Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 040712 motorambulanceverpleegkundige aangereden bij inhaalmanoeuvre; bewijsopdrachten over en weer

Rb Arnhem 040712 motorambulanceverpleegkundige aangereden bij inhaalmanoeuvre; bewijsopdrachten over en weer

vervolg op: rb-arnhem-070211-aangezien-instructie-getuigenverhoren-vereist-is-wordt-de-investering-in-tijd-geld-en-moeite-te-hoog-voor-een-deelgeschil

4. De beoordeling
4.1. TVM heeft het gevoerde ontvankelijkheidsverweer ter zitting ingetrokken. TVM beschouwt de dagvaarding als uitgebracht tegen de naamloze vennootschap TVM Zakelijk N.V. De rechtbank zal dat bij die stand van zaken ook doen.
4.2. TVM betwist niet dat zij (als WAM-verzekeraar van Y) aansprakelijk is voor het X op 4juni 2007 overkomen ongeval. In verband met het beroep van TVM op artikel 6:102 BW ligt de vraag voor of en zo ja, in welke mate de vergoedingsplicht die op TVM rust dient te worden verminderd. In verband daarmee zullen eerst de aan weerszijden toe te rekenen omstandigheden die aan de schade hebben bijgedragen, vastgesteld moeten worden.
4.3. De aan TVM toe te rekenen omstandigheden die aan de schade hebben bijgedragen (en waarop ook de aansprakelijkheid berust) zijn volgens X: 
a. Y heeft rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg niet voor laten gaan (artikel 18 RVV)
b. Y heeft geen voorrang gegeven aan een voorrangsvoertuig (artikel 18 RVV)
c. Y heeft bij het afslaan geen teken getoond (artikel 17 lid 2 RVV)
d. Y heeft niet in de spiegels gekeken
e. Y had de radio te luid staan

4.4. Dat Y rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg niet heeft laten voorgaan, heeft TVM niet betwist. Ter zitting heeft TVM ook niet langer bestreden dat X een Al urgentie had. Gelet op het bepaalde in artikel 4.2. van de brancherichtlijn staat daarmee eveneens vast dat Y geen voorrang heeft gegeven aan een voorrangsvoertuig. TVM heeft - mede onder verwijzing naar de diverse aan de politie afgelegde verklaringen - bestreden dat Y bij het afslaan geen teken heeft getoond en niet in de spiegels heeft gekeken. Op X rust de bewijslast van die stellingen en hij zal tot die bewijslevering worden toegelaten. Dat geldt eveneens voor de stelling dat Y de radio te luid had staan. Niet is betwist dat de radio op volume 8 stond maar wel dat dat meebracht dat Y X niet (tijdig) heeft horen aankomen. X draagt ook de bewijslast van die stelling.

4.5. Wat betreft de aan X toe te rekenen omstandigheden die aan de schade hebben bijgedragen heeft TVM allereerst gesteld dat X harder reed dan volgens de brancherichtlijn (artikel 5.3.) was toegestaan (maximaal 90 km/u). Zij heeft ter zitting expliciet bewijs van deze stelling aangeboden en zal daartoe worden toegelaten. Daarnaast stelt TVM dat zelfs wanneer X zich heeft gehouden aan de toegestane snelheid, hij mede tegen de achtergrond van artikel 5.1. van de brancherichtlijn te hard heeft gereden. TVM heeft in dat verband op de volgende omstandigheden gewezen: X naderde een T-kruising en had er dus rekening mee moeten houden dat medeweggebruikers linksaf zouden slaan. Dit geldt temeer nu Y vaart minderde en zijn knipperlicht uitzette en er op nabije afstand een tegenligger zichtbaar was op wie Y moest wachten. X had ook rekening moeten houden met niet adequaat en tijdig reagerende weggebruikers, met weggebruikers die de geluidssignalen niet tijdig zouden horen en de zwaailichten niet tijdig zouden zien. Omdat X niet steeds op de linkerweghelft reed was hij niet op elk moment zichtbaar voor Y. Onder deze omstandigheden had X het kruispunt met lagere snelheid moeten naderen. In dat geval zou het ongeval zijn voorkomen — X zou dan hebben kunnen uitwijken — althans de schadelijke gevolgen zouden minder zijn geweest.

4.6. X heeft daartegenover het volgende aangevoerd: hij heeft vanaf 150 meter voor de kruising steeds op de linkerrijbaan gereden zodat hij meer overzicht kreeg en beter zichtbaar was voor Y. De tegenligger was op veel grotere afstand, minstens op 250 meter van de kruising. Van overig verkeer was geen sprake zodat ook geen rekening hoefde te worden gehouden met minder adequaat reagerende verkeersdeelnemers. De enige verkeersdeelnemer op dat moment was Y die, zo heeft X ter zitting in afwijking van een eerder aan zijn zijde ingenomen standpunt betoogd, geen vaart minderde maar gelijke snelheid aanhield en tot het moment dat X hem ging passeren, geen knipperlicht heeft aangezet. X hoefde er dan ook geen rekening mee te houden dat Y opeens linksaf zou slaan. Onder deze omstandigheden was 80 km/u, de snelheid die X stelt ongeveer te hebben gereden, gepast tegen de achtergrond van de Al -urgentie in verband met de reanimatie waar X naar op weg was. Ook als X zijn snelheid had aangepast, zou het ongeval met dezelfde ernst en omvang hebben plaatsgevonden, aldus X.

4.7. Indien de feiten en omstandigheden waarop TVM zich beroept vast zouden staan zou dat de conclusie kunnen rechtvaardigen dat X de T-splitsing en Y met lagere snelheid had moeten naderen. De kans bestaat dat het ongeval dan voorkomen had kunnen worden dan wel dat door een (aanzienlijk) lagere snelheid waarmee de voertuigen tegen elkaar zouden zijn gebotst, het letsel minder ernstig zou zijn geweest. De relevantie van de ( gestelde omstandigheden en het oorzakelijk verband tussen de gestelde aan X toe te rekenen omstandigheden en (de ernst van) het ongeval, is daarmee gegeven. Anders dan TVM heeft betoogd, rust op haar de bewijslast van de betwiste feiten en omstandigheden die zij in het kader van het beroep op eigen schuld heeft aangevoerd. Tot die bewijslevering wordt zij toegelaten. Het gaat er daarbij dus in het bijzonder, maar niet uitputtend om: dat Y vaart minderde, zijn knipperlicht tijdig aan zette, dat er een tegenligger op nabije afstand naderde waarop Y moest wachten, dat er meer verkeersdeelnemers waren met wie X rekening moest houden, dat X niet steeds op de linkerwegheift heeft gereden en niet goed zichtbaar was voor Y.
4.8. Afhankelijk van het aantal te horen getuigen is de rechtbank voornemens de aan beide zijden te horen getuigen en de in de contra-enquêtes te horen getuigen op dezelfde dag te horen. De rechtbank gaat er van uit dat (de advocaten van) partijen dit in onderling overleg zullen trachten af te stemmen.
4.9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Met dank aan mr. M.A. Smits, Brunet Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2013/rb-arnhem-040712

zie ook www.letselschademagazine.nl/2013/rb-arnhem-300113