Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 120424 letsel schoonmaakster door liftdeuren; wg-er dient logboek te overleggen vanwege mogelijk eerdere problemen met liftdeuren

RBROT 120424 letsel schoonmaakster door liftdeuren; wg-er dient logboek te overleggen vanwege mogelijk eerdere problemen met liftdeuren

zie voor het vervolg:
RBROT 230824 Niet gebleken dat op wg-er de plicht rustte om werknemers (in het bijzonder) te waarschuwen voor plotseling dichtgaande liftdeuren

2De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?

2.1.

[eiseres] is sinds 3 september 2018 bij VLS in dienst als interieurverzorgster. Op 9 oktober 2020 heeft volgens [eiseres] een bedrijfsongeval plaatsgevonden. Zij was die dag aan het werk in een pand van Caiway. Volgens [eiseres] zijn de liftdeuren meerdere keren tegen haar aan gekomen toen zij achterwaarts de lift verliet met haar schoonmaakkar. Daardoor zou zij letsel hebben opgelopen, in elk geval aan haar hand.

2.2.

Op 27 mei 2021 heeft [eiseres] VLS aansprakelijk gesteld voor het door haar opgelopen letsel. VLS heeft geen aansprakelijkheid erkend. Starr is de verzekeraar van VLS.

2.3.

VLS en Starr betwisten allereerst dat [eiseres] letsel heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden. De verklaringen van [eiseres] over wat er is gebeurd, zijn niet consistent en kunnen niet kloppen. In eerste instantie heeft [eiseres] geklaagd over pijn aan haar hand. Zou zij echter voordat zij op 9 oktober 2020 aan het werk ging via Whatsapp al een foto hebben gestuurd waarop een bult op haar hand te zien was. Daarom staat volgens VLS en Starr niet vast dat zij door een probleem met de liftdeuren dit letsel heeft opgelopen. Pas later heeft [eiseres] ook geklaagd over letsel aan haar linkerarm, -schouder en hoofd, maar ook daarvan staat niet vast dat dit tijdens het gestelde werkongeval heeft plaatsgevonden, aldus VLS en Starr.

2.4.

Daarnaast twisten partijen over de vraag of VLS aan haar zorgplicht als werkgever heeft voldaan. Volgens [eiseres] had VLS een instructie moeten geven die erop neerkomt dat de lift niet achterwaarts maar voorwaarts moet worden verlaten, juist om dit soort problemen te voorkomen. In dat geval vangt de schoonmaakkar de klappen op als de liftdeuren onverwacht dichtgaan. Ook moet het werkproces worden ingericht op het voorwaarts verlaten van de lift met de kar, bijvoorbeeld door een deksel op de schoonmaakemmer te plaatsen zodat er dan geen water uit kan klotsen. Volgens [eiseres] zijn er vaker problemen met de lift bij Caiway geweest en heeft zij daarover geklaagd. VLS zou naar aanleiding daarvan hebben moeten waarschuwen of nadere instructies hebben moeten geven. Volgens VLS hoeft geen bijzondere instructie te worden gegeven over de manier waarop de lift wordt verlaten, omdat het een algemeen bekend risico is dat liftdeuren soms onverwacht weer dicht kunnen gaan. VLS betwist dat eerder sprake is geweest van problemen met de liftdeuren, zodat er ook geen (extra of bijzondere) waarschuwingsplicht op haar rust.

2.5.

[eiseres] vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat VLS aansprakelijk is voor de schade die zij door het bedrijfsongeval op 9 oktober 2020 stelt geleden te hebben en nog zal lijden. Ook vordert zij een verklaring voor recht dat Starr (als verzekeraar van VLS) die schade aan haar moet vergoeden. Zij wil een voorschot van € 500,- ontvangen en een bedrag van € 9.090,01 aan buitengerechtelijke kosten.

Het beoordelingskader

2.6.

[eiseres] baseert haar vordering jegens VLS op artikel 7:658 BW. Lid 1 van dit artikel eist een hoog veiligheidsniveau van de werkruimte, werktuigen en gereedschappen en van de organisatie van de betrokken werkzaamheden (zie onder meer HR 11 april 2008, NJ 2008, 465). De werkgever is op grond van dit artikellid gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om ongevallen die zich bij de uitoefening door de werknemer van zijn werkzaamheden zouden kunnen voordoen, te voorkomen. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7:658 BW houdt een ruime zorgplicht in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW beoogt echter geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids-)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

2.7.

