Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 041212 art. 1019cc Rv regelt slechts het moment van appel; doorbrekingsjurisprudentie niet van toepassing; niet-ontvankelijk

Hof Amsterdam 041212 art. 1019cc Rv regelt slechts het moment van appel; doorbrekingsjurisprudentie niet van toepassing; niet-onvankelijk

2.Waarvan het hof uitgaat
2.1 Bij geschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank Amsterdam op 1 september 2011, heeft (X) het verzoek gedaan, bij wijze van deelgeschil in de zin van artikel 1019w Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) - kort gezegd - voor recht te verklaren dat Schijf Houthandel en Sloopwerken B.V. niet heeft aangetoond dat zij de in artikel 7:658 lid 1 BW omschreven zorgplicht jegens hem heeft nageleefd en hij aanspraak op schadevergoeding heeft, met kostenveroordeling.
2.2 Schijf heeft zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
2.3 De kantonrechter heeft in de bestreden uitspraak, voor zover voor dit appel van belang, beslist dat (X) ontvankelijk is in zijn verzoek, behandeling daarvan opportuun en het verzoek toewijsbaar is.

3. Behandeling van het hoger beroep
3.1 Schijf komt van dit oordeel in appel en voert daartoe aan dat de kantonrechter ten onrechte de deelgeschillenprocedure heeft toegepast en buiten het toepassingsbereik daarvan is getreden en overigens fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden, althans essentiële vormen heeft verzuimd.
3.2 Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 1019bb Rv, tegen de beschikking op het verzoek geen voorziening, mitsdien, anders dan in het geval beslist in de beschikking van de Hoge Raad van 21 september 2012, LJN: BW4896, ook geen cassatie open staat. Schijf stelt dat hij in zijn verzoek ontvankelijk is, omdat genoemd appelverbod in dit geval niet aan hoger beroep in de weg staat.
3.3 Naar het oordeel van het hof bestaat ook in het onderhavige geval geen goede grond om aan te nemen dat de uitsluiting van een rechtsmiddel kan worden doorbroken op een van de daartoe in de rechtspraak erkende gronden, te weten dat de rechter buiten het toepassingsgebied van het artikel (in dit geval artikel 1019w Rv.) is getreden, het ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken (de ‘doorbrekingsjurisprudentie’)
3.4 Ingevolge artikel 1019cc lid 1 Rv. geldt dat, voor zover in de beschikking uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist op een of meer geschilpunten tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding, de rechter daaraan in de procedure ten principale op dezelfde wijze gebonden is als wanneer de beslissing zou zijn genomen in een tussenvonnis. Volgens het tweede lid van dit artikel komt aan een veroordeling in de beschikking in een procedure ten principale geen verdergaande betekenis toe dan wanneer zij zou zijn opgenomen in een tussen partijen gewezen vonnis in kort geding. Naar luid van lid 3 van artikel 1019cc Rv. ten slotte, kan van de beschikking, voor zover die uitdrukkelijk en zonder voorbehoud genomen beslissingen inhoudt betreffende de materiële rechtsverhouding tussen partijen, hoger beroep worden ingesteld zoals dat van een tussenvonnis mogelijk is. Dat wil zeggen, voor zover nu van belang, ofwel gelijk met het eindvonnis (ten principale) of gedurende de procedure ten principale maar alleen wanner de rechter in eerste aanleg (in het deelgeschil) hoger beroep heeft opengesteld.
3.5 Aldus doet zich geen geval voor waarin de bevoegdheid tot appel wordt uitgesloten, maar wordt slechts het moment geregeld waarop deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend. Weliswaar behoeft de deelgeschillenprocedure niet tot een procedure ten principale te leiden, maar dat doet er niet aan af dat een partij die zich niet kan verenigen met de beslissing van de rechter in de deelgeschillenprocedure, via de weg van artikel 1019cc Rv. hoger beroep kan instellen. De ‘doorbrekingsjurisprudentie” is dan niet van toepassing (vgl. Hoge Raad 28 september 2012. LJN: BX0598, NJ 2012, 556). Aan het voorgaande doet niet af dat volgens Schijf de rechtbank primair buiten het toepassingsgebied van artikel 1019w Rv. is getreden.
3.6 Schijf is mitsdien niet-ontvankelijk in hoger beroep. Als de in het ongelijk te stellen partijen dienen appellanten tot vergoeding van de proceskosten van (X) te worden veroordeeld.

Met dank aan mr. F.A.P. Laporte, Laporte Advies & Advocatuur, voor het inzenden van deze uitspraak.http://www.letselschademagazine.nl/2012/hof-amsterdam-041212ook op rechtspraak.nl; ECLI:NL:GHAMS:2012:3600