Rb Midden-Nederland 020817 medische fout bij heupoperatie; documentaire over so roept vragen op over gemelde beperkingen; schending art. 21 Rv; nieuw onderzoek noodzakelijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb Midden-Nederland 020817 medische fout bij heupoperatie; documentaire over so roept vragen op over gemelde beperkingen; schending art. 21 Rv; nieuw onderzoek noodzakelijk
2 De feiten
2.1.
[eiser] , geboren op [1956] , kreeg in 2006 last van artrose in zijn linkerheup. In verband hiermee heeft de aan Meander verbonden orthopedisch chirurg dr. [A] bij hem op 18 juni 2007 een Birmingham Hip Resurfacing-operatie (BHR) uitgevoerd. Bij een dergelijke operatie worden de heupkom en de heupkop vervangen. Na deze ingreep bleek sprake te zijn van een "mismatch" van de metalen heupkom en de metalen heupkop: de diameter van de kop en de kom pasten niet bij elkaar. Hierdoor is schade ontstaan. Meander heeft op 15 januari 2008 aansprakelijkheid erkend.
2.2.
Op 21 juni 2007 is deze BHR-prothese in een kliniek in [vestigingsplaats] verwijderd en vervangen door een Total Hip Prothesis (THP) (de tweede operatie). Hierbij wordt het gehele heupgewricht vervangen. De heupkom en de heupkop waren van keramiek. [eiser] hield last van pijnklachten in de linkerlies. Er bleek sprake van een verminderde offset en een suboptimale positie. Daarnaast ontstonden psychische klachten, waarvoor hij zich onder behandeling heeft gesteld. Op 6 mei 2010 is de in [vestigingsplaats] geplaatste THP bij een operatie in het UMC St Radboud vervangen door een nieuwe THP (de derde operatie). Hierbij zijn complicaties opgetreden. Van april tot en met oktober 2013 is [eiser] poliklinisch behandeld in revalidatiecentrum […] te [vestigingsplaats] . In december 2013 is hij doorverwezen naar het Pijncentrum van het […] en […] psychologenpraktijk.
2.3.
In 2000 heeft [eiser] het [bedrijfsnaam] ( [bedrijfsnaam] ) opgericht. Dit bureau legde zich toe op het geven van trainingen, advies en coaching op het gebied van veiligheid en omgaan met agressie en geweld.
2.4.
Op 17 maart 2011 hebben partijen gezamenlijk aan de bedrijfseconoom drs. [B] zocht een expertise te verrichten met betrekking tot de inkomens- en vermogenspositie van [eiser] zonder respectievelijk na de medische fout. Op 30 maart 2012 heeft hij zijn rapport uitgebracht (dagvaarding productie 1), gevolgd door enkele nadere rapporten (dagvaarding punt 2.7).
2.5.
Op 8 februari 2012 hebben partijen de orthopedisch chirurg prof. dr. [C] verzocht een expertise op zijn vakgebied te verrichten. Op 6 september 2012 heeft hij zijn rapport uitgebracht (dagvaarding productie 2). Dit rapport vermeldt onder meer:
"Samenvatting:
(…)
Wel hield patiënt aanzienlijke pijnklachten in de linkerlies, welke nu langzaam verminderen met de tijd. De huidige pijnklachten in de linkerlies zijn nu wezenlijk anders dan voor de primaire operatie (resurfacing) en na de eerste revisieoperatie. Het behaalde functionele niveau is zeer matig, waarbij hij zijn normale werk niet kan uitvoeren, sporten die hij graag zou willen doen (hardlopen, wielrennen) niet kan doen en beperkingen heeft in ADL activiteiten. Pijn bij activiteiten is de beperkende factor, ook gaat hij al weer zwikken. De tegenvallende resultaten wordt geaccentueerd door nog een relatief goed niveau voorafgaand aan de primaire operatie".
2.6.
Op 10 maart 2014 hebben partijen de verzekeringsarts [D] verzocht een expertise op zijn vakgebied te verrichten. Op 20 mei 2014 heeft hij zijn rapport uitgebracht (dagvaarding productie 4).
Dit rapport vermeldt dat [D] [eiser] op 4 april 2014 heeft gesproken en heeft onderzocht, en voorts dat van de aan hem toegezonden medische informatie het rapport van [C] de belangrijkste informatiebron was. Voorts vermeldt dit rapport:
" Op basis van de bevindingen bij lichamelijk onderzoek, verricht door Prof. dr. [C] en nadien door mijzelf, moet gesteld worden dat de klachten en de door betrokkene zelf aangegeven beperkingen reëel van aard zijn. Er wordt daarvoor zonder meer voldoende steun gevonden in de medische gegevens".