Voor de stelplicht en bewijslast in het kader van artikel 7:658 BW geldt het volgende:

  • -

    de werknemer moet stellen en bij betwisting bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. In het algemeen is voldoende dat komt vast te staan dat het ongeval hem is overkomen op de werkplek. Het begrip werkplek mag daarbij ruim worden genomen. Dit betekent niet zonder meer dat de werknemer ook moet bewijzen hoe het ongeval zich heeft voltrokken en wat de oorzaak daarvan is (zie onder meer HR 4 mei 2011, ECLI:NL:HR:2001:AB1430, en HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432);

  • -

    als komt vast te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven. Hij kan dan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen indien hij stelt, en zo nodig bewijst, dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Er is sprake van een bedrijfsongeval en schade als gevolg hiervan

2.8.

Omdat VLS betwist dat [eiseres] schade heeft geleden als gevolg van een ongeval in de uitoefening van haar werkzaamheden als schoonmaakster, moet eerst worden vastgesteld of hiervan sprake is. De kantonrechter oordeelt dat voldoende is komen vast te staan dat [eiseres] schade heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden voor VLS. De kantonrechter legt uit waarom zij tot dit oordeel komt.

2.9.

VLS heeft erop gewezen dat [eiseres] al een foto van haar hand met een zichtbare verdikking per whatsapp zou hebben verstuurd voordat zij had ingeklokt voor haar werkzaamheden. Daarom zou niet vast staan dat zij schade heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden; de schade zou er dan al geweest zijn voordat [eiseres] aan het werk ging. [eiseres] heeft echter metagegevens overgelegd van deze foto’s waaruit blijkt dat deze zijn genomen op een tijdstip na het inklokken en wel rond het moment waarop zij verklaart dat het ongeval heeft plaatsgevonden. De kantonrechter vindt de verklaringen van [eiseres] dat zij haar tag aan de receptionist heeft gegeven toen zij wegging, waardoor is uitgeklokt op een moment waarop zij al naar huis was gegaan, en dat zij pas de dag erna naar de huisarts is gegaan, plausibel. Dit alles maakt de suggestie van VLS dat [eiseres] al last had van haar hand voordat zij aan het werk ging op 9 oktober 2020 en dat uit de omstandigheden zou volgen dat er andere oorzaken voor haar letsel zijn (of kunnen zijn), niet aannemelijk is.

2.10.

De omstandigheid dat [eiseres] alleen was toen het ongeval haar overkwam en dat er dus geen getuigen zijn die uit eigen waarneming kunnen verklaren dat de liftdeuren tegen haar aan zijn gekomen, maakt niet dat ervan uit moet worden gegaan dat dit ongeval haar niet is overkomen. De verklaring van [eiseres] over wat haar is overkomen en dat zij vervolgens een collega heeft gebeld strookt met de feitelijke gang van zaken. Hoewel deze collega, [naam 3], het ongeval niet heeft zien gebeuren, bevestigt zij wel dat [eiseres] haar heeft gebeld, dat zij heeft teruggebeld en vervolgens naar [eiseres] is toegegaan en een bult op de linkerhand van [eiseres] heeft gezien. VLS heeft onvoldoende tegenover deze weergave gesteld om ervan uit te gaan dat die onjuist zou zijn. Dit geldt te meer nu ook de huisarts in diens verklaring van 10 oktober 2020 een forse zwelling op de handrug van de linkerhand en drukpijn constateert.

Nog niet duidelijk of VLS aan haar zorgplicht heeft voldaan

2.11.

Nu in deze procedure vast staat dat [eiseres] in de uitoefening van haar werkzaamheden een ongeval is overkomen en zij daardoor schade heeft geleden, is de vervolgvraag of VLS de op haar rustende zorgplicht jegens [eiseres] is nagekomen. Daarbij wordt vooropgesteld dat zij als werkgever op grond van artikel 7:658 lid 1 BW die maatregelen moet nemen en die aanwijzingen moet geven die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Van een werkgever mag worden verlangd dat hij een hoge mate van zorg betracht, maar die vindt zijn grens in hetgeen redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

2.12.

