Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 220119 Aanspraak op werk en loon na langdurige arbeidsongeschiktheid bij slapend dienstverband

RBGEL 220119 Aanspraak op werk en loon na langdurige arbeidsongeschiktheid bij slapend dienstverband.

De feiten 

2.1.
[eisende partij] is sinds 1 april 2005 in dienst bij Truck Rebuilt voor onbepaald tijd, in de functie van revisiemonteur voor 37,5 uur per week tegen een salaris van laatstelijk € 2.643,07 bruto per maand exclusief emolumenten. [eisende partij] woont in [woonplaats] en was voor Truck Rebuilt werkzaam in Ede.

2.2.
Artikel 4 van de arbeidsovereenkomst luidt:

Verandering in de functie-uitoefening binnen de eigen onderneming zal alleen geschieden in overleg met de werknemer:

De persoonlijke belangen en omstandigheden van de werknemer zullen daarbij zoveel mogelijk in aanmerking worden genomen. Hetzelfde geldt voor overplaatsing naar een andere onderneming/vestiging.

De kosten hieraan verbonden, zoals verhuiskosten en herinrichtingskosten, worden vergoed overeenkomstig de fiscale verhuiskostenregeling.

2.3.
Op 10 juni 2014 heeft [eisende partij] zich ziek gemeld met psychische en fysieke klachten. De arbeidsdeskundige heeft op 19 juni 2015 geconcludeerd dat [eisende partij] niet of niet meer geschikt is voor het eigen of ander werk bij de eigen werkgever. Op advies van de arbeidsdeskundige heeft Truck Rebuilt een spoor 2 re-integratietraject ingezet. Truck Rebuilt heeft tijdens de arbeidsongeschiktheid van [eisende partij] gedurende twee jaar het salaris van [eisende partij] doorbetaald.

2.4.
Op 8 maart 2016 heeft [eisende partij] bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd. De mate van arbeidsongeschiktheid van [eisende partij] per 7 juni 2016 is vastgesteld op 21,15 %. Daarop is de WIA aanvraag afgewezen. De verzekeringsarts heeft blijkens het arbeidsdeskundig rapport van 13 april 2016 [eisende partij] niet geschikt geacht voor zijn maatgevende arbeid, het eigen werk bij zijn eigen werkgever. De verzekeringsgeneeskundige schreef, “Terugkeer bij eigen werkgever is geen optie, er is teveel gebeurd en gezegd en zou tot hernieuwde uitval kunnen leiden.”

2.5.
Vervolgens heeft [eisende partij] een uitkering op grond van Werkloosheidswet (WW) ontvangen tot 6 december 2018.

2.6.
In oktober 2018 heeft [eisende partij] aan Truck Rebuilt medegedeeld dat hij 100% arbeidsgeschikt was en per 19 november 2018 zijn werkzaamheden bij Truck Rebuilt wilde hervatten.

2.7.
Tijdens een gesprek op 1 november 2018 heeft Truck Rebuilt aan [eisende partij] medegedeeld dat terugkeer naar zijn eigen werkzaamheden niet meer mogelijk was omdat zijn functie per 1 januari 2017 was komen te vervallen.

2.8.
Tijdens een gesprek op 14 november 2018 heeft Truck Rebuilt [eisende partij] aangeboden om, in afwachting van het oordeel van de ingeschakelde bedrijfsarts, per 19 november 2018 op basis van detachering, tegen dezelfde arbeidsvoorwaarden en met vergoeding van de te maken reiskosten, aan de slag te gaan bij SHM Transmissies B.V. (hierna: SHM) te Schiedam. Per e-mail van dezelfde datum is [eisende partij] medegedeeld dat hij de maandag erna kon starten bij genoemd bedrijf onder vermelding dat de werktijden van 8.00 tot 17.00 uur zijn.

2.9.
Op 15 november 2018 heeft de gemachtigde van [eisende partij] medegedeeld dat [eisende partij] niet zou ingaan op dit voorstel van Truck Rebuilt omdat hij in dienst is bij Truck Rebuilt en daar zijn werkzaamheden wil hervatten.

2.10.
Bij rapport van 12 december 2018 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [eisende partij] duurzaam belastbaar is voor zijn eigen werk.

2.11.
Bij aanvullend rapport van 13 december 2018 heeft de bedrijfsarts geadviseerd:

Ik zie een procedurele reden, een daadwerkelijk start bij de eigen werkgever, op dit moment nog uit te stellen, totdat onderstaande stap is doorlopen:

Het UWV heeft 2 momenten in het verleden beoordeeld, dat terugkeer bij de eigen werkgever geen optie. Deze beoordeling (=uitspraak) moet door het UWV zelf officieel (= schriftelijk) worden herroepen.

2.12.
Op 13 december 2018 is [eisende partij] uitgenodigd voor een gesprek op 14 december 2018 over de aangeboden detachering bij SHM in Schiedam. [eisende partij] heeft aan deze uitnodiging geen gehoor gegeven.

2.13.
[eisende partij] heeft tot op heden geweigerd op het aanbod tot detachering bij SHM in te gaan.

2.14.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is niet beëindigd.

De vordering en het verweer 

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van Truck Rebuilt bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

tot betaling van het salaris vanaf 19 november 2018 van € 2.643,07 bruto per maand, te meerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;

om hem binnen een redelijke termijn te werk te stellen;

tot betaling van de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente.

