Rb Almelo 090708 aansprakelijkheid Nefalit als leverancier asbestplaten
- Meer over dit onderwerp:
Rb Almelo 090708 aansprakelijkheid Nefalit als leverancier asbestplaten
Feiten (kort samengevat)
1. Eiseres X is gehuwd geweest met Pieter Albert Hendrik Y, geboren op
21 september 1950, die op 3 maart 2000 aan de gevolgen van de
asbestziekte mesothelioom is overleden.
De overige eisers zijn kinderen uit dat huwelijk geboren.
2. In 1999 werd bij Y een ernstige longaandoening geconstateerd, die in
de loop van 2000 als mesothelioom is gediagnosticeerd.
3. Volgens de erven Y heeft Y slechts éénmaal in zijn leven te maken
gehad met een relevante blootstelling aan asbest, toen hij in oktober
1979 668 asbestcement-golfplaten heeft gekocht via aannemersbedrijf
Gaasbeek te Beilen, welke platen geproduceerd zouden zijn door Nefalit
B.V.
Y heeft met deze platen het dak van een door hem gebouwde loods gedekt,
waartoe hij die platen zonodig heeft verspaand. Bij die bewerking is
hij aan vrijkomend asbeststof blootgesteld volgens de erven Y, ten
gevolge waarvan Y de ziekte mesothelioom heeft ontwikkeld en aan de
gevolgen waarvan hij in 2000 op vijftigjarige leeftijd is overleden.
4. In 2003 hebben de erven Y een klein stukje van één van die dakplaten
door een laboratorium op de aanwezigheid van asbest laten onderzoeken.
Het rapport daarvan gedateerd 20 mei 2003 toonde aan dat in het
materiaal 5-10% chrysotiel (wit asbest) aanwezig was (productie 6
dagvaarding).
Omdat de erven Y in de veronderstelling verkeerden dat de
asbestcementgolfplaten waarmede Y in 1979 het dak van de schuur had
gedekt, van Eternit Fabrieken B.V. afkomstig waren, hebben de erven Y
Eternit bij brief van 30 mei 2003 aansprakelijk gesteld (productie 7
dagvaarding).
Eternit heeft bij brief van 3 juli 2003 aansprakelijkheid afgewezen, in
de eerste plaats omdat onvoldoende zou zijn aangetoond de diagnose
mesothelioom en tevens betwist werd dat de platen van Eternit afkomstig
waren (productie 8 dagvaarding).
5. Eerst op 13 juni 2006 is de discussie omtrent de juistheid van de
diagnose mesothelioom beslecht in de zin dat Eternit die als juist
erkende, maar bleef Eternit zich op het standpunt stellen dat zij niet
aansprakelijk was omdat niet was aangetoond dat de bewuste
asbestcementgolfplaten van Eternit afkomstig waren.
De erven Y hebben toen Roulaux Asbestonderzoek B.V. te Kockengen
onderzoek laten verrichten, hetgeen heeft geleid tot een rapport van 23
september 2006 (productie 9 dagvaarding) waaruit bleek dat de platen
afkomstig waren van het bedrijf Asbestona, destijds gevestigd te
Harderwijk, waarvan Nefalit B.V. de rechtsopvolgster is. Naar
aanleiding hiervan heeft aansprakelijkstelling van Nefalit B.V. door de
erven Y op 27 september 2006 plaatsgevonden (productie 10 dagvaarding).
De vordering
6. De erven Y verwijten Nefalit B.V. dat zij onrechtmatig heeft
gehandeld door in 1979 na te laten, bij het in het verkeer brengen van
haar producten, te waarschuwen tegen de gevaren van bewerking van de
golfplaten, terwijl Nefalit B.V. wist althans behoorde te weten dat
deze platen gevaarlijk waren.
Volgen de erven Y heeft Nefalit B.V. daarmede het risico geschapen dat
afnemers c.q. gebruikers van haar producten schade zouden lijden in de
vorm van een asbestaandoening.
Dit risico heeft zich bij Y gemanifesteerd zodat Nefalit B.V. jegens Y
en zijn erven onrechtmatig heeft gehandeld en daardoor schadeplichtig
is geworden.
7. De erven Y vorderen:
I. een verklaring voor recht dat Nefalit B.V. jegens Y en diens erven
onrechtmatig heeft gehandeld en daardoor jegens de erven Y
schadeplichtig is geworden.
II. vergoeding van de door de erven Y geleden en nog te lijden schade,
op te maken bij staat, krachtens de artikelen 6:95 en 6;96 iuncto 6:107
en 6:108 BW te vermeerderen met wettelijke rente.
III. vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 4.032,38 te vermeerderen met wettelijke rente.
IV. vergoeding van de geliquideerde proceskosten.
Het verweer (kort samengevat)
8. Nefalit B.V. erkent dat zij in 1979 (en de daaraan voorafgaande
jaren) onder de naam Asbestona asbestcementgolfplaten heeft
geproduceerd en op de markt gebracht.
Bij gebrek aan wetenschap betwist Nefalit B.V.:
- dat Y destijds asbestcementgolfplaten die van Nefalit B.V. afkomstig waren heeft gekocht.
-Y deze asbestcementgolfplaten heeft bewerkt en vervolgens met deze platen het dak van de loods heeft bedekt.
- dat bij het bewerken van deze asbestcementgolfplaten asbestdeeltjes
zijn vrijgekomen die vervolgens in significante relatie hebben gestaan
tot het mesothelioom van Y.
Nefalit B.V. neemt als juist aan dat bij Y in 1999 mesothelioom is
geconstateerd en dat hij aan (de gevolgen van) die ziekte op 3 maart
2000 is overleden.
Nefalit B.V. betwist dat van mesothelioom maar één enkele oorzaak bekend is, te weten asbest.
Nefalit B.V. betwist bij gebrek aan wetenschap dat de mesothelioom van
Y is toe te schrijven aan blootstelling aan asbest, laat staan aan van
Nefalit B.V. afkomstig asbestcement.
Nefalit B.V. neemt aan dat Y ten gevolge van zijn ziekte materiële
schade heeft geleden en de erven Y ten gevolge van de ziekte van Y
eveneens materiële schade hebben geleden.
(...)
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
10. Gezien de door partijen overgelegde producties en ingenomen standpunten acht de rechtbank vaststaand, dat:
a. Y in oktober 1979 via aannemersbedrijf Gaasbeek te Beilen 668 asbestcement-
golfplaten heeft betrokken, die op de markt waren gebracht door Asbestona B.V. te
Harderwijk, waarvan Nefalit B.V. rechtsopvolgster is.
b. Y met deze platen het dak van een door hem gebouwde loods heeft
gedekt, waartoe hij die platen, teneinde die passend te maken, zonodig
heeft verspaand (bestaande uit zagen, slijpen etc).
c. bij dat verspanen asbeststof is vrijgekomen en door Y is ingeademd althans in zijn
longen terechtgekomen.
d. Y op 3 maart 2000 is overleden aan (de gevolgen van) de ziekte mesothelioom,
ontstaan bij hem door besmetting met asbeststof.
e. in de loop van het jaar 2006 de erven Y en Nefalit B.V. het eens
zijn geworden over mesothelioom als doodsoorzaak en de erven Y naar
aanleiding van het rapport van Roulaux Asbestonderzoek van 23 september
2006 op de hoogte zijn gekomen dat die asbestcementgolfplaten van
Asbestona B.V. afkomstig waren en bij brief van 27 september 2006
Nefalit B.V. als rechtsopvolgster aansprakelijk is gesteld.
11. Voorts acht de rechtbank vaststaand dat het verspanen van de
asbestcementplaten teneinde die als dakbedekking passend te maken een
destijds in 1979 redelijkerwijs te verwachten gebruik daarvan was, het
(risico van) vrijkomen van asbesthoudend stof bij die verspaning zonder
meer te verwachten is (geweest) en dit vrijgekomen asbeststof
mesothelioom kan veroorzaken.
Dit laatste gevaar was aan Nefalit B.V. in 1979 bekend althans had dat
moeten zijn, waarbij de rechtbank volstaat met verwijzing naar eerdere
jurisprudentie in soortgelijke zaken, waarin de discussie zich met name
toespitst op (stand van) de wetenschap (van Eternit B.V.) op dit punt
in de periode 1969, 1970 en 1971 (b.v. arresten Van Hese/De Schelde en
Eternit/ErvenHorsting).
In die arresten is aangenomen dat (reeds) in die jaren wetenschap
omtrent het gevaar van asbeststof aanwezig was of had moeten zijn bij
De Schelde respectievelijk Eternit B.V., hetgeen de rechtbank á
fortiori aanneemt voor het jaar 1979.
12. Hetgeen partijen –voorzover van belang voor afdoening van deze
zaak- verdeeld houdt, is, volgend op de verjaringsdiscussie, de vraag
in welke mate chrysotiel (i.e. wit asbest) gevaarlijk is c.q. in 1979
gevaarlijk werd geacht zomede in hoeverre vaststaat dat Y mesothelioom
heeft gekregen ten gevolge van (ingeademd) asbeststof afkomstig van de
door hem in 1979 verspaande asbestcementplaten afkomstig van Nefalit
B.V.
