Overslaan en naar de inhoud gaan

Een steen in stilstaand water - door T. Hartlief op NJBlog 29-09-2014

Een steen in stilstaand water - door T. Hartlief op NJBlog 29-09-2014

Een vrouw die slechts beperkt zicht had in haar linkeroog (visus 0,3) wordt geconfronteerd met een medische fout, een onjuiste diagnose ter zake van klachten aan haar rechteroog waardoor zij rechts geen visus van 0,8 meer heeft maar bijna blind is (0,05). Een fout met grote gevolgen die aanleiding geeft voor een letselschadeclaim ter zake van materiële en immateriële schade.

Het Hof Leeuwarden acht een smartengeld van € 60.000 passend, maar voegt nog iets toe:(1)

‘In de praktijk en in de literatuur bestaan, naar het hof bekend is, bedenkingen over de hoogte van het smartengeld. Die bedenkingen komen er, in het kort, op neer dat de in rechte toegekende smartengeldbedragen in Nederland aanmerkelijk lager zijn dan in de ons omringende landen, dat de toegekende smartengeldbedragen niet zijn meegestegen met de inflatie en geen recht doen aan de - onder meer door de invoering van de euro -veranderde gevoelswaarde van geld. Zo is €1.000,- - afgerond - fl. 2.200,- waard, maar lijkt fl. 2.200,- "meer geld" dan € 1.000,-, terwijl de smartengeldbedragen in guldens onverkort zijn doorgerekend naar euro's en zijn bijvoorbeeld de loterijprijzen (als uitdrukking van de waarde van geluk) fors gestegen, terwijl de smartengeldbedragen (als uitdrukking van de waarde van pech) gelijk zijn gebleven. Al met al is de kritiek breed gedragen dat de toegekende smartengeldbedragen geen recht meer doen aan de (gewijzigde) maatschappelijke opvattingen over de compensatie van leed. Het hof acht deze kritiek terecht en begrijpelijk. Het ligt dan ook in de rede dat in de toekomst veelal hogere smartengeldbedragen zullen worden vastgesteld dan in het verleden het geval was.’

De waarde van ‘dom’ geluk en vreselijke pech. Anno 2014 is dat, mag je aannemen, wat anders dan in 1992. Een beetje loterij moet tegenwoordig prijzen van minimaal 1 miljoen euro in het vooruitzicht stellen. In 1992 kon dat nog 100.000 gulden zijn. In dat zelfde jaar wees de Hoge Raad arrest in een letselschadezaak (man loopt in ziekenhuis HIV op door gebruik besmette naald) waarin een voor dat moment ongekend smartengeldbedrag (300.000 gulden; € 136.000) aan de orde was.(2) Afschuwelijke pech gaf anno 1992 recht op 300.000 gulden. De ontwikkelingen sindsdien zijn tamelijk bizar. Terwijl het smartengeld in de landen om ons heen sterk is gestegen en soms zelfs is verdubbeld, wordt bij ons niet eens de geldontwaarding goedgemaakt. Anno 2014 is € 136.000 nog altijd het smartengeldplafond.

