RBGEL 051124 straf; hersenletsel politieagent na zware mishandeling; Rotterdamse Schaal niet zonder meer toegepast; toegewezen € 20.000,00 t.z.v. verschenen schade
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 051124 straf; hersenletsel politieagent na zware mishandeling; Rotterdamse Schaal niet zonder meer toegepast; toegewezen € 20.000,00 t.z.v. verschenen schade
8De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het bewezenverklaarde onder feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert:
€ 2.861,64 aan materiële schade, bestaande uit:
- medische kosten € 733,15;
- daggeldvergoeding € 35,00;
- kilometervergoeding € 397,72;
- parkeerkosten € 16,45;
- laptop € 599,00;
- kosten annulering vakantie € 831,32;
- noise cancelling koptelefoon € 249,00;
€ 28.000,00 aan smartengeld;
€ 1.301,36 aan proceskosten (kosten medisch advies),
telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade, heeft de benadeelde partij aansluiting gezocht bij “De Rotterdamse Schaal. Naar ordening van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen”, opgemaakt door M.R. Hebly en S.D. Lindenbergh in opdracht van de Raad voor de Rechtspraak. De benadeelde partij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij gezien de huidige situatie ten minste voldoet aan de categorie ‘Minder ernstig hersenletsel’, onder paragraaf 2.1 van De Rotterdamse Schaal, waarbij niet uitgesloten is dat hij uiteindelijk in een zwaardere categorie uitkomt. Naast het hersenletsel is bovendien sprake (geweest) van een gebroken jukbeen, een litteken in het gelaat naar aanleiding van een scheurverwonding en heeft de benadeelde partij andere aangezichtsletsels opgelopen. Het gaat in de genoemde categorie om gevallen waarin de gelaedeerde goed hersteld is en in staat is om deel te nemen aan het normale sociale verkeer en om weer aan het werk te gaan. Het kan zijn dat evenwel niet alle normale functies zijn hersteld en dat sprake is van bijvoorbeeld concentratie- of geheugenproblemen of ontremd gedrag, waardoor levensstijl, vrijetijdsbesteding en toekomstige werkvooruitzichten kunnen worden verstoord. Bij deze categorie wordt een schadebedrag gehanteerd tussen de € 10.000,00 en € 28.000,00.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot vergoeding van materiële schade, als het gaat om de aanschaf van de laptop, de aanschaf van de noise cancelling koptelefoon en de kosten van het annuleren van de vakantie, nu dit geen rechtstreekse schade betreft. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van smartengeld heeft de verdediging verzocht het bedrag te matigen. In de vordering is aangesloten bij de categorie ‘minder ernstig hersenletsel’ volgens de voornoemde Rotterdamse Schaal. Daarbij is het gevorderde bedrag gesteld op het maximum binnen die categorie. Hoewel de gevolgen voor de benadeelde ingrijpend zijn, lijken de medische gevolgen volgens de verdediging relatief mee te vallen, zodat een bedrag tussen de € 10.000,00 en € 15.000,00 meer passend lijkt. Mocht in de toekomst anders blijken, dan kan door de benadeelde een vordering bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De gevorderde schade met betrekking tot de medische kosten, de daggeldvergoeding, de kilometervergoeding en de parkeerkosten is onderbouwd met stukken en is door de verdediging ook niet betwist. Deze schadeposten zal de rechtbank daarom in het geheel toewijzen.
Uit de geleverde onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij de laptop heeft aangeschaft ten behoeve van zijn revalidatietraject, dat deels digitaal wordt aangeboden. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voldoende rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de geleden schade. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom toewijzen.
Wat betreft de kosten van annulering van een geplande vakantie blijkt uit de geleverde onderbouwing dat de vakantie al gepland en betaald was. De rechtbank acht het, mede gelet op de ingebrachte medische stukken, aannemelijk dat de benadeelde partij deze vakantie heeft moeten annuleren als gevolg van de klachten die hij ervaart door het hersenletsel dat verdachte heeft veroorzaakt. De verdediging heeft dit ook niet gemotiveerd betwist. Er is daarom sprake van een voldoende rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de geleden schade. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom toewijzen.
Datzelfde geldt tot slot voor de aangeschafte noise cancelling koptelefoon. Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij als gevolg van het opgelopen hersenletsel een verminderde tolerantie heeft voor prikkels. De rechtbank acht het aannemelijk dat een noise cancelling koptelefoon kan bijdragen aan het verminderen van prikkels en het creëren van rust. De verdediging heeft dit evenmin gemotiveerd betwist. Ook hier is daarom sprake van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de geleden schade. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag toewijzen.
De benadeelde partij heeft verder een bedrag gevorderd van € 1.301,36 aan kosten voor het opstellen van een medisch advies. De rechtbank acht dit redelijke kosten ter vaststelling van de schade en het bedrag is voldoende onderbouwd, zodat dit eveneens zal worden toegewezen (als materiële schade).
In totaal zal een bedrag van € 4.163,00 aan materiële schade worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden die binnen één van de in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek genoemde categorieën valt. De benadeelde heeft immers lichamelijk letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank merkt op dat “De Rotterdamse Schaal” zich nog in de consultatiefase bevindt. Reeds om die reden kunnen de daarin vervatte uitgangspunten niet zonder meer worden gehanteerd. De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade het volgende in aanmerking nemen:
- de aard en ernst van de letsels die de benadeelde partij heeft opgelopen, waaronder een zichtbaar en ontsierend litteken in het gezicht en een hersenkneuzing die aanleiding heeft gegeven tot een post-contusioneel syndroom;
- de omstandigheid dat zonder meer kan worden aangenomen dat de mishandeling ook een psychische impact heeft gehad, te meer nu de benadeelde partij is mishandeld tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden;
- het feit dat de benadeelde partij ook nu nog, tien maanden na het bewezenverklaarde feit, klachten ervaart die verhinderen dat hij zijn werk hervat en die hem beperken in zijn privé- en gezinsleven.
Voorts slaat de rechtbank acht op het feit dat de medische eindtoestand nog niet duidelijk is, terwijl dit voor de hoogte van de immateriële schade wel relevant is. Zoals in het overgelegde medisch advies van 2 oktober 2024 wordt opgemerkt, mag verder herstel van het post-contusioneel syndroom verwacht worden in de eerste twee jaren na het ongeval, wat betekent dat als er klachten resteren, begin 2026 neurologisch expertiseonderzoek kan worden gevraagd, waarbij neuropsychologisch onderzoek een belangrijk element van het onderzoek zal zijn. Ook wordt opgemerkt dat het de vraag is of volledig herstel zal worden bereikt, en dat dit een indicatie geeft van de ernst van het letsel.
Gezien de aard en de ernst van de letsels, en in aanmerking nemende de overige hiervóór opgesomde omstandigheden, acht de rechtbank een bedrag van € 20.000,00 aan (tot nog toe verschenen) immateriële schade billijk. Zij zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade in zoverre toewijzen. Wat betreft het overige deel zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan zich voor dat deel van de vordering tot de burgerlijke rechter wenden.
Conclusie
In totaal zal een bedrag van € 4.163,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan smartengeld worden toegewezen.
Verdachte is wettelijke rente over deze bedragen verschuldigd vanaf 1 januari 2024.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. ECLI:NL:RBGEL:2024:7666