Rb Arnhem 060808 toepassing omkeringsregel bij te snel rijdende bromfiets
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 060808 toepassing omkeringsregel bij te snel rijdende bromfiets
4. De beoordeling
4.1. Uit de verklaring van
[betrokkene 1] aan de politie en uit hetgeen hij heeft ingevuld op het
aanrijdingsformulier volgt dat [betrokkene 1] een verkeersfout heeft
gemaakt doordat hij heeft verzuimd om voorrang te verlenen aan
[gedaagde]. Dit heeft Aegon niet bestreden. Daarmee staat vast dat
[betrokkene 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [betrokkene 3].
Aegon heeft ook niet bestreden dat dit onrechtmatig handelen in causaal
verband staat met het ongeval. In beginsel is Aegon dan ook, als
WAM-verzekeraar van [betrokkene 1], aansprakelijk voor de schade die
[betrokkene 3] als gevolg van het ongeval heeft geleden.
4.2. Volgens Aegon is echter ook [gedaagde] aansprakelijk voor de
schade die [betrokkene 3] als gevolg van het ongeval heeft geleden. Aan
die stelling legt Aegon ten grondslag dat [gedaagde] zo’n 70 tot 80
kilometer per uur heeft gereden althans in ieder geval, zo heeft
[gedaagde] zelf erkend, 45 kilometer per uur. Nu de toegestane snelheid
30 kilometer per uur bedroeg, heeft [gedaagde] een snelheidsovertreding
begaan en daarmee onrechtmatig jegens [betrokkene 3] gehandeld, aldus
Aegon.
4.3. [gedaagde] heeft niet bestreden dat hij met de door hem begane
snelheidsovertreding onrechtmatig jegens [betrokkene 3] heeft
gehandeld. Hij betwist echter dat dit onrechtmatig handelen in condicio
sine qua non-verband staat met het ongeval. Daartoe heeft hij
aangevoerd dat het ongeval direct nadat [betrokkene 1] het fietspad
opkwam heeft plaatsgevonden. Gelet daarop zou [gedaagde] ook met een
iets lagere snelheid van 30 kilometer per uur tegen de auto van
[betrokkene 1] zijn gebotst althans zou hij geen mogelijkheid meer
hebben gehad om te remmen of uit te wijken. Aegon heeft bestreden dat
het ongeval heeft plaatsgevonden direct nadat [betrokkene 1] het
fietspad opkwam. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat [gedaagde] met een
veel hogere snelheid heeft gereden dan de door hem erkende 45 kilometer
per uur. Volgens Aegon had het ongeval voorkomen kunnen worden wanneer
[gedaagde] zich aan de toegestane snelheid had gehouden. Hij zou dan
niet op [betrokkene 1]s auto zijn gebotst althans hij had dan nog
tijdig kunnen remmen of anticiperen op de verkeerssituatie, aldus
Aegon.
4.4. Tijdens de comparitie heeft het debat tussen partijen zich
geconcentreerd op het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen
van [gedaagde] en het ongeval en meer in het bijzonder op de vraag of
de omkeringsregel moet worden toegepast. Onder verwijzing naar de vaste
rechtspraak van de Hoge Raad op dit onderdeel bepleit Aegon dat de
omkeringsregel moet worden toegepast zodat het er, behoudens
tegenbewijs, voor moet worden gehouden dat het onrechtmatig handelen
van [gedaagde] in oorzakelijk verband staat met het ongeval. [gedaagde]
heeft zich tegen toepassing van de omkeringsregel verzet. Volgens
[gedaagde] dient de omkerinsregel slechts te worden toegepast wanneer
een laatste restje onzekerheid bestaat over het causaal verband. In dit
geval bestaat niet eens begin van zekerheid over het causaal verband
tussen het onrechtmatig handelen van [gedaagde] en het ongeval. De
oorzaak van het ongeval is immers de voorrangsfout van [betrokkene 1]
en het ongeval zou niet zijn voorkomen, aldus [gedaagde] onder
verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.3. is uiteengezet, wanneer
[gedaagde] zich aan de toegestane snelheid zou hebben gehouden.
4.5. De rechtbank stelt het volgende voorop. Het gaat hier om een
situatie waarin mogelijk sprake is van samenloop van aansprakelijkheid
van verschillende personen, te weten [betrokkene 1] en [gedaagde], voor
dezelfde schade (artikel 6:102 BW) omdat de onrechtmatige gedragingen
van [betrokkene 1] en [gedaagde] ieder voor zich condicio sine qua non
voor het intreden van de schade zijn. Vaststaat dat [betrokkene 1]
onrechtmatig jegens [betrokkene 3] heeft gehandeld en dat daardoor het
ongeval is ontstaan. Op die grond rust in ieder geval op [betrokkene 1]
(Aegon) een verplichting tot vergoeding van de schade die [betrokkene
3] heeft geleden. In deze procedure staat centraal de vraag of
daarnaast ook op [gedaagde] een verplichting rust tot vergoeding van
die schade. Dat is het geval wanneer vast komt te staan dat [gedaagde]
onrechtmatig jegens [betrokkene 3] heeft gehandeld en ook dat
onrechtmatig handelen in condicio sine qua non-verband staat met het
ongeval. Niet in geschil is dat [gedaagde] met de door hem begane
snelheidsovertreding onrechtmatig jegens [betrokkene 3] heeft
gehandeld. [gedaagde] betwist echter dat dit onrechtmatig handelen in
condicio sine qua non-verband staat met het ongeval. In dat verband
twisten partijen erover op wie de bewijslast rust van dat causaal
verband.
