Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 181125 hof acht bewind en mentorschap slachtoffer verkeersongeval nodig; verzoek om moeder te benoemen tot bewindvoerder en mentor afgewezen

GHAMS 181125 hof acht bewind en mentorschap slachtoffer verkeersongeval nodig; verzoek om moeder te benoemen tot bewindvoerder en mentor afgewezen

3 De feiten
3.1
De betrokkene is geboren [in] 2000 te [plaats A] . De betrokkene is de zoon van [de moeder] en [de vader] .

3.2
Als gevolg van een verkeersongeval op 19-jarige leeftijd heeft de betrokkene beperkingen, waardoor hij dagelijkse verzorging nodig heeft. De moeder verzorgde de betrokkene in eerste instantie 3 dagen per week en vervolgens tijdelijk gedurende 7 dagen per week. Vanaf november 2024 wordt de betrokkene 4 dagen per week door de moeder verzorgd en 3 dagen per week door zus [zus 1] .

3.3
De betrokkene woont zelfstandig.

4 De omvang van het hoger beroep
4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikkingen, op verzoek van de moeder van betrokkene, de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap ten behoeve van betrokkene ingesteld, beide wegens diens lichamelijke en geestelijke toestand, met benoeming van [X] B.V. tot bewindvoerder en mentor.

4.2
De betrokkene verzoekt primair, met vernietiging van de bestreden beschikkingen, de verzoeken tot onderbewindstelling en het instellen van een mentorschap af te wijzen. Het hof begrijpt dat betrokkene subsidiair verzoekt om de moeder als bewindvoerder en mentor te benoemen.

5 De motivering van de beslissing
5.1
Ter beoordeling aan het hof ligt als eerste de vraag voor of de kantonrechter terecht en op juiste gronden ten behoeve van de betrokkene bewind en mentorschap heeft ingesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand als bedoeld in de artikelen 1:431 eerste lid en 1:450 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW).

De wettelijke kaders

5.2
De gronden voor het bewind volgen uit artikel 1:431 lid 1 BW dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt: de kantonrechter kan een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

5.3
Uit artikel 1:450 lid 1 BW volgt dat de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap kan instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

De standpunten

5.4
De betrokkene vindt dat de onderbewindstelling en mentorschap niet nodig zijn. Ten aanzien van het bewind stelt de betrokkene primair zelf in staat te zijn om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Indien nodig dan vraagt hij daarbij hulp. De betrokkene heeft geen geestelijke of lichamelijke beperking waardoor hij daartoe niet in staat moet worden geacht. De moeder regelt, met goedkeuring van de betrokkene, al vanaf het ongeval zijn financiën en dat gaat goed. Er is geen sprake van verkwisting, en de betrokkene is zelf ook in staat voldoende zorgvuldig met zijn financiën om te gaan, ook als een groter bedrag uit het letselschadegeschil zal worden uitgekeerd. Ten aanzien van het mentorschap stelt de betrokkene primair dat het niet noodzakelijk is om een mentor over hem te benoemen. Een mentor wordt benoemd indien vast is komen te staan dat de betrokkene onvoldoende in staat wordt geacht op grond van zijn lichamelijke en/of geestelijke beperkingen om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De moeder en zus [zus 1] verzorgen hem al 5 jaar lang, en dat gaat goed. Zij geven hem medicijnen, helpen hem met dagelijkse verzorging, met zijn mobiliteit en met het maken en verschijnen op afspraken. Die situatie is ook niet veranderd nu een mentor is benoemd. Uit de rapportages van CIZ van 5 augustus 2022 en van Reade van 31 januari 2025 blijkt wat de medische situatie van de betrokkene is.