Al in 2008 liet Lindenbergh de alarmbel rinkelen: omdat de hoogste bedragen nauwelijks omhoog waren gegaan, kwam op dat moment feitelijk een lager bedrag beschikbaar dan tien jaar daarvóór, en dat terwijl het vergoedingsniveau in andere Europese landen sterk was gestegen.(3) In 2013 blijkt de situatie niet verbeterd, hardop wordt gesproken over ‘stilstaand water’, maar is de aandacht voor het probleem wel groter.(4) 
De vragen dringen zich op: wat verklaart de stagnatie en waarom treedt zij elders niet op? Ons calvinisme kan het niet zijn, hooguit verklaart dat een vertrekpunt van terughoudendheid maar niet de stilstand, laat staan achteruitgang. Dat de Nederlandse zuinigheid terug te voeren zou zijn op het hoge niveau van onze sociale zekerheid is evenmin de verklaring. Dan zou al jaren verhoging mogen worden verwacht. Vaak wordt gewezen naar de door de Hoge Raad ‘uitgevaardigde’ stelregels. Zij zouden ongelukkig uitpakken. Zo gek zijn ze overigens niet: 1. kijken naar vergelijkbare gevallen moet, 2. datzelfde geldt voor het plafond (we hebben rekening te houden met de hoogst uitgekeerde bedragen) en 3. kijken naar het buitenland mag, maar is niet beslissend.(5)
Verder pleegt hij in zijn rechtspraak over smartengeld betekenis toe te kennen aan een aantal gezichtspunten en factoren, maar houdt hij, begrijpelijk, afstand ten opzichte van de feitenrechter waar het gaat om de uiteindelijke bedragen. Vooral de laatste twee richtsnoeren (maxima zijn relevant, ‘buitenland’ is niet beslissend) hebben, ook al is dat onbedoeld, een ‘temperend’ en uiteindelijk zelfs ‘bevriezend’ effect. Maar dit is het niet alleen. Het ‘veld’ mag het zich ook aantrekken: het smartengeld is teveel sluitpost bij de schadeafwikkeling en krijgt als schadepost onvoldoende aandacht. Er lijkt echter verandering op til. Partijen én feitenrechters worden opgeroepen meer te doen dan enkel te verwijzen naar de Smartengeldgids. Slachtofferadvocaten wordt aangeraden om beter in beeld te brengen, desnoods letterlijk, wat het letsel werkelijk betekent voor het concrete slachtoffer.(6)
Van belang is ook dat ontwikkelingen in de landen om ons heen voorwerp van gesprek zijn in expertmeetings georganiseerd door slachtofferadvocaten én verzekeraars niet alleen om verhoging van de bedragen te realiseren maar ook om het vaststellingsproces te verbeteren en inzichtelijker te maken. Inmiddels valt in diverse uitspraken te lezen dat rechters zich realiseren dat het smartengeldniveau tot onvrede leidt. (7)

Het smartengeld moet dus omhoog: er is geen rechtvaardiging voor een feitelijke verlaging van het smartengeld en evenmin voor sterk afwijken van de Europese trend. Bovendien is de ‘gevoelswaarde’ van geld veranderd en hebben wij steeds beter zicht op de werkelijke impact van letsel voor slachtoffers. Maar wie gaat het doen? Idealiter zou de Hoge Raad naar Duits voorbeeld ‘de veranderde maatschappelijke opvattingen’ aan het gezichtspuntenlijstje toevoegen om expliciete ruimte voor vernieuwing te creëren.(8) 
Voorlopig zetten we ons geld op feitenrechters die nu al een statement durven te maken. Neem het Arnhemse Hof: nadat het in een recente medische aansprakelijkheidszaak heeft aangegeven bekend te zijn met de discussie over de hoogte van het smartengeld (‘dat door velen als star en laag ervaren wordt’) verhoogt het het door hem bepaalde smartengeld met 10%.(9) Het oogt wat ‘grof’, maar dat hebben we eigenlijk ook nodig: een steen in stilstaand water.

Dit Vooraf is verschenen in NJB 2014/1723, afl. 33, p. 2287.

1. Hof Arnhem-Leeuwarden 5-8-2014, GHARL:2014:6223.
2. NJ 1992, 714.
3. Lindenbergh, Smartengeld. Tien jaar later, p. 75 e.v.
4. Zie Oldenhuis en Vorsselman (red.), De waarde van smartengeld, 2013 en Verkeersrechtspecial 2013.
5. NJ 1992, 714 en NJ 2001, 215.
6. Van Dijk, VR 2013, p. 287 e.v.
7. Zie nog Rb. Rotterdam  JA 2013, 127, Hof Arnhem-Leeuwarden 3-6-2014, GHARL:2014:4331 en Hof Arnhem-Leeuwarden 26-11-2013, GHARL:2013:8973.
8. Van Dam en Frenk, NJB 2012, p. 2820.
9. Hof Arnhem-Leeuwarden VR 2014, 86.

njb.nl