(…)
Kritische Functionele Mogelijkheden Lijst
(…)
Rubriek Dynamische Handelingen:
Lokalisatie beperkingen:
De beperkingen als gevolg van de heupproblematiek zijn links gelokaliseerd.
Frequent buigen tijdens het werk
Sterk beperkt, kan zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 50 keer buigen (normaalwaarde: 600 keer per uur).
Toelichting: Betrokkene is op zichzelf wel in staat om normaal te buigen, hij kan ook, met gestrekte benen vooroverbuigen met de vingers de vloer bereiken. Betrokkene dient echter niet in een werksituatie als bij andere bezigheden frequent te hoeven verbuigen, daar dat de pijnklachten in de linker lies sterk doet toenemen.
Duwen of trekken:
Beperkt, kan ongeveer 10 kg duwen of trekken.
Tillen of dragen:
Beperkt, kan ongeveer 50 kg tillen of dragen.
Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk:
Beperkt, kan niet tijdens een uur per werkdag frequent lasten van ongeveer 15 kg hanteren.
Lopen:
Beperkt, kan ongeveer 15 minuten achtereen lopen.
Toelichting: Betrokkene is wel in staat maximaal 30 minuten achtereen te lopen, maar doordat de liespijn na een kwartier fors gaat opspelen, dient hij dat slechts incidenteel te hoeven doen.
Trappen lopen:
Beperkt, kan tenminste in één keer één trap op of af.
Klimmen:
Licht beperkt, kan tenminste een huishoudtrap op en af.
Toelichting: Betrokkene dient geen ladders op of af te hoeven klimmen.
Knielen of hurken:
Beperkt, kan niet of nauwelijks knielend of hurkend met de handen de grond bereiken.
Rubriek Statische Houdingen:
Zitten:
Licht beperkt, kan zo nodig gedurende het grootste deel van de werkdag zitten.
Toelichting: Met name het zitten op een harde ondergrond geeft een extra pijnbelasting. Hierdoor dient het zitten op een harde ondergrond zoveel mogelijk te worden vermeden. Verder dient betrokkene de mogelijkheid te hebben om tijdens het zitten regelmatig te gaan verzitten en zich af en toe even te vertreden.
Staan:
Beperkt, kan ongeveer 15 minuten achtereen staan.
Staan tijdens het werk:
Sterk beperkt, kan gedurende minder dan een half uur per werkdag staan.
Geknield of gehurkt actief zijn:
Betrokkene is niet in staat om geknield of gehurkt actief te zijn.
Afwisseling van houding:
Specifieke eisen aan afwisseling van houding, namelijk betrokkene dient het lopen, zitten en vooral het staan af en toe te kunnen afwisselen en dient niet langdurig in één en dezelfde gedwongen houding te hoeven zitten".
2.7.
Op 4 juli 2014 hebben partijen de arbeidsdeskundige drs. [G] verzocht een expertise op zijn vakgebied te verrichten. Op 27 augustus 2014 heeft hij zijn bevindingen bij brief meegedeeld (dagvaarding productie 5). Deze brief vermeldt onder meer:
"De belastbaarheidsgegevens werden punt voor punt toegelicht. Ten aanzien van dit aspect deelde betrokkene mij mee dat hij zich niet in de belastbaarheidsgegevens herkent. Hij heeft sterk het gevoel dat deze belastbaarheidsgegevens zijn gebaseerd op alleen de fysieke beperkingen maar dat de mentale kant van de zaak niet is gewaardeerd. In de periode na de operatieve ingreep (c.q. ingrepen) heeft hij zich driemaal onder behandeling gesteld vanwege zijn mentale reactie op wat hem en daardoor zijn gezin is overkomen.
(…)
Dit brengt mij ook vanuit zorgvuldigheidsoverwegingen tot de vraag of partijen met elkaar willen kijken naar dit aspect in zijn belastbaarheid en mij daarover nader te berichten. Als het door betrokkene geschetste beeld juist is wordt de kans op de arbeidsmarkt dan wel in zijn eigen beroep op dit moment problematisch".
2.8.
Partijen hebben vervolgens de verzekeringsarts [D] gevraagd om op de bevindingen van de arbeidsdeskundige [G] te reageren. Hij heeft dit gedaan bij brief van 17 september 2014 (dagvaarding productie 6). Hij schrijft onder meer:
"De belastbaarheid in de beperkingen die ik op grond van mijn onderzoek bij betrokkene aanwezig achtte, lijken mij nog steeds juist te zijn. Ik heb niet het beeld dat een wijziging in het belastbaarheidsprofiel meer recht doet aan onderzochte's medisch situatie".