4.6. De hoofdregel van artikel 150 Rv brengt mee dat degene die stelt
dat een ander onrechtmatig heeft gehandeld en dat daardoor een ongeval
is veroorzaakt, de feiten en omstandigheden waarop die stelling berust,
bij gemotiveerde betwisting zal dienen te bewijzen. Op die hoofdregel
vormt de omkeringsregel een uitzondering in die zin dat het bestaan van
causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging en het ontstaan van
de schade wordt aangenomen tenzij degene die wordt aangesproken bewijst
dat de bedoelde schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan. Voor
het maken van die uitzondering is alleen plaats als het gaat om
schending van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake
van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen en dit gevaar
door de normschending in het algemeen aanmerkelijk wordt vergroot. In
dat geval is immers, gelet op de bescherming die een dergelijke norm
beoogt te bieden, redelijk, behoudens tegenbewijs ervan uit te gaan
dat, als het specifieke gevaar waartegen de norm beoogt te beschermen,
zich heeft verwezenlijkt, dit een gevolg is geweest van de
normschending (vlg. HR 29 november 2002, NJ 2004, 307).
4.7. Reeds voordat over de ‘omkeringsregel’ werd gesproken heeft de
Hoge Raad (HR 16 november 1990, NJ 1991, 55) geoordeeld dat indien een
gedraging, zoals hier het te hard rijden, onrechtmatig is omdat
daardoor het gevaar voor verkeersongevallen in het algemeen wordt
vergroot en dit gevaar zich in de vorm van een ongeval verwezenlijkt,
het causaal verband tussen de gedraging en het ongeval daarmee in
beginsel is gegeven. Wel staat het, aldus de Hoge Raad, de wederpartij
dan vrij te stellen en zo nodig te bewijzen dat het ongeval ook zou
hebben plaatsgevonden als hij niet onrechtmatig zou hebben gehandeld.
Ook thans heeft te gelden dat in zo’n situatie sprake is van schending
van een verkeersnorm door [gedaagde], namelijk sneller rijden dan
toegestaan, die strekt ter voorkoming van specifiek gevaar, te weten
het gevaar dat zich een verkeersongeval voordoet (HR 24 september 2004,
NJ 2005, 466). Dat gevaar heeft zich hier verwezenlijkt. Gelet daarop
dient de omkeringsregel te worden toegepast. Dit betekent dat het
causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van [gedaagde] en het
ongeval gegeven is, behoudens door [gedaagde] te leveren tegenbewijs.
Dat het hier gaat om een situatie als bedoeld in artikel 6:102 BW maakt
dit niet anders.
4.8. [gedaagde]’s betoog lijkt er in de kern op neer te komen dat op
grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden vaststaat dat er
geen oorzakelijk verband bestaat tussen de snelheidsovertreding van
[gedaagde] en het ongeval. Wanneer dat het geval zou zijn, zou
inderdaad niet meer worden toegekomen aan toepassing van de
omkeringsregel en zou het causaal verband niet als gegeven beschouwd
kunnen worden. Die situatie doet zich echter niet voor. De vraag naar
het bestaan van dat causaal verband vormt immers juist het
discussiepunt tussen partijen en Aegon heeft, zo volgt uit hetgeen in
rov. 4.3. is weergegeven, gemotiveerd bestreden dat het ongeval ook zou
zijn voorgevallen wanneer [gedaagde] 30 kilometer per uur zou hebben
gereden.
[gedaagde] zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen
het gegeven dat sprake is van oorzakelijk verband tussen de
snelheidsovertreding en het ongeval.
4.9. De raadsman van [gedaagde] heeft ter zitting verzocht om, wanneer
de rechtbank de omkeringsregel zou toepassen, tussentijds appèl open te
stellen. De rechtbank ziet daarvoor echter geen aanleiding. Aan dit
verzoek wordt dan ook geen gehoor wordt gegeven.
4.10. Indien [gedaagde] niet slaagt in het hem opgedragen tegenbewijs,
moet worden vastgesteld dat het aan [gedaagde] toe te rekenen
onrechtmatig handelen in causaal verband staat met het ongeval. Dan
doet zich de situatie voor (6:102 BW) dat op twee personen een
verplichting tot vergoeding van dezelfde schade rust, in welk geval zij
hoofdelijk zijn verbonden. Voor de bepaling van hetgeen zij in hun
onderlinge verhouding jegens elkaar moeten bijdragen, wordt de schade
over hen verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel 6:101 BW.
4.11. Allereerst zal dan de vraag moeten worden beantwoord naar de
mate waarin de door ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade
hebben bijgedragen. In dat verband kan relevant zijn de stelling van
Aegon dat [gedaagde] veel harder heeft gereden dan de door hem erkende
snelheid van 45 kilometer per uur, en wel 70 tot 80 kilometer per uur.
Aegon heeft hiervan bewijs aangeboden. Uit oogpunt van proceseconomie
zal Aegon reeds thans (vooruitlopend op de uitkomst van de eventuele
tegenbewijslevering) bewijs worden opgedragen. De getuigen zullen
gelijktijdig over beide bewijsthema’s worden gehoord.
Voor het overige zijn er door partijen met betrekking tot de
causaliteitsafweging en de billijkheidscorrectie geen omstandigheden
aangevoerd die bewijs vergen.
4.12. De slotsom is dat partijen worden toegelaten tot bewijslevering. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat [gedaagde] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het
gegeven dat de snelheidsovertreding van [gedaagde] in causaal verband
staat met het ongeval,
5.2. laat Aegon toe tot het leveren van bewijs van haar stelling dat
[gedaagde] heeft gereden met een snelheid van 70 tot 80 kilometer per
uur of althans een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan 45 kilometer per
uur. LJN BE7835