Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 100223 niet voldaan aan stelplicht bij vordering na tramongeval, mede met oog op pre-existente klachten

RBROT 100223 niet voldaan aan stelplicht bij vordering na tramongeval, mede met oog op pre-existente klachten

2.
Het geschil

2.1.
[eiser01] eist samengevat:
- RET te veroordelen aan hem te betalen € 21.138,-;
- RET te veroordelen in de proceskosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

2.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. Op 25 juni 2014 was [eiser01] controleur op een tram van RET. Die tram is vanachter aangereden door een andere tram. Door deze aanrijding is [eiser01] gevallen, met (blijvende) nek- en schouderklachten tot gevolg. Vanwege deze klachten vordert [eiser01] schadevergoeding van RET, bestaande uit smartengeld van € 8.000,-, verlies aan arbeidsvermogen van € 10.000,- en huishoudelijke hulp van € 3.888,-. Omdat [eiser01] al € 750,- heeft ontvangen, moet RET nog een bedrag van € 21.138,- betalen.

2.3.
RET is het niet eens met de eis en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [eiser01] in de proceskosten. Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

3.
De beoordeling

3.1.
RET heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. De vraag is of [eiser01] recht heeft op meer schadevergoeding dan al ontvangen. Als uitgangspunt voor de vaststelling van de schade geldt dat [eiser01] zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als de aanrijding niet was gebeurd. Daarvoor moet eerst komen vast te staan dat, zoals wordt gesteld, de nek- en schouderklachten van [eiser01] een gevolg zijn van het ongeval.

3.2.
[eiser01] heeft als onderbouwing van die stelling verschillende (medische) stukken overgelegd. Door RET wordt het bestaan van de klachten als zodanig niet betwist, maar wel dat deze zijn veroorzaakt of verergerd door het ongeval. Volgens RET gaat het namelijk om pre-existente klachten. Zij heeft in dat verband adviezen van de door beide partijen ingeschakelde medisch adviseurs overgelegd.

3.3.
In het advies van de medisch adviseur van [eiser01] van 13 februari 2015 staat onder andere: “Client wordt verder gezien door de neuroloog die client al onder behandeling heeft vanaf 2009 i.v.m. forse slijtageverschijnselen van de halswervelkolom, waarbij het ruggenmerg betrokken is en vanwege een radiculair syndroom van de 6e halswortel links. Dat is een zogenaamde nekhernia. ( ... ) Uit de overige medische gegevens wordt duidelijk dat de neuroloog t.g.v. het ongeval geen toename van de reeds bestaande neurologische uitval heeft geconstateerd en dat er volgens de neuroloog wel sprake is van veel spierpijnklachten.

En in die van de medisch adviseur van RET van 20 maart 2015:
Hij was bekend met forse verouderingsafwijkingen van de nek, met ook schade aan het ruggenmerg op verschillende niveaus en een vernauwing van het wervelkanaal.

Gezien het feit dat hij nog niet al te lang voor het ongeval gezien is door een pijnarts voor vergelijkbare klachten is het langdurig aannemen van klachten als ongevalsgevolg naar mijn mening thans niet medisch onderbouwd. ( ... ) Blijvende beperkingen of blijvende invaliditeit verwacht ik niet als ongevalgevolg, aangezien er geen objectieve verslechtering lijkt te zijn opgetreden van de reeds aanwezige problematiek.

3.4.
Door beide medisch adviseurs is geadviseerd om nader onderzoek te laten doen naar het verband tussen ongevalsgerelateerde en pre-existente klachten. Dit is echter niet gebeurd. Wel is een brief van (de gemachtigde van) [eiser01] aan RET van 8 februari 2021 overgelegd, waarin wordt verwezen naar medische gegevens van de huisarts waaruit moet blijken dat [eiser01] geen “last” had van klachten die samenhangen met het ongeval. Die gegevens zijn echter niet in het geding gebracht. Een en ander leidt tot het oordeel dat [eiser01] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. Zeker gelet op het tijdsverloop en de al beschikbare medische informatie had van hem verwacht mogen worden dat hij zijn standpunt meer zou concretiseren. Omdat [eiser01] dit heeft nagelaten, zal zijn vordering worden afgewezen.

3.5.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van RET tot vandaag vast op € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 529,-).

3.6.
Dit vonnis wordt ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). ECLI:NL:RBROT:2023:2563