Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof A.dam 210307 belanghebbende voldoet niet aan urencriterium agv ziekte; zelfst.aftrek vervalt

Hof A.dam 21-03-07 belanghebbende voldoet niet aan urencriterium agv ziekte; zelfstandigenaftrek vervalt
2.3. De beslissing van de rechtbank is, kort gezegd, hierop gegrond dat belanghebbende zijn stelling dat hij recht heeft op de zelfstandigenaftrek niet met concrete feiten of omstandigheden heeft onderbouwd, dat verweerder gemotiveerd heeft gesteld dat belanghebbende in het onderhavige jaar 24 tot 48 uur besteed moet hebben aan zijn enige cliënt en dat, ook wanneer rekening wordt gehouden met een gemiddeld langere behandelduur en met enige indirecte uren, niet aannemelijk is te achten dat belanghebbende ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor zijn activiteiten als zelfstandig psycholoog heeft besteed.

2.4. In hoger beroep voert belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij in 2002 door overmacht niet aan het urencriterium kon voldoen. Belanghebbende leed aan een burn-out, was meer dan een half jaar arbeidsongeschikt, was geestelijk en lichamelijk niet in staat om zijn arbeid te verrichten en liet zich behandelen door een psycholoog.

2.5. De inspecteur heeft met een beroep op het arrest Hoge Raad 4 november 1987, nr. 24.737, BNB 1996/47 gesteld dat het voor het urencriterium moet gaan om feitelijk verrichte werkzaamheden en dat met de omstandigheid dat belanghebbende door ziekte of arbeidsongeschiktheid niet de benodigde uren niet heeft kunnen werken, geen rekening kan worden gehouden.

2.6. Op grond van het bepaalde in artikel 3.76, eerste lid, juncto artikel 3.6 Wet IB 2001 is de zelfstandigenaftrek slechts van toepassing indien de belastingplichtige in 2002 ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor zijn onderneming heeft besteed (het urencriterium). Blijkens de parlementaire geschiedenis is dit criterium ontleend aan artikel 44m, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (MvT, Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, blz. 99).

2.7. In zijn arrest van 4 november 1987, nr. 24 737, BNB 1996/47, heeft de Hoge Raad over het hier aan de orde zijnde criterium het volgende overwogen:

"De klachten van belanghebbende berusten op de opvatting dat voor de toepassing van de in artikel 44m van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 neergelegde urennormen bij de uren die een belastingplichtige in een kalenderjaar daadwerkelijk heeft besteed aan het voor eigen rekening feitelijk drijven van een onderneming, opgeteld moeten worden de uren die die belastingplichtige door ziekte niet aldus heeft kunnen besteden.
Deze opvatting kan echter niet als juist worden aanvaard, aangezien in de tekst, noch in de wetsgeschiedenis, noch ook in de strekking van voormeld wetsartikel aanleiding kan worden gevonden voor een toepassing van die urennormen op de door belanghebbende voorgestane wijze".

2.8. Indien ervan wordt uitgegaan dat belanghebbende als gevolg van de onder 2.4 vermelde omstandigheden niet heeft kunnen werken, oordeelt het Hof dat de met die omstandigheden verband houdende uren bij beantwoording van de vraag of aan het urencriterium is voldaan niet mee in aanmerking behoren te worden genomen. Nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende aan het urencriterium heeft voldaan volgt hieruit dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
LJN BA2619