(...)
Asbest-gevaar
18. Naar het oordeel van de rechtbank is voor de beoordeling van het
(on)rechtmatig handelen van Nefalit B.V. in 1979 niet doorslaggevend de
door Nefalit B.V. opgeworpen vraag in hoeverre c.q. in welke mate en na
welke blootstelling ingeademd stof afkomstig van witte asbest alstoen
gevaarlijk voor de gezondheid werd geacht, maar of in 1979 (het risico
van inademing) vrijkomend asbeststof als zodanig gevaarlijk werd
beschouwd, waarbij het afkomstig zijn van wit, bruin of blauw asbest,
in oplopende gevaarlijkheid, slechts een volgend en niet een eerste
probleem is.
19. Op basis van eerdergenoemde arresten van de Hoge Raad, maar ook
andere uitspraken als aangehaald door de erven Y in punt 9 van de
conclusie van repliek, is de bekendheid met de gevaren van
asbesthoudende stof voor de gezondheid in 1970-1971 binnen de kring van
producenten waarin Nefalit B.V. (althans Asbestona B.V.) verkeerde al
aan te nemen, zulks dus zeker in 1979.
Vanaf het moment dat Nefalit B.V. in voornoemde zin bekend moet worden
geacht te zijn geweest met het feit dat werken met asbest gevaren voor
de gezondheid opleverde, gold een verhoogde zorgvuldigheidsnorm met het
oog op de belangen van degenen die, als Y, zich bezighielden met het
verspanen van die asbestcementgolfplaten en dientengevolge blootgesteld
werden aan daarbij vrijkomend asbeststof.
20. Terecht wijzen de erven Y (punt 22 CvR) op de memorie van
toelichting bij het ontwerp uit 1949 van de Silicosewet waaruit al
blijkt van het gevaar van verspreiding van asbesthoudende stof bij het
vervaardigen en het verzagen van asbestcementplaten en daarnaast in
voornoemde procedures is vastgesteld dat Eternit B.V., het
moederbedrijf van Nefalit B.V., een internationaal opererend bedrijf
was en dat in 1970-1971 in elk geval onder deskundigen bekend was dat
vrijkomend asbeststof mesothelioom kon veroorzaken.
21. Onder die omstandigheden kon en mocht van Nefalit B.V. in 1979
worden verwacht dat zij bij het in het verkeer brengen van
asbestcementgolfplaten het publiek, en zeker verwerkers van die platen
als Y, zou waarschuwen voor de aan haar bekende gezondheidsrisico’s,
die aan bij verspaning vrijkomend asbeststof zijn verbonden.
Nefalit B.V. heeft een dergelijke waarschuwing destijds in 1979
–bijvoorbeeld middels waarschuwingsetiketten- niet uitgebracht (aan Y)
en mitsdien heeft Nefalit B.V. een gevaarlijk en dus gebrekkig product
in het verkeer gebracht en dienvolgens onrechtmatig gehandeld jegens Y
en ook de erven Y.
Van Nefalit B.V. had immers mogen worden verwacht dat zij gegeven het
vastgestelde redelijkerwijs te verwachten gebruik en haar kennis
aangaande de daaraan verbonden ernstige gevaren de voor de hand
liggende en weinig kostbare maatregel van een waarschuwing had moeten
nemen.
Van het feit dat Nefalit B.V. dit niet heeft gedaan, valt haar een ernstig verwijt te maken.
Causaal verband
22. de erven Y hebben gesteld dat de ziekte mesothelioom bij Y is
veroorzaakt door blootstelling aan bij verspaning in 1979 van van
Nefalit B.V. afkomstige asbestcementgolfplaten vrijgekomen asbeststof.
23. Het betrekken van de asbestcementgolfplaten en het verwerken ervan
door Y acht de rechtbank aan de hand van de producties 3, 4 en 5 bij
dagvaarding voldoende vast te staan en de betwisting daarvan zijdens
Nefalit B.V. bij gebrek aan wetenschap wordt gepasseerd.
Aan de hand van productie 6 dagvaarding staat eveneens vast dat die
platen (wit) asbest bevatten en middels het rapport van Roulaux
Asbestonderzoek B.V. staat ook vast dat die platen van Nefalit B.V.
afkomstig waren.
