moeten komen om hem van inkomen te voorzien zodat de lasten kunnen worden voldaan. Werken kan [eiser] eigenlijk niet en de werkzaamheden die hij nu in verband met het stoppen van de bevoorschotting verricht komen zijn gezondheid niet ten goede, aldus [eiser] . Gelet op deze omstandigheden is het spoedeisend belang naar het oordeel van de kantonrechter gegeven. Het spoedeisend belang wordt verder ook niet bestreden door NN.

4.3.

Om in kort geding tot het oordeel te kunnen komen dat NN gehouden is tot verdere bevoorschotting en tot voortzetting van het schadetraject, dient (met voldoende mate van zekerheid) te worden vastgesteld of [eiser] ten tijde van het ongeval al dan niet een alcoholgehalte had van meer dan 0,5 milligram per millimeter bloed. Als dat namelijk het geval is dan beroept NN zich terecht op de uitsluitingsgrond van artikel 47.1 van de polisvoorwaarden en is zij niet gehouden nog enig bedrag onder de polis aan [eiser] te betalen. [eiser] stelt terecht dat het aan NN is dit te onderbouwen en bewijzen. NN heeft in dat kader een uitgebreide onderbouwing van haar stelling gegeven en een groot aantal producties in het geding gebracht

4.4.

Zo heeft NN heeft aangevoerd dat uit het ritformulier van de ambulance, het verslag van de SEH en het MMT en uit de verklaring van [eiser] zelf destijds, een forse alcoholinname blijkt. In het ritformulier van de ambulancezorg staat, voor zover relevant, vermeld “Dhr lijkt bij aankomst overleden maar het tegendeel is waar, hij ademt, ruikt naar alcohol”. In het SEH-verslag, dat door de dienstdoende artsen is opgesteld, staat, voor zover relevant, vermeld “Op truckers festival geweest. Veel bier gedronken. Nadien in auto gestapt en tegen een boom aan gereden. Geen gordel. Aanvankelijk aanspreekbaar, grapte o.a. dat hij allergisch was voor te veel bier. Alcohol foetor+.” en bij de conclusie “47-jarige patiënt komt als A-trauma na auto vs boom onder invloed van alcohol”. In het nadere SEH-verslag staat het volgende vermeld “alc foetor” en “grapt dat hij allergisch is voor bier”. Uit de verslaglegging van het MMT en uit de tijdlijn van de SEH, door NN opgenomen als producties 30 en 31, blijkt volgens NN verder dat het voorkomen en handelen van [eiser] zodanig was dat sprake was van een alcoholvergiftiging. Een alcoholvergiftiging ontstaat alleen na overmatig alcoholgebruik in korte tijd, aldus NN. Daarnaast heeft NN haar verweer onderbouwd met de analyse van een toxicoloog. De toxicoloog heeft op basis van de afgenomen urine van [eiser] (die volgens NN waarschijnlijk verdund was door nierfalen) onderzocht en berekend wat de alcoholconcentratie in zijn bloed moet zijn geweest ten tijde van het ongeval. De toxicoloog kwam tot de conclusie dat, met toepassing van een voorspellingsinterval van 95%, sprake moet zijn geweest van een alcoholgehalte van 0,6 tot 1,7 milligram. Dat is gelegen (ver) boven de grens van artikel 47.1 van de polisvoorwaarden maar ook boven de wettelijke toegestane grens zoals vermeld in artikel 8 lid 2 WVW 1994, aldus NN.

4.5.

Gelet op het voorgaande heeft NN dusdanig concrete en onderbouwde aanknopingspunten voor een (forse) alcoholinname van [eiser] voorafgaand aan het ongeval aangevoerd dat deze, in het licht van de betwisting ervan door [eiser] , nader onderzocht dienen te worden. Het UMCG heeft ten tijde van deze kortgedingprocedure nog geen uitsluitsel gegeven over de vraag of er destijds een bloedonderzoek heeft plaatsgevonden waarbij het alcoholgehalte is gemeten en wat de uitkomst van dat onderzoek dan is. Daarmee komt het vooralsnog aan op (nadere) bewijslevering en daar leent een kortgedingprocedure zich niet voor. Op basis van de voorhanden stukken heeft de vordering van [eiser] dus niet een zodanige kans van slagen dat toewijzing ervan reeds nu gerechtvaardigd is.

4.6.

[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van NN worden tot dit vonnis vastgesteld op € 529,00 aan salaris gemachtigde NN. ECLI:NL:RBDHA:2024:5028