2.9.
Op 14 oktober 2014 hebben partijen een gesprek gehad met de door hen gekozen mediator mevrouw mr. van de Laar.
2.10.
Bij e-mailbericht van 8 december 2014 heeft Meander een afwikkelingsvoorstel aan [eiser] gedaan. Op 6 januari 2015 heeft [eiser] dit voorstel afgewezen.
2.11.
Aan voorschotten heeft Meander thans € 536.121,-- aan [eiser] betaald.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
1. veroordeling van Meander om aan hem als gevolg van de medische fout van 18 juni 2007 in aanvulling op de verstrekte voorschotten te vergoeden € 752.768,--, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag van opeisbaarheid van de vordering, althans met ingang van de dag van dagvaarding, tot de voldoening;
2. te verklaren voor recht dat Meander gehouden is om, in het geval de Belastingdienst de vergoeding uit hoofde van verminderd arbeidsvermogen of een deel daarvan zou belasten of daarover premie zou heffen, deze belasting of heffing op eerste aanmaning van [eiser] aan hem zal vergoeden, met de bevoegdheid van Meander op eigen kosten maar op naam van [eiser] het standpunt van de Belastingdienst tot in hoogste instantie te bestrijden;
3. veroordeling van Meander in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt samengevat het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
Meander dient de door hem geleden en te lijden schade ten gevolge van de medische fout aan hem te vergoeden. Uit het rapport van [C] blijkt dat een goedgeplaatste BHR bij het grootste deel van de patiënten zeker 8-10,4 jaar meegaat. Dit betekent dat hij in de situatie zonder de gemaakte fout waarschijnlijk op zijn vroegst in 2017 een THP zou hebben gekregen. Nu is dit al in juni 2007 gebeurd. De klachten en beperkingen die door de medische fout zijn ontstaan, kunnen daarom in ieder geval tot 2017 volledig aan Meander worden toegerekend. De gemiddelde levensduur van een THP is zeker 15 jaar. Indien de BHR in 2017 door een THP zou zijn vervangen, zou [eiser] dus nog tot zeker 2032 (hij zal dan 75 jaar oud zijn) zonder al teveel klachten en beperkingen door het leven hebben kunnen gaan. Nu was hij al in 2010 echter al toe aan zijn tweede THP. Omdat deze THP niet optimaal kon worden geplaatst, is thans sprake van aanzienlijk meer en grotere beperkingen dan normaal gesproken mag worden verwacht. Bovendien bestaat een aanzienlijke kans dat de in 2010 geplaatste THP op niet al te lange termijn alsnog zal moeten worden vervangen, en de klachten en beperkingen alleen nog maar zullen toenemen.
a) Immateriële schade
3.3.
De medische fout heeft een grote impact gehad op het leven van [eiser] . Hij heeft zijn sportieve levensstijl moeten opgeven, door de intensieve revalidatie en pijnklachten heeft hij langdurig niet het bed met zijn partner kunnen delen, wat hun relatie flink op de proef heeft gesteld. Ook zijn werkzaamheden als zelfstandig ondernemer heeft hij niet kunnen voortzetten en hij heeft lijdzaam moeten toezien hoe het door hem opgebouwde bedrijf teloorging. Door de weerbarstige houding van MediRisk zijn voor [eiser] grote financiële zorgen en stress ontstaan. Dit had niet alleen invloed op zijn gezondheid, maar ook op de thuissituatie en de schoolprestaties van zijn dochter, die hij niet goed meer kon begeleiden. Door dit alles is hij in psychische problemen geraakt en heeft hij psychologische hulp moeten zoeken. Hij maakt daarom aanspraak op een smartengeld van € 60.000,-- inclusief wettelijke rente (dagvaarding punt 3.3 tot en met 3.8).
b) Verlies aan verdienvermogen
3.4.
Onder verwijzing naar de rapporten van [B] bedraagt het verlies aan verdienvermogen volgens [eiser] :
verschenen schade 2007 tot en met 31 december 2012 € 154.077,--
verschenen schade 2013 € 51.300,--
verschenen schade 2014 € 51.300,--
toekomstige schade 1 januari 2015 t/m 31 december 2022 € 378.581,--
totaal € 635.158,--.
Bij deze berekening gaat [eiser] ervan uit dat hij zonder de gemaakte fout zou hebben moeten doorwerken tot het bereiken van zijn AOW-leeftijd, die bij de huidige stand van zaken minimaal 67 jaar zal zijn (en in 2022 zal zijn bereikt).
c) Pensioenschade
3.5.
