Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 190517 eiser wordt toegelaten tot het bewijs dat hij knieletsel heeft opgelopen tijdens werkzaamheden

RBROT 190517 eiser wordt toegelaten tot het bewijs dat hij knieletsel heeft opgelopen tijdens werkzaamheden

3. Het geschil 

3.1 
[ eiser ] heeft gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [ gedaagde ] te veroordelen tot vergoeding van alle materiële en immateriële schade die hij lijdt en nog zal lijden ten gevolge van het hem overkomen ongeval op 9 mei 2013, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van [ gedaagde ] in de kosten van de procedure alsook in de nakosten, al deze kosten vermeerderd met wettelijke rente. 

3.2 
Aan die vordering heeft [ eiser ] -samengevat en voor zover nu van belang- ten grondslag gelegd dat hem op 9 mei 2013 tijdens de uitoefening van de hem door [ gedaagde ] opgedragen werkzaamheden een ongeval is overkomen, als gevolg waarvan hij (knie)letsel  heeft opgelopen en inmiddels volledig arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk. Die dag heeft hij samen met een 'crewmember' van Noble de in kast 2A staande drive uitgebouwd en bij het handmatig uittillen van de drive uit de kast heeft hij zijn linkerknie verdraaid en (blijvend) letsel opgelopen. Er is sprake van een gescheurde binnen- en buitenmeniscus, een gedeeltelijk gescheurde voorste kruisband en een kraakbeenbeschadiging. Direct na het ongeval heeft [ eiser ] zich gemeld bij de aan boord aanwezige arts. Deze vermoedde een gescheurde meniscus en heeft [ eiser ] aangeraden de knie te verpakken in 'icepacks' en hem verwezen naar zijn eigen huisarts. Ondanks de pijn en de zwelling aan de knie heeft [ eiser ] , die toen in een vier weken op, vier weken af -systeern zat, zijn werkzaamheden afgerond. Omdat hij nog ongeveer een week aan boord moest zijn en de pijnklachten nog wel te verdragen waren, heeft [ eiser ] besloten de opdracht af te maken, in de hoop dat het nog wel over zou gaan, mede door het dagelijks koelen met icepacks. Helaas bleek het letsel (toch) niet mee te vallen en heeft [ eiser ] zich op 13 mei 2013 (ziek)gemeld bij zijn leidinggevende X, bij wie hij toen ook melding heeft gemaakt van het incident van 9 mei 2013. Vanaf dat moment heeft [ eiser ] X steeds op de hoogte gehouden van de (medische) ontwikkelingen, waarbij al vrij snel -en zeker in juni 2013- duidelijk was dat hij de werkzaamheden behorende bij zijn eigen functie niet meer kon uitoefenen. Evenwel heeft [ gedaagde ] [ eiser ] pas in oktober 2014 ziekgemeld. 

[ eiser ] houdt [ gedaagde ] op de voet van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door hem als gevolg van het hem op 9 mei 2013 overkomen arbeidsongeval geleden en nog te lijden (im)materiële schade, nu zij in haar zorgplicht jegens hem tekortgeschoten is. Zij heeft niet gezorgd voor een veilige werkomgeving en heeft, hoewel zij daartoe verplicht was, ook geen risico-inventarisatie opgemaakt. 

3.3 
[ gedaagde ] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair heeft zij betwist dat [ eiser ] tijdens de uitoefening van de hem opgedragen werkzaamheden het gestelde incident is overkomen alsook het causaal verband tussen dat incident en de door [ eiser ] gestelde (gezondheid)schade. Subsidiair heeft [ gedaagde ] , onder overlegging van stukken, uiteengezet dat van schending van de op haar ex artikel 7:658 BW rustende zorgplicht geen sprake is en er daarbij op gewezen dat zij (wel degelijk) een risico-inventarisatie heeft opgemaakt. 

3.4 
Op hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt in een later stadium teruggekomen. 

4. De beoordeling 

4.1 
Vooropgesteld wordt dat bij de beoordeling van de vraag of [ gedaagde ] op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade die [ eiser ] stelt te hebben geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, het volgende op de wet en de rechtspraak gebaseerde toetsingskader geldt. 

