Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 090621 verlof hoger beroep; beschikking deelgeschil tzv medische fout met kansverlies v 3,6%

RBAMS 090621 verlof hoger beroep; beschikking deelgeschil tzv medische fout met kansverlies v 3,6%

In vervolg op:
RBAMS 291020 medische fout verloskundigen waarna overlijden ongeboren kind; omkeringsregel nvt; kansverlies 3,6%
- geen schending of opzettelijke overtreding van verkeers- of veiligheidsnorm; geen recht op shockschade
- verzocht en begroot obv 17 uur x € 240, + 21 % = € 4.936,80 x 3,6 % vanwege 3,6% aansprakelijkheid

2
De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 29 oktober 2020 in de deelgeschilprocedure met zaaknummer / rolnummer C/13/679634 / HA RK 20-50 heeft deze rechtbank onder meer bepaald dat de verloskundigenpraktijk en de maten van de maatschap voor 3,6% aansprakelijk zijn voor het overlijden van de foetus. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat aan [eiser sub 2] geen vergoeding wegens shockschade toekomt.

2.2.
Bij dagvaarding hebben eisers onder meer de rechtbank verzocht toe te staan dat zij in hoger beroep mogen komen van voornoemde beschikking van 29 oktober 2020. Gedaagden hebben de rechtbank bij e-mail van 4 mei 2021 bericht dat zij geen bezwaar hebben tegen het gedane verzoek tot het openstellen van hoger beroep.

2.3.
Tegen de beslissing op een verzoek in de deelgeschilprocedure staat op grond van artikel 1019bb van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), onverminderd artikel 1019cc derde lid Rv geen voorziening open. In artikel 1019cc eerste lid Rv wordt de deelgeschilbeschikking voor de bindende kracht van daarin opgenomen beslissingen over geschilpunten die de materiële rechtsverhouding betreffen, gelijkgesteld met (eind)beslissingen in een tussenvonnis. Op grond van het derde lid van artikel 1019cc Rv kan in de bodemprocedure hoger beroep worden ingesteld tegen de beschikking in het deelgeschil, althans tegen de daarin opgenomen bindende eindbeslissingen over de materiële rechtsverhouding van partijen, als van een tussenvonnis. Daartoe is verlof van de bodemrechter nodig, ingevolge artikel 1019cc derde lid en onder a Rv. De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot verlof tijdig is gedaan.

2.4.
In de beschikking in de deelgeschilprocedure is onder meer beslist dat de verloskundigenpraktijk en de maten van de maatschap voor 3,6% aansprakelijk zijn voor het overlijden van de foetus. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat aan [eiser sub 2] geen vergoeding wegens shockschade toekomt. Hiermee zijn beslissingen gegeven over de materiele rechtsverhouding tussen partijen, zoals bedoeld in artikel 1019cc eerste lid Rv. Nu de rechter in de bodemprocedure in beginsel gebonden is aan de in het deelgeschil gegeven beslissingen en eisers te kennen hebben gegeven zich met deze beslissingen niet te kunnen verenigen en dit aan een hogere instantie te willen voorleggen, ziet de rechtbank om redenen van proceseconomische aard aanleiding tussentijds hoger beroep toe te staan van de beschikking van 29 oktober 2020.

Daarbij wordt in aanmerking genomen dat is gesteld noch gebleken dat - kort gezegd - sprake is van nieuwe feiten of een juridische misslag op grond waarvan de (bodem)rechter terug zou kunnen komen van de in het deelgeschil gegeven beslissing. Het toestaan van hoger beroep zal leiden tot een efficiëntere rechtsgang, hetgeen uiteindelijk in het belang van beide partijen zal zijn.

2.5.
De zaak zal in afwachting van het hoger beroep in de deelgeschilprocedure worden verwezen naar de parkeerrol voor akte uitlating beide partijen, opdat partijen aan de rechtbank kunnen meedelen of en, zo ja, hoe zij verder wensen te procederen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3
De beslissing

De rechtbank

3.1.
staat tussentijds hoger beroep toe van de op 29 oktober 2020 onder zaaknummer / rolnummer C/13/679634 / HA RK 20-50 gegeven beschikking in de tussen partijen gevoerde deelgeschilprocedure;

3.2.
verwijst de zaak in afwachting van het hoger beroep in de deelgeschilprocedure naar de parkeerrol van 6 oktober 2021 voor akte uitlating beide partijen;

3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.ECLI:NL:RBAMS:2021:2973