Onder verwijzing naar de rapportages van [B] bedraagt de pensioenschade volgens [eiser] € 107.286,--.
d) Verlies goodwill
3.6.
Zonder de medische fout is aannemelijk dat [eiser] zijn bedrijf [bedrijfsnaam] op vergelijkbare wijze had kunnen voortzetten en op enig moment zou hebben kunnen verkopen. Hij zou daarbij goodwill hebben kunnen realiseren, welk bedrag hij onder verwijzing naar de rapportages van [B] stelt op € 176.500,--.
e) Verlies zelfwerkzaamheid
3.7.
[eiser] is niet langer in staat alle onderhoudswerkzaamheden aan de woning zelf te doen. Volgens hem bedraagt de schade € 7.546,--.
f) Verzorging en huishoudelijke hulp
3.8.
Volgens [eiser] bestaat deze schade uit een bedrag van € 54.488,--. Meander heeft een bedrag aangeboden van € 17.701,--. De door partijen ingeschakelde arbeidsdeskundige [G] is niet aan dit onderdeel toegekomen. [eiser] stelt voor om [G] te verzoeken deze schadepost in kaart te brengen.
g) Hogere energielasten
3.9.
Door de medische fout zijn zijn energielasten volgens [eiser] hoger geworden. Hij begroot deze schadepost op € 2.000,--.
h) Meerkosten vakantie
3.10.
Vóór de medische fout placht [eiser] zijn vakanties op campings door te brengen. Hij is nu echter aangewezen op duurdere accommodaties. De schade bedraagt volgens hem € 19.715,--. Meander heeft slechts € 2.500,-- tot € 4.000,-- aangeboden.
i) Kosten medische behandelingen
3.11.
[eiser] heeft een groot aantal medische behandeling moeten ondergaan, die niet alle door zijn zorgverzekeraar zijn vergoed. Het gaat om wekelijkse massages, behandelingen op het gebied van mesologie en osteopathie, neurofeedbackbehandelingen, ontspanningstherapie, psychologische begeleiding door […] , vitaminepreparaten, hakverhogingen, thuiszorgwinkels, verblijf kosten [vestigingsplaats] en Nijmegen, kosten hersteloperatie [vestigingsplaats] , behandeling therapeut [H] , podoloog, acupunctuur, bloedonderzoek, tandheelkundige hulp, reiskosten ziekenhuisbezoek, fitness en eigen bijdragen zorgverzekering. De schade bedraagt € 118.577,--, terwijl Meander maximaal € 75.000,-- heeft aangeboden.
j) Overige materiële schade
3.12.
Voorts hebben zich de volgende schadeposten voorgedaan: accountantskosten, schade motorfiets, nieuw matras en aangepast bed, verlies auto van de zaak, aanschaf hoekbank, fiets, debetrente en fiscale schade. Deze schadepost bedraagt volgens [eiser] in totaal € 108.519,--. Meander was maximaal bereid € 40.000,-- te betalen.
De totale vordering
3.13.
Volgens [eiser] bedraagt zijn vordering aldus:
a. smartengeld inclusief wettelijke rente € 60.000,--
b. verlies aan verdienvermogen € 635.258,--
c. pensioenschade € 106.286,--
d. verlies goodwill € 176.500,--
e. verlies zelfwerkzaamheid € 7.546,--
f. verzorging en huishoudelijke hulp € 54.488,--
g. hogere energielasten € 2.000,--
h. meerkosten vakantie € 19.715,--
i. kosten medische behandeling € 118.577,--
j. overige materiële schade € 108.519,-
totaal € 1.288.889,--
af: betaalde voorschotten € 346.000,--
af: eenzijdige afwikkeling € 190.121,--
resteert € 752.768,--.
3.14.
Meander voert verweer. Samengevat komt dit verweer op het volgende neer.
Causaal verband
3.15.