4.2 
Artikel 7:658 lid 1 BW vereist een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen, alsmede van de organisatie van de betrokken werkzaamheden (zie HR 11 april 2008, NJ 2008/465). Op grond van dat artikellid is de werkgever gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om ongevallen die zich bij de uitoefening door de werknemer van zijn werkzaamheden zouden kunnen voordoen, te voorkomen. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die deze in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat zij aan de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7:658 BW houdt een ruime zorgplicht in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW beoogt echter geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids- )maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze zij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. 

4.3 
Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast in het kader van artikel 7:658 BW wordt het volgende als uitgangspunt genomen voor de beoordeling: 
a) de werknemer dient te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat komt vast te staan dat het ongeval hem is overkomen op de werkplek, waarbij het begrip werkplek ruim mag worden genomen. Dit betekent niet zonder meer dat de werknemer ook dient te bewijzen hoe het ongeval zich heeft voltrokken en wat de oorzaak daarvan is (zie onder meer HR 4 mei 2011, ECLl:NL:HR:2001:AB1430 en  HR 29 juni 2001, ECLl:NL:HR:2001:AB2432); 

b) indien komt vast te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantóontdat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgverplichting heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven. Hij kan dan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen, indien hij stelt en bewijst dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Van bewust roekeloos handelen is slechts sprake indien de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging daadwerkelijk bewust is geweest van het roekeloos karakter van die gedraging. 

4.4 
[ gedaagde ] heeft onder meer betwist [ eiser ] opdracht te hebben gegeven de drive in de e-room te vervangen, maar dat kan haar hier niet baten. Hiervoor werd reeds genoemd dat in het algemeen voldoende is dat komt vast te staan dat het ongeval de werknemer overkomen is op de werkplek. Of [ gedaagde ] in dit geval [ eiser ] opdracht heeft gegeven de drive te vervangen, is dan ook niet beslissend, te minder nu niet in geschil is dat het verrichten van die werkzaamheden tot de functie van [ eiser ] behoorden. Dit verweer mist dan ook doel. 

4.5 
Verder heeft [ gedaagde ] bestreden dat [ eiser ] , naar hij aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, op 9 mei 2013 knieletsel heeft opgelopen bij het uittillen en op de grond zetten van de drive. In dat verband heeft zij er onder meer op gewezen dat er geen getuigen zijn van het gestelde ongeval, ook niet de door [ eiser ] genoemde Y. Ter adstructie daarvan heeft [ gedaagde ] gewezen op een door haar overgelegde verklaring van 12 juli 2016 van de heer Y, die, voor zover nu van belang, als volgt luidt: 

( ... ) 
Ik ben destijds geen getuige geweest van het eruit halen van de drive. Ik was elders op het schip werkzaam. [ eiser ] vertelde mij dat hij een drive ging uitbouwen omdat deze kapot was of niet goed werkte. Op een gegeven moment kwam hij naar mij toe en zei hij dat hij door zijn knie was gegaan en of ik hem kon helpen. Ik was niet werkzaam in de e-room, maar heel ergens anders. 

Ik weet niet precies hoe hij door zijn knie is gegaan. De drive zit in een kast van ongeveer 40 centimeter diep schat ik in. Om de drive eruit te halen moet je eerst aan een hendel trekken. Dan komt de drive eruit en vervolgens moet deze dan uit de kast worden getild. Dat kan je nooit alleen doen, maar dat moet je doen met minimaal 2 man. Als de drive er eenmaal uit is, dan kan je de drive met 4 man tillen, ieder aan een hoek. 

Toen [ eiser ] naar mij toe kwam en zei dat hij zijn knie had verdraaid, hebben we een aantal mensen erbij gehaald. Het was geen probleem om genoeg mensen te vinden. Aan boord van het schip bevonden zich veel Amerikanen, zware jongens, die de drive zonder problemen konden tillen. ( ... ) Tegen [ eiser ] heb ik gezegd dat hij maar even zijn rust moest pakken en [ eiser ] heeft dus ook niet meer mee getild. 

