Overslaan en naar de inhoud gaan

Rijksoverheid.nl 040725 Kamerbrief over reactie op verzoek IAS afschaffen verjaringstermijn asbestslachtoffers

Rijksoverheid.nl 040725 Kamerbrief over reactie op verzoek IAS afschaffen verjaringstermijn asbestslachtoffers

Staatssecretaris Struycken (Rechtsbescherming) stuurt de Tweede Kamer zijn reactie op een pleidooi van het Instituut Asbestslachtoffers (IAS) om via een wetswijziging de verjaringstermijn voor asbestslachtoffers met terugwerkende kracht af te schaffen. Het IAS had dit verzoek neergelegd bij de vaste Tweede Kamercommissies voor JenV en SZW. Rijksoverheid.nl 040725

en de brief zélf: open.overheid.nl

daaruit:
3. Conclusies naar aanleiding van de gesprekken met het IAS
Als mensen mesothelioom krijgen, dan is dat vreselijk. De Rijksoverheid trekt zich dat leed ten zeerste aan. Het is voor slachtoffers met asbestschade van groot belang dat zij zich gesteund voelen en dat hun leed wordt onderkend en erkend. In deze brief heb ik u meegenomen in de vele stappen die juist daarom zijn gezet in de afgelopen decennia voor specifiek deze slachtoffers. De tegemoetkomingsregeling van € 25.679 per 2025 die alle slachtoffers met mesothelioom ontvangen en de betrokken, kosteloze bijstand door en de enorme expertise van het IAS zijn in dit licht essentieel (par. 1.3). Ook de aanpassing van het IAS-convenant is van grote waarde. Die leidt er onder meer toe dat verzekeraars zich niet langer beroepen op verjaring (par. 2.1). In het beperkte aantal gevallen (minder dan 15 per jaar) dat een nog beperkter aantal werkgevers31 zich nog wel beroept op verjaring, is de doorbrekingsrechtspraak van de Hoge Raad, die voor specifiek deze zaken is ontwikkeld, van belang (par. 1.3).

Dit alles neemt niet weg dat in die gevallen dat een beroep op verjaring wordt gedaan, dit een hard gelag is voor het slachtoffer. De afgelopen jaren is daarom onderzocht op welke wijze slachtoffers in deze zaken zo snel mogelijk duidelijkheid kunnen verkrijgen over verjaring. Met de kennis die in dit traject is opgedaan, kunnen wij nu stappen zetten.

Het past een betrouwbare overheid niet om verjaring alsnog met terugwerkende kracht wettelijk af te schaffen. In een democratische rechtsstaat horen burgers erop te kunnen rekenen dat de voor hen geldende regels niet achteraf veranderen en dat de overheid hen beschermt tegen willekeur. Het met terugwerkende kracht afschaffen van de verjaring leidt tot het risico dat werkgevers zich door het lange tijdsverloop niet meer kunnen verweren tegen vorderingen. Het met terugwerkende kracht wijzigen van de wet roept altijd de vraag op wat dit betekent voor de rechtstatelijke beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Terugwerkende kracht is problematisch wanneer het niet goed verenigbaar is met zulke beginselen. Slachtoffers van wie de zaak eerder is afgehandeld, hebben hiervan bijvoorbeeld geen profijt meer. Bij de vraag of wetgeving het juiste instrument is, is ook van belang dat het gaat om een beperkt aantal werkgevers dat in een beperkt aantal zaken een beroep doet op verjaring.

Ik zie mij hierin gesteund door Hebly, universitair hoofddocent burgerlijk recht aan de EUR en een van de onderzoekers die de evaluatie van de pilot naar het deelgeschil verrichtte voor het IAS. Hij meent ook dat: “[w]e moeten waken voor blikvernauwing: als je de lange verjaring geheel van tafel veegt, dan zijn de zaken zelf nog niet opgelost. Het gaat immers om gebeurtenissen die zich lange tijd geleden hebben afgespeeld, en waarover dus weinig meer met zekerheid is te zeggen. Natuurlijk zou je willen dat iedereen die recht heeft op schadevergoeding, zijn aanspraak ook daadwerkelijk kan effectueren. Maar verjaring dient een belangrijk doel: de regel zorgt er ook voor dat we ons niet bezig hoeven te houden met gebeurtenissen die zich zo lang geleden hebben afgespeeld, dat er eigenlijk niet veel zinnigs over te zeggen is.”32

Alles afwegend, verdienen andere wegen om asbestslachtoffers verdergaand tegemoet te komen de voorkeur. Samen met de Staatssecretaris van Participatie en Integratie blijf ik met het IAS hierover voortdurend in gesprek. In de eerste plaats laat het deelgeschil kansen zien (par. 2.2). Wanneer de werkgever zich beroept op verjaring, zijn snelheid en zorgvuldigheid geboden. Het deelgeschil biedt de mogelijkheid voor een rechter om binnen een termijn van ca. 3 maanden te beslissen over het beroep op verjaring. De medewerking van de werkgever is voor deze procedure niet vereist, anders dan voor het deskundigenpanel van het IAS (par. 1.4). Naast de snelheid wordt met het deelgeschil gewaarborgd dat er zorgvuldig recht wordt gedaan. De uitspraak van de deelgeschilrechter is bovendien bindend voor partijen. In de tweede plaats hebben wij samen met het IAS in kaart gebracht welke werkgevers er nog een beroep doen op verjaring. Wij willen onderzoeken hoe we het gesprek met deze werkgevers kunnen aangaan, om hen waar passend aan te kunnen spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om zo zorgvuldig mogelijk met slachtoffers om te gaan.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming,
T.H.D. Struycken
open.overheid.nl