De stelling van [eiser] dat hij zonder fout nog tot zeker 2032 zonder al teveel klachten en beperkingen door het leven zou hebben kunnen gaan, zijn aannames die niet met deskundigenonderzoek of medische gegevens worden onderbouwd. Het gaat om de volgende aspecten:
a. de situatie na vervanging van de BHR-prothese door een THP in verband met de beperkte levensduur van de BHR-prothese; [eiser] stelt zelf dat bij een THP gemakkelijker luxaties optreden, de bewegingsvrijheid van de heup aanzienlijk beperkt is, knielen en hurken niet mogelijk zijn en tal van sporten niet meer beoefend kunnen worden;
b. de invloed van de thans bekende metaal-op-metaal-problematiek en daarmee het moment waarop de BHR-prothese zou zijn vervangen door een THP;
c. de invloed van het bovengemiddelde activiteitenniveau van [eiser] op het moment waarop de BHR-prothese vanwege verhoogde slijtage zou moeten worden vervangen door een THP;
d. de toestand van de andere heup, bij welke heup sprake is van progressieve slijtage met volledig kraakbeenverlies;
e. de invloed van de cardiale klachten van [eiser] ; er zijn aanwijzingen dat deze klachten progressief zijn;
f. in september 2009 trad een acute verergering op van de heupklachten met liespijn en rugpijn; [C] kon deze erge pijnperiode niet verklaren uit veranderingen van de stand van de heupprothese; mogelijk was er sprake van een secundair probleem in de rug;
g. er zijn geen medische gegevens waaruit blijkt dat in verband met de tweede revisie van de heup in oktober 2009 bij [eiser] een aanpassingsstoornis met depressieve stemming zou zijn geconstateerd;
h. het is alleszins aannemelijk (conclusie van dupliek punt 34) dat [eiser] ook zonder mismatch geconfronteerd zou zijn met psychische klachten waardoor hij niet of minder in staat zou zijn geweest inkomsten uit arbeid te genereren. Ook bij een juist geplaatste prothese zou zijn actieve levensstijl onder druk zijn komen te staan. Verder vertoonde zijn rechterheup progressieve slijtage en zou de BHR-prothese vanwege de beperkte levensduur daarvan na een aantal jaren vervangen zijn door een THP, met als gevolg een lager te behalen activiteitenniveau. De actieve levensstijl zou vanwege ouderdom bovendien hoe dan ook zijn afgenomen;
i. [eiser] kampte ook met psychische klachten die volledig losstaan van de mismatch. Uit hetgeen de hypnotherapeut [I] in de documentaire zegt leidt Meander af dat het erop lijkt dat [eiser] op psychisch vlak niet voldoende stabiel is. Hij heeft moeite met acceptatie en is angstig er niet bij te horen. Het is dan ook heel wel mogelijk dat ook zonder mismatch [eiser] niet in staat zou zijn geweest zijn onderneming tot zijn 67e levensjaar te laten floreren.
3.16.
Volgens Meander is nader deskundigenonderzoek naar deze aspecten noodzakelijk.
3.17.
Voorts heeft Meander bij conclusie van antwoord en dupliek ook de verschillende door [eiser] opgevoede schadeposten gemotiveerd betwist.
De beperkingen van [eiser]
3.18.
Bij conclusie van dupliek heeft Meander haar verweer uitgebreid naar aanleiding van nieuwe informatie waarvan zij kennis heeft genomen. Zij heeft daartoe een dvd met de documentaire "Om gek van te worden" overgelegd. Deze documentaire is in september/oktober 2016 op dvd uitgebracht en via de webshop van de [naam stichting] te bestellen. In deze documentaire is [eiser] één van de hoofdpersonen. Op grond van hetgeen van [eiser] in deze documentaire te zien is stelt Meander dat vraagtekens kunnen worden gezet bij hetgeen [eiser] in deze procedure omtrent zijn beperkingen en (functionele) mogelijkheden heeft gesteld. Voorts betwist Meander dat [eiser] , gebaseerd op de door hem gemaakte keuzes, heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. Verder dient de looptijd van de schade beperkt worden vanwege een psychische predispositie aan de zijde van [eiser] .
3.19.
Meander heeft een en ander als volgt toegelicht.
a. In april 2014 heeft [eiser] aan de door partijen ingeschakelde verzekeringsarts [D] verklaard ongeveer 2 km te kunnen lopen en dat langer dan een half uur lopen niet mogelijk is. Uit de documentaire, die eind 2014 is gestart, volgt echter onder meer dat [eiser] heeft deelgenomen aan een cursus van [E] (ook wel bekend als " [X] "). In de documentaire is te zien dat de deelnemende cursisten werden meegenomen naar Polen om daar met bloot bovenlijf een berg op te lopen. Hoewel [eiser] zonder meer pijn zal hebben bij het lopen blijkt hieruit wel dat hij in staat is om (veel) verder dan 2 km te lopen. Waar [D] op basis van de anamnese bij [eiser] in zijn onderzoek van is uitgegaan komt dan ook niet overeen met de werkelijkheid.