[ eiser ] heeft die dag gewoon door gewerkt. Ik sliep samen met hem op een kamer en aan het einde van de dag is hij naar de medische post geweest en kreeg hij een koude packing mee. Ik ben niet mee geweest naar de medische post, maar ik weet wel dat hij terugkwam met die packing. 
( ... ) 

( ... ) Ik weet niet of [ eiser ] nog om andere tools heeft gevraagd. Zoals gezegd: ik was daar niet bij en ik heb het incident ook niet meegemaakt. 

4.6 
Ook heeft [ gedaagde ] er op gewezen dat [ eiser ] nog langere tijd doorgewerkt heeft na het door hem gestelde incident, hetgeen volgens haar lastig valt voor te stellen bij het door hem omschreven knieletsel, en heeft zij aangevoerd dat het ook mogelijk is dat [ eiser ] , die destijds 24 uur per dag aan boord van het schip verbleef en die al eerder knieklachten had ontwikkeld, buiten zijn werkzaamheden om zijn knie heeft verdraaid. Voorts is het zo dat, aldus nog steeds [ gedaagde ] , de 'crewmember' die bij het incident aanwezig was, geen melding heeft gemaakt van het incident, evenmin als de arts aan boord van het schip die [ eiser ] toen zou hebben bezocht. Ook [ eiser ] zelf heeft die dag geen melding gemaakt van het incident bij zijn leidinggevende X en ook onjuist is volgens [ gedaagde ] dat hij zich op 13 mei 2013 zou hebben ziekgemeld. Hij heeft op 9 mei 2013 maar ook daarna zijn reguliere, fysieke, werkzaamheden, gedurende lange dagen, verricht en in die periode op de timesheets of in e-rnails geen melding gemaakt van het gestelde incident, aldus [ gedaagde ] . 

4.7 
Geoordeeld wordt dat bij deze stand van zaken, zonder nader bewijs, niet vast staat dat [ eiser ] op 9 mei 2013 knieletsel heeft opgelopen bij het uittillen en op de grond zetten van de drive. Op de voet van artikel 150 Rv rust de bewijslast van de juistheid van die stelling op hem. [ eiser ] heeft uitdrukkelijk (getuigen)bewijs aangeboden, onder meer door het (doen) horen van de heer Y en de scheepsarts. Hij zal dan ook worden toegelaten te bewijzen dat hij op 9 mei 2013 knieletsel heeft opgelopen bij het uittillen en op de grond zetten van de drive. 

4.8 
Volledigheidshalve wordt hierbij overwogen dat voor de door [ eiser ] voorgestane omkering van de bewijslast wegens bewijsnood op dit onderdeel geen aanleiding bestaat. Dat neemt evenwel niet weg dat hier van [ gedaagde ] , die immers anders dan, althans veel  meer dan, [ eiser ] in staat moet worden geacht te achterhalen welke 'crewmembers' op 9 mei 2013 aan boord van de 'Noble Globetrotter II' aanwezig waren en welke arts toen aan boord was, mag worden verlangd dat zij, voor zover mogelijk, de namen en contactgegevens van die crewmembers en die scheepsarts verstrekt, opdat [ eiser ] , die daarover immers niet beschikt, in staat is (desgewenst) aan de hand daarvan het van hem verlangde bewijs te leveren. 

4.9 
Om die reden ziet de kantonrechter aanleiding de zaak eerst naar de hierna genoemde rolzitting te verwijzen opdat [ gedaagde ] dan bij akte opgaaf kan doen van de namen en de contactgegevens van de op 9 mei 2013 aan boord van de 'Noble Globetrotter II' aanwezige crewmembers en scheepsarts. Indien en voor zover [ gedaagde ] daartoe niet in staat is, wordt van haar verlangd dat zij dat bij die akte gemotiveerd en zoveel mogelijk onderbouwd verklaart. 

4.10 
Vervolgens zal [ eiser ] zich bij (antwoord)akte mogen uitlaten of -en zo ja op welke wijze- hij het van hem verlangde bewijs wil leveren, één en ander als hierna gemeld. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rbrot-190517