Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Assen 100412 mesothelioom bij administratief medewerker garage; bewijsopdracht wg-er mbt zorgplicht, dan wel ontstaan schade

Rb Assen 100412 mesothelioom bij administratief medewerker garage; bewijsopdracht wg-er mbt zorgplicht, dan wel ontstaan schade

De beoordeling 
Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. [werkneemster] kan als administratief werkster van het garagebedrijf van [werkgeefster] tijden haar werk zijn blootgesteld aan asbestvezels en als gevolg daarvan mesothelioom hebben ontwikkeld. [werkneemster] gaat van dat oorzakelijk verband uit en houdt [werkgeefster] aansprakelijk voor de schade die zij als gevolg van haar ziekte lijdt. [werkneemster] grondt de aansprakelijkheid van [werkgeefster] in een tekortschieten van de wettelijke verplichting die art. 7:658 BW volgens [werkneemster] in het leven roept om te zorgen dat zij tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden geen schade lijdt. Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgekomen geschilpunten overweegt de kantonrechter als volgt. 

[werkneemster] die haar vordering grondt op art. 7:658 BW, moet stellen en bij betwisting zo nodig bewijzen dat zij schade heeft geleden in de uitvoering van haar werkzaamheden en dat er sprake is van een causaal verband tussen haar schade en haar werkzaamheden. [werkneemster] stelt dat zij bij bezoeken aan de werkplaats is blootgesteld aan asbestvezels en dat zij daardoor mesothelioom heeft ontwikkeld. Het daartegen gerichte verweer komt hierop neer dat [werkgeefster] stelt dat geen begin van bewijs is geleverd dat de ziekte van [werkneemster] onomstotelijk voortvloeit uit de werkomstandigheden, omdat er maar een beperkt contact met de werkplaats heeft bestaan zodat geen relevante blootstelling kan hebben plaatsvonden. 

Met haar verweer geeft [werkgeefster] in de eerste plaats blijk van een onjuiste rechtsopvatting en wel voor zover zij aanvoert dat voor het aannemen van een oorzakelijk verband tussen de schade en de uitvoering van werkzaamheden bewijs zou moeten worden geleverd dat de ziekte onomstotelijk het gevolg is van werkomstandigheden. Uit de rechtspraak volgt dat een werknemer die een werkgever aansprakelijk houdt voor de schade die hij lijdt als gevolg van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen, kan volstaan met het stellen en bij betwisting zonodig bewijzen dat hij gedurende de uitvoering van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan gevaarlijke stoffen en dat hij lijdt aan een ziekte of gezondheidsklachten die door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt (vgl. HR 23 juni 2006, LJN AW6166HR 16 mei 2008, LJN BC7683 en HR 8 juni 2011, LJN BQ3514). 

[werkgeefster] betwist niet de door [werkneemster] gestelde blootstelling aan asbest. Gelijktijdig miskent [werkgeefster] dat naar thans geldende wetenschappelijke inzichten ook een geringe blootstelling aan asbestvezels mesothelioom als gevolg kan hebben. 

Een en ander leidt tot de conclusie dat het verweer gericht tegen het gestelde causale verband voor zover feitelijk juist, juridisch niet relevant en voor zover juridisch relevant, feitelijk niet juist is. Aldus ontbreekt in het verweer van [werkgeefster] een toereikende betwisting van het door [werkneemster] gestelde causale verband tussen de gestelde schade en de door [werkneemster] bij [werkgeefster] uitgevoerde werkzaamheden. 

Voor die schade is [werkgeefster] (mede) aansprakelijk, tenzij zij slaagt in het bewijs van de door haar betrokken stellingen dat zij haar zorgplicht is nagekomen, dan wel dat de schade ook zou zijn ontstaan wanneer zij haar zorgplicht wel zou zijn nagekomen. De kantonrechter zal een hierop toegesneden bewijsopdracht geven. 

De kantonrechter houdt in afwachting van de bewijslevering iedere verdere beslissing aan.

De beslissing 

De kantonrechter 

draagt [werkgeefster] op feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat zij haar zorgplicht is nagekomen, althans dat de schade ook zou zijn ontstaan wanneer zij haar zorgplicht zou zijn nagekomen,  LJN BX3011