Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 050924 BEM-rekening; machtiging voor aanschaf busabonnement in belang van minderjarige

GHSHE 050924 BEM-rekening; machtiging voor aanschaf busabonnement in belang van minderjarige

3De beoordeling

De feiten

3.1.

De heer [de vader] (de vader van [minderjarige] ) is, ten gevolge van een ongeval op [sterfdatum] 2012, overleden.

3.2.

Bij beschikking van 20 augustus 2018 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant aan de moeder een machtiging verleend voor het mogen aangaan van een vaststellingsovereenkomst, waarbij ten behoeve van [minderjarige] , ter zake van geleden en in de toekomst nog te lijden schade, inclusief onderhoudsschade (ex artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), wordt uitgekeerd een bedrag van € 46.150,-.

3.2.1.

Bij die beschikking heeft de kantonrechter verder bepaald dat het aan [minderjarige] toekomende bedrag van € 46.150,- dient te worden bijgeschreven op de ten name van [minderjarige] staande ING Groei Groter Rekening [nummer] , waarop een zogenaamde BEM-clausule is geplaatst.

De procedure in eerste aanleg

3.3.

De moeder heeft, in haar hoedanigheid van moeder en gezaghebbende ouder van [minderjarige] , de kantonrechter verzocht om aan haar een machtiging te verlenen voor het opnemen van een bedrag van € 1.376,82 van de ING Groei Groter Rekening [nummer] met BEM-clausule, ten name van [minderjarige] , voor de aanschaf van een busabonnement.

3.4.

Bij de bestreden beschikking (geen publicatie bekend, red. LSA LM) heeft de kantonrechter genoemd verzoek van de moeder afgewezen, omdat de opgevraagde informatie niet tijdig zou zijn ingediend.

De procedure in hoger beroep

3.5.

De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen onder overlegging van de door de kantonrechter opgevraagde informatie.

Het standpunt

3.6.

De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.

De vader van [minderjarige] was als inzittende betrokken bij een auto-ongeluk, waarbij hij is overleden. De bestuurder van de auto is hiervoor aansprakelijk gesteld. De moeder heeft een vaststellingsovereenkomst met de WAM-verzekeraar van de bestuurder gesloten ter zake gederfd levensonderhoud ten behoeve van [minderjarige] tot haar 20e levensjaar.

In het verleden heeft de kantonrechter meerdere keren ingestemd met een tussentijdse opname van de ING Groei Groter Rekening, ten name van [minderjarige] , voor de financiering van de kosten van haar levensonderhoud. Zo heeft de kantonrechter twee keer eerder aan de moeder een machtiging verleend voor de aanschaf van een busabonnement, voor schooljaar 2020/2021 en voor schooljaar 2021/2022.

De moeder heeft bij brief van 18 oktober 2023 met bijlagen alsnog voldaan aan het verzoek van de kantonrechter om aanvullende informatie. Genoemde brief heeft de rechtbank echter nooit bereikt, dan wel is aldaar verloren geraakt.

De kantonrechter heeft ten onrechte het verzoek van de moeder ter zake de kosten van het busabonnement van € 1.376,82 voor schooljaar 2022/2023 afgewezen. De moeder heeft de kosten van het busabonnement voorgeschoten uit haar eigen reserves. Zij vraagt – vanwege alle noodzakelijke administratieve handelingen – alleen een machtiging aan de kantonrechter voor grote bedragen. De kosten van het levensonderhoud van [minderjarige] draagt zij daardoor ten onrechte grotendeels zelf. De 6:108 BW-regeling moet daarom vereenvoudigd worden.

De motivering van de beslissing

3.7.

Het hof overweegt het volgende.

Het wettelijk kader

3.7.1.

Op grond van artikel 1:356 lid 1 BW, welk artikel ingevolge artikel 1:253k BW van overeenkomstige toepassing is op het bewind van de ouders, geeft de kantonrechter slechts een machtiging indien dit hem in het belang van de minderjarige noodzakelijk, nuttig of wenselijk blijkt te zijn.

De inhoudelijke beoordeling

3.7.2.

Het hof stelt vast dat de moeder in hoger beroep (alsnog) alle stukken ter onderbouwing van haar verzoek heeft overgelegd. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek nader toegelicht en de vragen van het hof hierover beantwoord. Anders dan de kantonrechter, is het hof in staat om het verzoek van de moeder te beoordelen.

3.7.3.

De kosten van het busabonnement voor schooljaar 2022/2023 van € 1.376,82 zijn naar het oordeel van het hof aan te merken als kosten van levensonderhoud van [minderjarige] , waarvoor het saldo op de ING Groei Groter Rekening met BEM-clausule blijkens de vaststellingsovereenkomst, ook bedoeld is. Het hof is derhalve van oordeel dat het verzoek van de moeder op de wet gegrond is en dat het verlenen van de gevraagde machtiging in het belang van [minderjarige] is.

 

De slotsom

3.8.

Op grond van het voorgaande beslist het hof zoals hierna onder 4 vermeld.

4De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2023,

en opnieuw rechtdoende:

verleent aan de moeder de gevraagde machtiging voor opname van € 1.376,82 van de ING Groei Groter Rekening [nummer] met BEM-clausule, ten name van [minderjarige] , ten behoeve van de aanschaf van het busabonnement van Arriva, voor schooljaar 2022/2023;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. ECLI:NL:GHSHE:2024:2824