b. [eiser] heeft aan [D] te kennen gegeven beperkt te zijn in het zitten: hij zou slechts kort achtereen normaal op twee billen kunnen zitten. [D] heeft dit in de FML verwerkt. In de documentaire blijkt daarentegen dat [eiser] veelvuldig en vrijwillig - op een harde ondergrond - in kleermakerszit zit. Dit terwijl hij volgens zijn verklaring ook beperkt zou zijn bij het knielen en/of hurken.
c. [eiser] heeft aan [D] gemeld dat traplopen matig gaat: bij het afdalen zou hij zich met de handen vasthouden aan de treden van de trap. Uit de documentaire volgt daarentegen dat hij ogenschijnlijk soepel een vrij steile berg c.q. verhoging afkomt op een onverhard en modderig pad, zonder leuning en/of nadere ondersteuning. In de documentaire is verder te zien dat hij zonder problemen plassen c.q. meren betreedt, eveneens zonder leuning en/of nadere ondersteuning.
d. Ten aanzien van autorijden heeft [eiser] aan [D] verklaard dat lange stukken rijden problemen geeft. Uit de documentaire blijkt dat hij in staat is om met een oud (1978) weinig comfortabel ogend Mercedesbusje (handgeschakeld) alleen binnen een week van Nederland naar Zweden en terug (circa 3000 km) te rijden.
e. Voorts is opmerkelijk dat [eiser] in staat blijkt om op zijn hoofd te staan en dat hij zich eenvoudig voortbeweegt en wast in een beek met grote rotsen. Dit terwijl hij aan [D] heeft verklaard thuis een beugel bij het douchen nodig te hebben.
3.20.
Naar aanleiding van deze constateringen heeft Meander informatie over [eiser] op het internet gezocht. Op zijn Facebookpagina werden onder meer foto's aangetroffen van een schaatsende [eiser] , een wandelende [eiser] en een [eiser] die zonder steun of leuning een beek of plas betreedt.
3.21.
Meander stelt dat het haar er niet om te doen is de pijnklachten van [eiser] te bagatelliseren, maar waar het haar om gaat is dat [eiser] , ondanks de pijn, klaarblijkelijk tot meer in staat is dan hij aan [D] en in deze procedure heeft verklaard. Hij heeft in april 2014 met [D] gesproken. De documentaire is eind 2014 van start gegaan. [eiser] had dus alle gelegenheid om zijn beperkingen bij de dagvaarding van 8 september 2015 en de conclusie van repliek van 14 december 2016 te nuanceren.
3.22.
Op de zitting van 24 mei 2017 heeft Meander haar standpunt verder aangescherpt.
Ten eerste was [eiser] gehouden om in deze procedure uit eigen beweging te melden dat de eerdergenoemde documentaire was uitgebracht. Het ziekenhuis heeft dit echter per toeval vernomen. [eiser] wist althans behoorde te weten dat de activiteiten die hij op de dvd laat zien voor de beoordeling van het geschil relevant zijn. Hij heeft er geen verklaring voor gegeven waarom hij geen melding heeft gemaakt van deze dvd.
Ten tweede laat de dvd zien dat de klachten en beperkingen van [eiser] ten gevolge van de mismatch van een geheel andere aard en ernst zijn dan door hem in deze procedure is gesteld en door hem ten overstaan van [B] , [C] , [D] en [F] is voorgehouden (de gestelde beperkingen bij het lopen, zitten, traplopen, autorijden en diverse andere dagelijkse activiteiten). Deze beperkingen staan in schril contrast met de lichamelijke activiteiten die [eiser] in de documentaire laat zien.
Ten derde heeft [eiser] niet verklaard waarom hij zijn energie kennelijk steekt in de activiteiten die op de dvd te zien zijn en niet in het benutten van zijn (resterende) verdiencapaciteit als trainer en ondernemer. De wijze waarop hij acteert is in strijd met de schadebeperkingsplicht. Het staat [eiser] vrij zijn tijd en energie te besteden aan louter outdooractiviteiten, maar dat is dan niet aan het ziekenhuis toe te rekenen. Ook het feit dat [eiser] workshops verzorgt volgens de [E] -methode bevestigt dat hij meer activiteiten kan ontplooien dan hij heeft doen voorkomen.
3.23.
