Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 300909 oordeel over medisch en arbeidsdeskundig onderzoek, invloed werkloosheidsrisico

Rb Utrecht 300909 oordeel over medisch en arbeidsdeskundig onderzoek, invloed werkloosheidsrisico
2.2.  In het tussenvonnis is een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige bevolen om te kunnen komen tot een antwoord op de vraag of en in hoeverre [eiser], rekening houdend met de beperkingen die hij ondervindt ten gevolge van het ongeval, zich een inkomen uit arbeid te verwerven hoger dan de hem thans toegekende WAZ uitkering.

2.3.  De daartoe als deskundige benoemde verzekeringsgeneeskundige Kruithof stelde een zogenoemde beperkingenlijst en een rapport op. In zijn rapport staat onder meer het volgende:

Op basis van de bevindingen van zowel de expertiserend neuroloog als de eigen onderzoeksbevindingen, ben ik van mening dat patiënt tengevolge van de ondanks behandeling persisterende nek- en hoofdpijnklachten passend bij het beeld van een post whiplash syndroom, is aangewezen op activiteiten waarbij beperkingen gelden ten aanzien van belasting van de nek en schouders. Er gelden dan ook beperkingen ten aanzien van bovenhands werken, zwaar tillen, duwen, trekken, hurken, kruipen, bovenhandswerken, reiken etc..

Tengevolge van de klachten, bestaande uit vergeetachtigheid en moeite hebben met het zich concentreren, ben ik van mening dat patiënt is aangewezen op arbeid waarbij beperkingen gelden ten aanzien van concentreren, het ontbreken van structuur, werkdruk, tijdsdruk en omgang met conflicten.

Voor wat betreft het arbeidspatroon merk ik op, dat er op dit moment, in verband met de behandeling in het Centrum voor Psychosomatiek, een restrictie aanwezig is, inhoudende dat patiënt op donderdag niet beschikbaar is voor arbeid.
Verder ben ik van mening, dat gezien de belasting van de dagbehandeling, er op dit moment sprake is van een urenbeperking, inhoudende maximaal 8 uur per dag met een werkweek van 32 uur per week.

Er is nog geen sprake van een eindtoestand, dit omdat de behandeling in Altrecht nog niet is afgerond. Een verbetering van het klachtenpatroon / afname van beperkingen in de toekomst (2e helft 2009) is dan ook niet uit te sluiten.
Op dit moment is er sprake van een urenbeperking verbandhoudende met de dagbehandeling. Op het moment dat deze behandeling geëindigd is, is er wellicht geen indicatie meer voor genoemde urenbeperking.

2.4.  De door de rechtbank daartoe benoemde arbeidsdeskundige Artoos schrijft in haar rapport ter beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen onder meer (onder 'conclusie') vervolgens:

Door de gestelde beperkingen van de heer Kruithof is betrokkene gedeeltelijk arbeidsongeschikt voor het eigen beroep in het eigen bedrijf. Hij kan nog maximaal 32 uur werken, wat een uitval in uren betreft, maar ook in taken die de meeste mentale belasting met zich meebrengen, en waarvoor hij beperkt wordt geacht.

(..), er is passende arbeid voor betrokkene te duiden. Het gaat om functies die sterk aanleunen bij zijn ervaring en persoonlijke kwaliteiten, maar dan op een lager niveau en voor maximaal 32 uren per week (beperking aangegeven door de heer Kruithof).
Het inkomen dat hij hiermee kan verwerven is gelegen tussen € 2.500 en € 3.000 bruto per maand. Daarbij moeten nog een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden worden gerekend, zoals dat in de Cao's van de banken en verzekeraars is aangegeven. Deze kunnen als uitgangspunt worden gebruikt om het exacte inkomensniveau van betrokkene te (laten) berekenen.
Indien betrokkene opleidingen zou moeten volgen, dan kan dat meestal intern bij een bank of verzekeraar.
Voor de passende functies zijn er vacatures in de regio. De vorderende leeftijd van betrokkene is echter in zijn nadeel om deze functies te verwerven. Het is niet onmogelijk, maar ook niet vanzelfsprekend. Ik schat zijn kansen arbitrair op 40 tot 50%, na een intensieve begeleiding gedurende ongeveer 1 jaar.

2.5.  [eiser] is stellig van mening dat hij niet in staat is om 32 uur per week te werken en hij meent ook dat de verzekeringsgeneeskundige hem ten onrechte niet of nauwelijks beperkt heeft geacht ten aanzien van de onderdelen 'structuur' tot en met 'emotionele belasting' (onder nummer 28) in het beperkingenprofiel. [eiser] stelt dat hij juist ook ten aanzien van die onderdelen in verregaande mate beperkt is en hij voert daartoe aan dat hij door het ongeval ook te kampen heeft met een depressieve stoornis en dat zijn psychische toestand eind 2008 sterk verslechterd is waardoor hij zeker niet in staat is om acht uur per dag te werken. De rechtbank ziet in hetgeen [eiser] thans aanvoert echter geen aanleiding om aan te nemen dat Kruithof ten onrechte bepaalde beperkingen buiten beschouwing heeft gelaten of onjuist heeft weergegeven. Kruithof is overeenkomstig zijn opdracht uitgegaan van de eerder omtrent [eiser] uitgebrachte deskundigenrapporten en zijn eigen onderzoek, en daarbij is van belang dat in het tussenvonnis mede gelet op de stellingen van [eiser] is overwogen dat het niet noodzakelijk was (eerst) een deskundige te benoemen om te onderzoeken of er sprake is van ongevalsgerelateerde psychiatrische klachten die tot beperkingen leiden. In de voor Kruithof beschikbare medische informatie omtrent [eiser] was geen aanleiding om beperkingen op het gebied van de psychiatrie aan te nemen en kennelijk kwam uit zijn eigen onderzoek ook niet naar voren dat er nog nader onderzoek op het terrein van de psychiatrie nodig was om een beperkingenprofiel op te kunnen stellen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de conclusies van Kruithof terzijde te stellen.