Mocht de betrokkene naar het oordeel van het hof wel een bewindvoerder of een mentor nodig hebben, dan zou de moeder daarvoor geschikt zijn. De betrokkene stelt dat hij niet is gehoord op het voornemen van de kantonrechter om een ander dan zijn moeder als bewindvoerder en mentor te benoemen. Daarbij komt dat ook niet is gemotiveerd hoe de kantonrechter tot het oordeel is gekomen dat sprake zal zijn van een te grote belasting voor de moeder als zij tot bewindvoerder en mentor zal worden benoemd. De betrokkene wil graag dat, als een bewindvoerder en mentor benoemd moet worden, de moeder dat wordt, omdat zij in de praktijk, samen met zus [zus 1] , al de dagelijkse zorg over hem heeft en hem helpt bij alle financiële en niet-financiële kwesties. Dat is niet gewijzigd nadat [X] B.V. tot bewindvoerder en mentor is benoemd. De betrokkene heeft ook liever familie om zich heen dan een vreemde.

5.5
De mentor en bewindvoerder voert aan dat het bewind en mentorschap voor de betrokkene nog steeds noodzakelijk is. Bij aanvang van het bewind bleek dat de administratie niet op orde was. Hoewel er een behoorlijk voorschot op de letselschadevergoeding door de verzekeraar was uitgekeerd, bleek sprake van achterstallige betalingen van gemeentelijke belastingen en fysiotherapie. Er was geen administratie bijgehouden en er waren geen onderliggende stukken of facturen. De moeder kon slechts mondeling toelichten waar de uitgekeerde schadevergoeding aan was besteed. De bewindvoerder heeft niet zozeer twijfel of de moeder de schadevergoeding aan de betrokkene heeft besteed maar wel of het allemaal goed is gegaan en of de moeder dit wel voor de betrokkene behoorlijk kan regelen. Het smartengeld moet nog uitbetaald worden; alle uitgaven die zijn gedaan en niet verantwoord kunnen worden, zullen van het smartengeld af gaan. Om die reden heeft de schaderegelaar van de verzekeraar ook richting de letselschade advocaat van betrokkene aangestuurd op het tot stand komen van het bewind. De bewindvoerder en mentor is bereid om zich in te spannen voor een betere samenwerking met de moeder en de zus van de betrokkene. Ten aanzien van het mentorschap heeft de mentor nog weinig voor de betrokkene kunnen betekenen, omdat de betrokkene het moeilijk vindt om contact te hebben met vreemden. De mentor heeft niet het idee dat het de betrokkene ontbreekt aan verzorging door de moeder en de zus. Wel zou de mentor graag met de betrokkene in gesprek willen gaan om te kijken naar de mogelijkheden voor dagbesteding of werk. Daarnaast is het belangrijk dat de betrokkene naar fysiotherapie gaat, zodat hij blijft oefenen om sterker te worden. Het belang van het volgen van fysiotherapie door de betrokkene blijkt onder meer uit de medische verklaring van Reade. Als professioneel mentor kan zij toezicht houden en beslissingen nemen. Dat staat los van de zorg die de familie als hulpverlener biedt.

5.6
Het hof gaat in de beoordeling verder in op deze en andere argumenten van de partijen.

De beoordeling door het hof

5.7
Voor het hof is voldoende aannemelijk geworden dat de gronden voor een bewind en mentorschap ten tijde van de bestreden beschikkingen aanwezig waren en nog steeds zijn. Daarvoor acht het hof van belang dat uit de stukken en ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de betrokkene kwetsbaar is en afhankelijk van dagelijkse zorg en begeleiding. De betrokkene heeft als gevolg van het zware ongeluk zowel geestelijke als lichamelijke beperkingen opgelopen. Op dagelijkse basis is de betrokkene afhankelijk van hulp bij zijn financiën, het innemen van medicijnen en oogdruppels, het doen van boodschappen en koken en hulp bij het douchen en persoonlijke verzorging. Uit de medische verklaring van Reade volgt dat de betrokkene naast fysieke beperkingen ook kampt met onder meer cognitieve stoornissen, waarvoor de betrokkene in maart 2022 is doorverwezen voor specialistische GGZ. Uit deze verklaring volgt ook dat niet is gebleken dat sindsdien veel is veranderd aan de situatie van de betrokkene. Nog steeds wordt de betrokkene op dagelijkse basis intensief verzorgd door de moeder en zus [zus 1] . Daarnaast volgt uit hetgeen de mentor en bewindvoerder ter zitting in hoger beroep heeft medegedeeld dat de financiële administratie van de betrokkene ondanks de hulp van zijn moeder niet op orde is en dat de betrokkene niet de noodzakelijke fysiotherapie volgt of toewerkt naar dagbesteding. Hiermee is voor het hof voldoende aannemelijk dat de betrokkene als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is zijn belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Het hof zal de beschikkingen in zoverre bekrachtigen.