Volgens Meander volgt uit dit een en ander dat [eiser] de waarheidsplicht van artikel 21 Rv heeft geschonden, en dient de rechter daar uit de gevolgtrekking te maken die hij geraden acht. Volgens Meander moet deze gevolgtrekking in dit geval zijn afwijzing van de vordering van [eiser] . Het kernbegrip bij afwikkeling van letselschades is immers vertrouwen. De aansprakelijk gestelde partij en diens verzekeraar moeten bij schademeldingen grotendeels afgaan op de mededelingen van de uitkeringsgerechtigde. Dit geldt ook voor door partijen geraadpleegde deskundigen. Het is voor Meander duidelijk geworden dat [eiser] in het kader van de schadeafwikkeling niet op zijn woord kan worden geloofd. Heeft hij wel open kaart gespeeld of zijn er nog meer en andere relevante feiten die hij voor Meander verborgen houdt? Zo blijkt uit de documentaire dat [eiser] weer "wat" training geeft, maar Meander kan niet controleren welke inkomsten hij daarmee genereert. In de visie van Meander heeft [eiser] zijn geloofwaardigheid verloren en kan hij niet meer in aanmerking komen voor het voordeel van de twijfel.
3.24.
Voorts is Meander uiterst ontstemd over het optreden van [eiser] in het televisieprogramma [naam] op 15 maart 2017. In deze uitzending heeft hij verteld dat MediRisk hem niet serieus heeft genomen en slechts € 500 zou hebben geboden om de zaak af te wikkelen, dat MediRisk hem op alle punten heeft tegengewerkt en de zaak vertraagt, en dat MediRisk slechts een derde deel van de eis heeft willen vergoeden. Hiermee heeft hij de goede naam van Meander en MediRisk geschaad.
3.25.
Gelet op de aard, de ernst en de duur van de schending van de waarheidsplicht heeft [eiser] zijn geloofwaardigheid verloren en moet het standpunt van Meander voor juist worden gehouden, hetgeen betekent dat Meander met de uitkering van ruim € 536.000 volledig aan haar verplichting heeft voldaan. De verdere inhoudelijke discussie over de schade, schadeposten en het causaal verband is niet zinvol meer. Ook aan een bewijsopdracht aan [eiser] of aan een nieuw of aanvullend deskundigenbericht wordt niet meer toegekomen.
3.26.
[eiser] betwist dit standpunt van Meander. Hij heeft de training bij [E] gevolgd om zijn gezondheidssituatie te verbeteren en beter om te kunnen gaan met pijnklachten. Hij heeft hier ook baat bij gehad. Hij heeft zich niet gerealiseerd dat het wellicht op zijn weg had gelegen Meander hieromtrent in te lichten. Als hij bijvoorbeeld een traject bij een revalidatiearts zou hebben gevolgd, dan had het op zijn weg gelegen Meander hiervan op de hoogte te stellen, maar voor het traject bij [E] geldt dit in mindere mate. Bovendien was er inmiddels een procedure gestart, waardoor de setting is veranderd en het niet vanzelfsprekend is dat alles direct wordt doorgegeven aan de andere partij. De dvd is in november 2016 in het filmmuseum gepresenteerd, en was dus openbaar. Dat hij een en ander niet met Meander heeft gecommuniceerd was geen boos opzet. Het afwijzen van de vordering als sanctie zou in geen verhouding staan tot zijn handelwijze. Hij kan zich voorstellen dat de dvd vragen oproept met betrekking tot zijn beperkingen. Hij biedt aan mee te werken aan een deskundig onderzoek door een orthopeed (bij repliek had hij nogal wat vraagtekens bij nut en noodzaak van een dergelijk onderzoek), die bij dat onderzoek de dvd zou kunnen betrekken.
4 De beoordeling
4.1.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het had zonder meer op de weg van [eiser] gelegen om uit eigen beweging Meander en de rechtbank in kennis te stellen van het volgen van de diverse trainingen bij [E] . Dit geldt in ieder geval voor de comparitie 20 september 2016, ter gelegenheid waarvan de rechtbank hem de algemene vraag heeft gesteld hoe het met hem ging. Hij had toen immers reeds een aantal trainingen bij [E] gevolgd. Meander stelt voorts terecht dat er op grond van de beelden van de documentaire vraagtekens kunnen worden gesteld bij de beperkingen zoals die door de verzekeringsarts [D] zijn vastgesteld. Hierbij is mede van belang dat het volgen van deze trainingen mede tot doel had te trachten inkomsten te genereren door zelf als trainer op te gaan treden. [eiser] heeft hier ook een aanvang mee gemaakt. Dat een en ander wellicht niet tot substantiële inkomsten heeft geleid is daarbij onvoldoende relevant. Hij had op dit punt volledig transparant naar Meander moeten zijn, zodat Meander in het voorkomende geval hem nadere vragen had kunnen stellen of zelf een nader onderzoek zou hebben kunnen doen. Dat er inmiddels een procedure liep is hierbij niet relevant, reeds omdat partijen ook buiten de procedure om nog nader overleg hebben gehad omtrent het treffen van een regeling.