3.2.
[eisende partij] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat zijn arbeidsovereenkomst met Truck Rebuilt nog steeds voortduurt en hij aanspraak maakt om de bedongen arbeid (weer) te verrichten.

3.3.
Truck Rebuilt voert gemotiveerd verweer.

3.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

De beoordeling 

4.1.
Vast staat dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is beëindigd.

4.2.
[eisende partij] heeft wedertewerkstelling in zijn eigen werkzaamheden gevorderd met betaling van het laatst overeengekomen loon. Truck Rebuilt heeft aangevoerd dat van terugkeer in de eigen werkzaamheden geen sprake kan zijn omdat de functie van [eisende partij] is vervallen. De werkplaats waar [eisende partij] zijn werkzaamheden in het verleden verrichtte, is volgens Truck Rebuilt per 1 januari 2017 opgeheven en sindsdien worden in de onderneming enkel handelsactiviteiten verricht door de enige nog in dienst zijnde medewerker c.q. mede-eigenaar. [eisende partij] heeft dat niet weersproken. Aangenomen moet daarom worden dat de arbeidsplaats van [eisende partij] per 1 januari 2017 is komen te vervallen en er ook geen andere functie voor [eisende partij] bij Truck Rebuilt voorhanden is.

4.3.
Vast staat ook dat, gelet op het door partijen onbetwist gelaten rapport van 12 december 2018 van de bedrijfsarts, [eisende partij] vanaf 19 november 2018 volledig arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk bij, in ieder geval, een andere werkgever. Het bij aanvullend rapport van 13 december 2018 door de bedrijfsarts gegeven advies om de daadwerkelijke start bij de eigen werkgever nog even uit te stellen tot een – door de bedrijfsarts genoemde – herroepingsprocedure bij het UWV is doorlopen kan in deze procedure buiten beschouwing blijven, nu de arbeidsplaats van [eisende partij] is vervallen en terugkeer bij de eigen werkgever, niet meer mogelijk is.

4.4.
Nu de functie van [eisende partij] is vervallen en bij Truck Rebuilt geen andere werkzaamheden voorhanden zijn dient de vordering tot wedertewerkstelling, wegens de feitelijke onmogelijkheid daaraan uitvoering te geven, te worden afgewezen. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Truck Rebuilt is gehouden het loon aan [eisende partij] te betalen. Ter beantwoording van die vraag moet worden beoordeeld of Truck Rebuilt in redelijkheid van [eisende partij] kon en kan verlangen dat hij de aangeboden werkzaamheden op detacheringsbasis bij SHM in Schiedam zal gaan verrichten alvorens aanspraak op loon te kunnen maken.

4.5.
Allereerst biedt artikel 4 van de arbeidsovereenkomst de mogelijkheid van overplaatsing naar andere onderneming in overleg met [eisende partij] , waarbij met zijn belangen rekening wordt gehouden. Afgezien daarvan is een werknemer onder gewijzigde omstandigheden gehouden een redelijk voorstel van de werkgever waarbij de arbeidsplaats wijzigt, te aanvaarden tenzij dat redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.

4.6.
Dat sprake is van gewijzigde omstandigheden is, gelet op het vervallen van de arbeidsplaats van [eisende partij] , zoals hiervoor is overwogen, voldoende aannemelijk geworden.

Vervolgens dient beoordeeld te worden of het door Truck Rebuilt gedane voorstel een redelijk voorstel betreft. [eisende partij] heeft het voorstel van Truck Rebuilt afgewezen omdat de reistijd vanaf zijn woonplaats [woonplaats] naar Schiedam aanmerkelijk langer is dan de reistijd vanaf [woonplaats] naar Ede, waar Truck Rebuilt is gevestigd. Aangenomen moet worden dat de extra reistijd naar Schiedam zowel heen als terug circa 35 minuten bedraagt. Mede gelet op zijn gezinssituatie kon in redelijkheid niet van [eisende partij] worden verlangd het tot de zitting gedane voorstel te accepteren, gelet op de extra reistijd. Dat betekent dat het niet werken in de risicosfeer van de werkgever ligt zodat die gehouden is het loon door te betalen.

Ter zitting heeft Truck Rebuilt evenwel aangeboden dat [eisende partij] onder werktijd van en naar Schiedam mag reizen. Daarmee is dit voorstel, voorshands geoordeeld, aan te merken als een redelijk voorstel. [eisende partij] heeft voor het overige geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten aangenomen dat aanvaarding van het door Truck Rebuilt ter zitting gedane voorstel redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.

4.7.
Conclusie op grond van het voorgaande is dat aan de in r.o. 4.5 genoemde voorwaarden is voldaan zodat [eisende partij] het door Truck Rebuilt ter zitting gedane voorstel niet mag afwijzen. Aanleiding bestaat de termijn waarop [eisende partij] het onderhavige voorstel dient te accepteren te bepalen op één week na betekening van dit vonnis.

4.8.
De vordering strekkende tot betaling van het loon vanaf 19 november 2018 zal worden toegewezen tot één week na betekening van dit vonnis. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen eveneens worden toegewezen.

4.9.
Nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. ECLI:NL:RBGEL:2019:384