24. Betreffende de betwisting door Nefalit B.V. dat van mesothelioom
maar één enkele oorzaak bekend zou zijn respectievelijk de betwisting
bij gebrek aan wetenschap door Nefalit B.V. dat de mesothelioom van Y
is toe te schrijven aan blootstelling aan asbest, laat staan aan van
Nefalit B.V. afkomstig asbest, overweegt de rechtbank in de zin van
rechtsoverweging 4.19 Jansen/Eternit het volgende:
Blootstelling aan asbest wordt als veruit de belangrijkste oorzaak van
de ziekte mesothelioom beschouwd. Het hof (en in casu de rechtbank)
vindt daarvoor steun in veel beschikbare (medische) literatuur,
waaronder het AVM colloquium van 3 november 1999 van J. van Kessel, de
publicatie van H.T. Planteyd, het in de zaak Rouwhof en Van Gemert
opgemaakte deskundigenrapport van oktober 1997, het “Report of the
Advisory Committe on Asbestos Cancers to the Director of the
International Agency for Research on Cancer”en de publicatie uit 1988
van P.H.J.J. Swuste, A. Burdorf en J.A.M. Klaver, “Asbest, het inzicht
in de schadelijke gevolgen in de periode 1930-1969 in Nederland”.
Volgens voornoemd deskundigenrapport van oktober 1997 worden niet alle
mesotheliomen door asbest veroorzaakt, maar wordt thans “algemeen
aangenomen dat 80 á 85% van de diffuse maligne mesotheliomen door
asbest worden veroorzaakt”, is van de resterende 15 á 20% vrijwel nooit
een oorzaak gevonden.
25. De erven Y hebben als productie 2 bij dagvaarding overgelegd
medische stukken, waaruit blijkt dat Y aan de gevolgen van een maligne
mesothelioom is overleden.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat blootstelling aan asbest
in ieder geval als veruit de belangrijkste oorzaak van mesothelioom
heeft te gelden, hetgeen door Nefalit B.V. in feite niet, althans
onvoldoende is weersproken.
In ieder geval is erdoor Nefalit B.V. niets concreets aangvoerd,
waaruit kan volgen dat enige andere concrete oorzaak tot de ziekte van
Y kan hebben geleid en Nefalit B.V. heeft in reactie op de stelling van
de erven Y dat Y in zijn verdere leven nimmer anderszins aan asbest is
blootgesteld evenmin feiten gesteld waaruit kan volgen dat Y is ziek
geworden van asbest dat niet van Nefalit B.V. afkomstig is.
Dit houdt in dat de kans dat de gezondheidsschade van Y is veroorzaakt
door blootstelling aan asbeststof, vrijgekomen bij de verspaning in
1979 door Y van asbestcementgolfplaten afkomstig van Nefalit B.V.
zodanig groot is, dat daarmede het causaal verband voldoende vaststaat.
26. Voor zoveel nodig voegt de rechtbank hieraan toe dat de regeling
van artikel 6:99 Burgerlijk Wetboek, anders dan Nefalit B.V. tracht te
betogen, gezien het vorenstaande omtrent mogelijke oorzaken van het
mesothelioom van Y van toepassing is en Nefalit B.V. ook in geval van
een andere of meerdere veroorzakers tot vergoeding van de schade
gehouden is.
27. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Nefalit B.V. daartegenover
niet voldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die tot een
ander oordeel op deze punten zouden kunnen leiden, zodat aan het
leveren van tegenbewijs door Nefalit B.V. niet wordt toegekomen.
Het bewijsaanbod van Nefalit B.V., voorzover al niet te
ongespecificeerd gedaan, wordt derhalve als niet ter zake dienend
gepasseerd.
Conclusies
28. Uit het vorenoverwogene volgt dat Nefalit B.V. jegens (wijlen)Y
onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de dientengevolge
optredende schade.
De erven Y vorderen vergoeding van de door hen geleden en nog te lijden
schade krachtens de artikelen 6:95 en 6:96 juncto 6:107 en 6:108 BW, op
te maken bij staat.
De mogelijkheid dat de erven Y dergelijke schade hebben geleden is
genoegzaam aannemelijk en deze vordering is mitsdien toewijsbaar.
(...)
30. Nu de schadevordering van de erven Y uitdrukkelijk is beperkt tot
vergoeding van de materiële schade krachtens de artikelen 6:95 en 6:96
iuncto 6:107 en 6:108 BW, valt niet in te zien welk belang de erven Y
hebben bij de daarnaast gevorderde verklaring voor recht, zodat die
wordt afgewezen. LJN BF1904