Naar vaste jurisprudentie geldt voor de omvang van de zorgplicht als uitgangspunt hetgeen op grond van regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden van de werkgever wordt verwacht. Naast deze geschreven normen wordt de reikwijdte van deze zorgplicht ook bepaald door het ongeschreven recht, meer bepaald de zogeheten ‘Kelderluik-criteria’. Dit komt erop neer dat het antwoord op de vraag of de werkgever zijn zorgplicht is nagekomen, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten oplettendheid van de werknemer en de bezwaarlijkheid van het nemen van maatregelen.

2.13.

De kantonrechter oordeelt dat de zorgplicht van VLS niet inhoudt dat zij haar werknemers moet instrueren om de lift niet achterwaarts te verlaten in verband met het risico van (onverwacht) dichtgaande deuren. Dit is een zo algemeen (bekend) risico dat van iedere gebruiker van een lift mag worden verwacht dat hij daarop bedacht is en dus zelf de nodige oplettendheid in acht neemt. Dit geldt zowel in huiselijke omstandigheden (het verlaten van een lift in een appartementencomplex) als in een werksituatie. VLS hoefde daarom geen algemene maatregelen te nemen in verband met het gebruik van de lift door hiervoor specifieke instructies te geven of te waarschuwen. Voor zover [eiseres] haar vordering heeft gebaseerd op de stelling dat VLS vanwege het ontbreken van een algemene (voortdurende, herhaalde) instructie en/of waarschuwing niet aan haar zorgplicht heeft voldaan, is de vordering niet toewijsbaar.

2.14.

Van een schending van de zorgplicht kan wel sprake zijn als er eerder en met name in de periode direct voorafgaand aan het ongeval problemen met de lift zijn geweest, zoals [eiseres] heeft gesteld. Als al eerder en vaker sprake is geweest van problemen met onverwacht dichtgaande liftdeuren, mag van een werkgever als VLS worden verwacht dat zij haar werknemers daarvoor (toch) waarschuwt. De kantonrechter kan op basis van de door partijen overgelegde stukken echter niet vaststellen of sprake was van eerdere (recente) problemen met de liftdeuren die maken dat zo’n waarschuwing op zijn plaats was. De verklaringen die [eiseres] heeft overgelegd leveren dat bewijs niet, omdat daaruit alleen blijkt dat er eerder weleens problemen zijn geweest, maar niet hoe frequent die waren en ook niet dat dit in de periode direct voorafgaand aan het ongeval aan de orde was. [eiseres] heeft er wel op gewezen dat er een logboek moest worden bijgehouden door de medewerkers van VLS. Uit dit logboek zou moeten blijken of er eerder problemen met de lift waren. Omdat [eiseres] niet over dit logboek beschikt, maar VLS wel, is het aan VLS om haar stelling dat geen sprake was van problemen met de lift voldoende te onderbouwen door inzage te geven in de gegevens in het logboek. VLS heeft alleen een kopie van het logboek over de maand oktober 2020 aan [eiseres] verstrekt. Naar het oordeel van de kantonrechter geeft VLS daarmee een te beperkte inzage in de gegevens die zij onder zich heeft en die van belang zijn voor het debat in deze procedure. Om in het kader van beantwoording van de vraag of VLS al dan niet haar zorgplicht heeft geschonden te kunnen vaststellen of er al dan niet eerder (en ook later) – relevante – problemen met de lift waren, zal VLS ook inzage moeten geven in het logboek over de maanden augustus, september en november 2020. De kantonrechter zal VLS opdragen om die gegevens alsnog bij akte in het geding te brengen. [eiseres] mag daar dan vervolgens op reageren.

Voortgang procedure

2.15.

Omdat VLS de hiervoor bedoelde nadere informatie in het geding moet brengen en [eiseres] daar nog op mag reageren, wordt nog geen beslissing genomen over de vorderingen. ECLI:NL:RBROT:2024:3276