Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 170124 ass. dient deugdelijke fiscale garantie te verstrekken

RBGEL 170124 persoonlijke onderzoeken; onrechtmatig bewijs mag niet mag worden meegewogen
- smartengeld, whiplash; mede vanwege onrechtmatige onderzoeken, € 25.000,00
- VAV zelfstandig ondernemer €  1.586.150,00
- uit pre-existente burn-out, relatieproblemen, lage rugklachten, overgewicht, schouderklachten blijkt geen alternatieve verklaring voor klachten
- kosten hh; 2 u p/w x € 10,00 p/u over 2015-2022, € 15,00 p/u vanaf 2023; totaal 45.970,00 
- kosten zelfwerkzaamheid cf richtlijn DLR; ook al omdat energie nodig is voor exploiteren onderneming, totaal € 53.670,00
- ass. dient deugdelijke fiscale garantie te verstrekken

 

Fiscale garantie

4.67.

Aegon heeft niet betwist dat zij gehouden is een deugdelijke fiscale garantie over het totaal van de toegewezen schadevergoedingen te verstrekken. Zij zal daartoe worden veroordeeld.

Reeds betaalde bedragen

4.68.

Vaststaat dat Aegon, naast het hiervoor besproken bedrag van € 6.895,05, reeds een bedrag van in totaal € 120.000,00 aan [eiser] heeft betaald. Een deel van laatstgenoemd bedrag is ten titel van geldlening betaald en niet als (voorschot op) schadevergoeding. Aegon heeft zich echter in deze procedure op het standpunt gesteld dat met het totale bedrag van € 120.000,00 de schade is vergoed en dat dit bedrag op de te betalen schadevergoeding in mindering moet worden gebracht indien de rechtbank een hoger bedrag aan schadevergoeding zal toewijzen. Dit laatste is aan de orde, zodat ervan wordt uitgegaan dat het gehele bedrag van € 120.000,00 bij wege van voorschot op schadevergoeding is betaald en, zoals [eiser] heeft gevorderd, op de hiervoor toewijsbaar geoordeelde schadevergoeding in mindering moet worden gebracht.

Proceskosten

4.69.

Aegon zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:

- dagvaarding € 125,03

- griffierecht 2.277,00

- salaris advocaat ‭8.494‬,00 (2,0 punten × tarief € 4.247,00)‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬

Totaal € ‭10.896,03‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬

4.70.

De veroordeling in de nakosten is toewijsbaar zoals gevorderd.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

verklaart voor recht dat de in opdracht van, althans door Aegon uitgevoerde persoonlijke onderzoeken op onrechtmatige gronden zijn uitgevoerd en dat Aegon daardoor onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en dat dientengevolge het met de persoonlijke onderzoeken verkregen onrechtmatige bewijs niet mag worden meegewogen bij de beoordeling van de onderhavige schadezaak,

5.2.

veroordeelt Aegon om ter zake van smartengeld aan [eiser] te betalen een bedrag van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 29 september 2015 tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt Aegon om ter zake van de tot en met 2021 geleden schade wegens verlies aan verdienvermogen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 262.991,00 (tweehonderdtweeënzestigduizend negenhonderdeenennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over de afzonderlijke jaarschades zoals toegelicht onder randnummer 158 van de dagvaarding, steeds tot de dag van volledige betaling,

5.4.

veroordeelt Aegon om ter zake van de vanaf 1 januari 2022 geleden en te lijden schade wegens verlies aan verdienvermogen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.323.159,00 (één miljoen driehonderddrieëntwintigduizend honderdnegenenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling,

5.5.

veroordeelt Aegon om ter zake van geleden en te lijden schade wegens benodigde huishoudelijke hulp aan [eiser] te betalen een bedrag van € 45.970,00 (vijfenveertigduizend negenhonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 8 november 2022 tot de dag van volledige betaling,

5.6.

veroordeelt Aegon om ter zake van geleden en te lijden schade wegens verlies aan zelfwerkzaamheid aan [eiser] te betalen een bedrag van € 53.267,00 (drieënvijftigduizend tweehonderdzevenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 8 november 2022 tot de dag van volledige betaling,

5.7.

veroordeelt Aegon om ter zake van verschuldigde kosten voor buitengerechtelijke rechtsbijstand aan [eiser] te betalen een bedrag van € 25.479,81 (vijfentwintigduizend vierhonderdnegenenzeventig euro en eenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 8 november 2022 tot de dag van volledige betaling,

5.8.

veroordeelt Aegon om aan [eiser] een deugdelijke fiscale garantie te verstrekken over het totaal van de toegewezen schadevergoedingen,

5.9.

bepaalt dat op de hiervoor toegewezen bedragen het reeds door Aegon bij wijze van voorschotten betaalde bedrag van € 120.000,00 in mindering wordt gebracht,

5.10.

veroordeelt Aegon in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € ‭10.896,03‬, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬

5.11.

veroordeelt Aegon in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Aegon niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.12.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de in 5.1. gegeven verklaring voor recht,

5.13.

wijst het meer of anders gevorderde af. ECLI:NL:RBGEL:2024:267

1Vergelijk HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942 en Hof Arnhem-Leeuwarden 9 februari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1004.

2Vergelijk gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2016:1004, r.o. 6.11.

3Vergelijk HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942.

4Zie onder meer Hof Arnhem-Leeuwarden 23 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1759 en 26 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10024.

5Vergelijk HR 4 november 1988, NJ 1989/751.

6Dit volgt uit HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:590 en HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3397.