5.8
Nu het bewind en mentorschap in stand blijft, komt het hof toe aan het subsidiaire verzoek van de betrokkene om de moeder tot bewindvoerder en mentor te benoemen. Zoals hiervoor in 5.2 en 5.3 genoemd, volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder en mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Het hof ziet gegronde redenen om de voorkeur van de betrokkene niet te volgen. Uit de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is besproken, concludeert het hof dat de moeder -hoe betrokken en liefdevol zij ook is voor haar zoon- niet (voldoende) in staat is om de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene naar behoren waar te nemen.

De moeder heeft bij zowel de kantonrechter als Reade en ter zitting in hoger beroep aangegeven dat de zorg voor de betrokkene zwaar voor haar is en dat zij er dagelijks mee bezig is, terwijl zij ook nog de zorg draagt over haar zevenjarige dochter. De betrokkene gaat niet naar de noodzakelijke fysiotherapie en heeft ook geen dagbesteding. Hoewel de moeder haar best heeft gedaan om de betrokkene te helpen en zij hem samen met zus [zus 1] alle benodigde dagelijkse zorg biedt, is naar het oordeel van het hof een professionele mentor, juist omdat die niet in een familierelatie tot de betrokkene staat, van belang om te bezien of (aanvullende) professionele zorg nodig is, al dan niet in de vorm van een achterwacht. Ook is nog niet alles geprobeerd om betrokkene te motiveren en te begeleiden naar werk of een andere vorm van dagbesteding. De professionele mentor die zicht heeft op het aanbod van gespecialiseerde zorg en andere vormen van hulpverlening is daarin van toegevoegde waarde. De mentor heeft aangegeven graag met betrokkene in gesprek te gaan om samen met hem na te gaan welke mogelijkheden bestaan om zijn welzijn te verbeteren en zij wil daarvoor het komende jaar gebruiken. Indien dit niet tot verbetering leidt, kan alsnog worden bezien of opheffing van het mentorschap aan de orde kan komen. Het hof acht dit een begrijpelijk beleid van de mentor.

Verder overweegt het hof dat de bewindvoerder onweersproken heeft verklaard dat bij de instelling van het bewind de administratie niet op orde was en er sprake was van een paar duizend euro aan achterstallige betalingen. Hoewel de verzekering al zo’n € 110.000,- aan voorschotten heeft uitgekeerd, blijkt zo’n € 70.000,- niet te kunnen worden verantwoord wegens het ontbreken van een adequate administratie. Dit bedrag zal onder de noemer smartengeld worden gebracht, terwijl dit niet had gehoeven bij een deugdelijke administratie van de uitgaven en als materiele schadevergoeding had kunnen worden aangemerkt. Naar verwachting zal de verzekeraar nog een groot bedrag aan schadevergoeding uitkeren en het hof acht het van belang dat op de besteding en verantwoording daarvan toezicht wordt gehouden door de bewindvoerder, indien nodig in samenwerking met de letselschade advocaat van de betrokkene.

Gelet op het bovenstaande zal het hof – in het belang van de betrokkene – het verzoek om de moeder tot mentor en bewindvoerder te benoemen afwijzen.

5.9
Het voorgaande brengt mee dat het hof de beschikkingen waarvan beroep zal bekrachtigen.

Gerechtshof Amsterdam 18 november 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:3099