De rechtbank onderschrijft verder de stelling van Meander dat het geven van volledige openheid van zaken in zaken als deze van belang is, omdat Meander, deskundigen en de rechtbank voor een (groot) gedeelte afhankelijk zijn van de inlichtingen die [eiser] verstrekt.
4.2.
Anderzijds acht de rechtbank echter voldoende aannemelijk dat bij [eiser] geen sprake is geweest van boos opzet om deze gegevens voor Meander verborgen te houden. Daarmee strookt immers niet dat de documentaire in het openbaar in het filmmuseum is gepresenteerd, en evenmin dat deze via het internet te bestellen is.
4.3.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het meer van belang dat deze zaak zoveel mogelijk op grond van de juiste feiten wordt beoordeeld dan dat de handelwijze van [eiser] met een afwijzing van zijn vordering wordt bestraft.
Het verdere verloop van de procedure
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat nader onderzoek dient plaats te vinden. Bij dit onderzoek dient de documentaire betrokken te worden, eventueel aangevuld met de door/via [eiser] aan Meander ter beschikking te stellen ruwe beelden.
Ten eerste dienen de bij [eiser] bestaande beperkingen opnieuw te worden onderzocht, en wel in ieder geval en om te beginnen door een orthopeed. Hierbij is denkbaar dat [C] opnieuw wordt benaderd omdat hij [eiser] reeds eerder heeft gezien en op die grond wellicht goed kan beoordelen of de inmiddels gebleken nieuwe feiten en omstandigheden aanleiding zijn om zijn eerdere oordeel aan te passen. Evengoed is echter denkbaar dat juist een orthopeed wordt benaderd die [eiser] niet eerder heeft onderzocht. De rechtbank merkt overigens op dat nader onderzoek ook daarom voor de hand ligt, omdat het rapport van [C] inmiddels bijna 5 jaar oud is en hij aangaf dat er toen nog geen medische eindsituatie was (pagina 9, tweede alinea).
4.5.
Gelet op het uitgebreide verweer van Meander (conclusie van dupliek punt 31 e.v.) dient voorts tegelijkertijd met of na een onderzoek door orthopeed tevens een psychiatrisch of psychologisch onderzoek plaats te vinden.
4.6.
Partijen zullen zich er nog over mogen uitlaten of naar hun mening er ook een apart deskundigenonderzoek dient plaats te vinden naar de cardiale klachten van [eiser] .
4.7.
Nadat de rapporten van de deskundigen zijn uitgebracht, dienen naar het voorlopig oordeel van de rechtbank vervolgens (opnieuw) een onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige plaats te vinden.
4.8.
Bij de bovengenoemde onderzoeken kunnen de aanmerkingen van Meander die hierboven zijn weergegeven in 3.15 tevens aan de orde worden gesteld, en - voor zover van toepassing - de aanmerkingen Meander bij de verschillende schadeposten heeft gemaakt.
4.9.
Partijen zullen zich over het voorgaande voorlopige oordeel van de rechtbank bij akte kunnen uitlaten. Zij kunnen daarbij ook aangeven of zij (enkele van) deze onderzoeken in onderling overleg willen laten plaatsvinden, dan wel of zij wensen dat dit via artikel 94 Rv verloopt. Indien partijen voor deze laatstgenoemde optie kiezen verzoekt de rechtbank hun om een voorstel te doen met betrekking tot de aan de deskundige(n) voor te leggen vraagstelling. Gelet op de gang van zaken met betrekking tot de documentaire is de rechtbank voornemens om in het laatste geval de voorschotten van in ieder geval de orthopeed, de verzekeringsgeneeskundige en de arbeidsdeskundige ten laste van [eiser] te brengen. Afhankelijk van de uitkomst van deze onderzoeken zal worden beslist voor rekening van welke partij de kosten uiteindelijk zullen moeten worden gebracht.
4.10.
Nu [eiser] het bepaalde in artikel 21 Rv onvoldoende in acht heeft genomen houdt de rechtbank de mogelijkheid open om eventuele onduidelijkheden die uit de onderzoeken naar voren komen geheel of gedeeltelijk voor zijn risico te laten komen of anderszins met zijn opstelling bij de eindbeslissing rekening te houden.
Slotsom
4.11.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen zodat [eiser] zich bij akte over het voorgaande zal kunnen uitlaten, waarna Meander bij antwoordakte zal mogen reageren. Uit het voorgaande volgt overigens dat de rechtbank partijen sterk in overweging geeft in overleg met elkaar te treden omtrent een praktische aanpak van het geschil.
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. ECLI:NL:RBMNE:2017:3941