Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 230824 Niet gebleken dat op wg-er de plicht rustte om werknemers (in het bijzonder) te waarschuwen voor plotseling dichtgaande liftdeuren


RBROT 230824 Niet gebleken dat op wg-er de plicht rustte om werknemers (in het bijzonder) te waarschuwen voor plotseling dichtgaande liftdeuren

in vervolg op:

RBROT 120424 letsel schoonmaakster door liftdeuren; wg-er dient logboek te overleggen vanwege mogelijk eerdere problemen met liftdeuren

2De verdere beoordeling

2.1.

In deze zaak spreekt [eiseres] haar werkgever VLS aan vanwege letsel dat zij in oktober 2020 heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden, omdat zij tussen plotseling dichtgaande liftdeuren is gekomen. Starr is de verzekeraar van VLS.

2.2.

In het tussenvonnis is overwogen dat sprake is van een bedrijfsongeval en schade die [eiseres] daardoor lijdt. In dit vonnis wordt beoordeeld of VLS al dan niet heeft voldaan aan haar zorgplicht en daarmee of zij aansprakelijk is voor de schade van [eiseres]. Daarvoor is, zoals overwogen, nodig dat komt vast te staan dat er eerder en vaker – en met name in de periode direct voorafgaand aan het ongeval van [eiseres] – problemen met de lift zijn geweest. In dat geval had VLS haar werknemers voor deze problemen moeten waarschuwen. VLS is opgedragen om het logboek dat op de desbetreffende locatie is bijgehouden over te leggen over de maanden augustus, september en november 2020. Dat heeft VLS gedaan.

2.3.

De kantonrechter oordeelt dat uit het door VLS overgelegde logboek niet blijkt dat er eerder en vaker, direct voorafgaand aan het ongeval van [eiseres], sprake is geweest van problemen met de lift. [eiseres] heeft in haar antwoordakte gesuggereerd dat het logboek niet kan kloppen, omdat er helemaal geen melding over gebreken of bijzonderheden zijn opgenomen. Deze (algemene) suggestie, die erop neerkomt dat er in die periode wel een probleem zal moeten zijn geweest, is onvoldoende. Als [eiseres] meent dat het logboek niet kan kloppen, is het aan haar om concreet aan geven waarom niet, bijvoorbeeld door te benoemen welk gebrek of welke bijzonderheid dan in deze periode vermeld had moeten staan, of door wie in die periode iets gemeld zou moeten zijn. Ook de opmerking van [eiseres] dat het logboek zo vaak is afgetekend door [naam 1], is onvoldoende om aan te nemen dat het logboek niet klopt. [eiseres] heeft niet gesteld en onderbouwd dat dit onmogelijk zou zijn, bijvoorbeeld door concreet aan te geven dat op bepaalde dagen door iemand anders zou moeten zijn afgetekend. Door het ontbreken van een voldoende concrete betwisting ziet de kantonrechter geen reden om aan de juistheid en/of volledigheid van het overgelegde logboek te twijfelen.

2.4.

[eiseres] heeft bij haar antwoordakte nog een aantal stukken overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat er eerder problemen met de liften zijn geweest. De kantonrechter oordeelt dat ook uit deze stukken niet blijkt dat er eerder, vaker en met name direct voorafgaand aan het ongeval in oktober 2020 problemen met onverwacht dichtgaande liftdeuren zijn geweest. De verklaring van de zoon van [eiseres] gaat over de jaren 2018/2019. [naam 2] verklaart alleen over de maand juli 2019. Dit is allemaal te ver vóór oktober 2020 om hieruit een waarschuwingsplicht voor VLS af te leiden. Uit het appcontact met [naam 3] van 19 augustus 2020 blijkt wel dat er iets met de lift was waarvoor een monteur zou moeten komen, maar niet dat het gaat om vaker voorkomende problemen met plotseling dichtgaande liftdeuren. Uit de overgelegde app van [naam 4] blijkt tot slot niet dat zij iets uit eigen waarneming verklaart. Zij bevestigt alleen dat [eiseres] zou hebben geklaagd, maar dat is verder nergens rechtstreeks uit gebleken.

2.5.

Uit het voorgaande volgt dat op VLS geen plicht rustte om haar werknemers (in het bijzonder) te waarschuwen voor plotseling dichtgaande liftdeuren op de locatie waar [eiseres] haar werkzaamheden verrichtte. Dat VLS haar zorgplicht heeft geschonden is dan ook niet komen vast te staan. Dit betekent dat VLS niet (op grond van artikel 7:658 BW) aansprakelijk is voor de schade van [eiseres]. De vorderingen van [eiseres] worden daarom afgewezen.

[eiseres] moet de proceskosten betalen

2.6.

[eiseres] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van VLS en Starr op € 847,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 982,50. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad

2.7.

Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat VLS en Starr dat eisen en [eiseres] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen. ECLI:NL:RBROT:2024:8824