2.6.  [eiser] is het er niet mee eens dat hij de door Artoos geduide functies zou kunnen verrichten. Hij stelt zich voorts op het standpunt dat het rapport van Artoos geen handvat biedt voor de conclusie dat er daadwerkelijk sprake is van een restcapaciteit aan verdienvermogen omdat dat verdienvermogen – zo hij de geduide functies al zou kunnen verrichten – niet kan realiseren op de arbeidsmarkt.

2.7.  Allianz heeft er op gewezen dat Kruithof de beperking in uren alleen heeft aangenomen voor de periode dat de dagbehandeling duurt. Deze tijdelijke beperking moet volgens Allianz niet als uitgangspunt genomen worden bij de berekening van de resterende verdiencapaciteit van [eiser]. Allianz stelt voor uit te gaan van de door Artoos berekende resterende verdiencapaciteit aan te passen aan een volledige werkweek. Zij heeft er voorts op gewezen dat van [eiser] mag worden verwacht dat hij actief op zoek gaat naar passend werk, waarmee zij naar de rechtbank aanneemt meent dat er vanuit gegaan moet worden dat er voor [eiser] ook daadwerkelijk passend werk te vinden is.

2.8.  Naar het oordeel van de rechtbank kan thans, op grond van de uitgebrachte deskundigenrapportages geoordeeld worden dat [eiser], rekening houdend met de beperkingen die door het ongeval zijn veroorzaakt, in staat moet worden geacht om gedurende – thans – 32 uur per week te werken in een voor hem passende functie en zich het daarbij behorende inkomen te verwerven. Het feit dat Artoos de kans dat [eiser] daadwerkelijk een passende baan vindt, kleiner inschat dan de kans dat hij géén baan vindt, brengt naar het oordeel van de rechtbank echter met zich, dat van die fysieke mogelijkheid van [eiser] redelijkerwijs niet als resterende verdiencapaciteit uitgegaan kan worden bij het berekenen van de arbeidsvermogensschade. Daartoe wordt overwogen dat de oorzaak voor de geringe kansen van [eiser] op de arbeidsmarkt volgens de arbeidsdeskundige gelegen is in zijn vorderende leeftijd, derhalve een volstrekt buiten de macht van [eiser] liggende omstandigheid die ook niet afneemt. Naar het oordeel van de rechtbank dient die aanzienlijke – en naar moet worden aangenomen, toenemende – kans dat [eiser] niet alsnog passend werk vindt en blijvend zal moeten rondkomen van zijn inkomen uit een WAZ uitkering, in deze zaak niet voor rekening van [eiser] te worden gebracht. Dat betekent dat bij de schadeberekening het huidige inkomen (uit een WAZ uitkering), dus zonder inkomen uit arbeid, als uitgangspunt heeft te gelden tegenover het inkomen dat [eiser] – het ongeval weggedacht – in zijn eigen onderneming en eigen functie zou hebben verworven. Juist omdat zijn vorderende leeftijd het alleen nog maar moeilijker zal maken een passende baan te vinden, is er ook geen aanleiding om aan te nemen dat er na verloop van tijd alsnog sprake zal zijn van een resterende verdiencapaciteit die in de schadeberekening tot uitgangspunt genomen zal kunnen worden.

2.9.  Tijdens de comparitie van partijen hebben beide partijen te kennen gegeven er de voorkeur aan gegeven dat de rechtbank eerst een oordeel geeft over – kort gezegd – de vraag of [eiser] tengevolge van het ongeval arbeidsongeschikt is en (arbeidsvermogens)schade lijdt, en hen vervolgens in de gelegenheid stelt om in onderling overleg alsnog tot overeenstemming te komen. De rechtbank zal de zaak daarom nu aanhouden en verwijzen naar de (parkeer)rol om partijen de gelegenheid te geven om over de te vergoeden schade in overleg te treden teneinde een minnelijke regeling te treffen.
Als zij tot overeenstemming komen, dienen zij de rechtbank te berichten dat de zaak kan worden doorgehaald. Als zij geen overeenstemming bereiken, zal de zaak op verzoek van partijen op de actieve rol komen en dienen partijen – [eiser] als eerste – een conclusie te nemen waarin zij, in het licht van de vordering van [eiser], aangeven welke geschilpunten er nog resteren en hun standpunten daarover, zoveel mogelijk onderbouwd met stukken, kenbaar te maken.
LJN BK3430