Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 010925 Ontneming schone lei wegens niet afdragen smartengeld aan boedel, opmerkingen over rol beschermingsbewindvoerder

RBOVE 010925 Ontneming schone lei wegens niet afdragen smartengeld aan boedel, opmerkingen over rol beschermingsbewindvoerder

Het procesverloop

Op 3 mei 2018 is de schuldsaneringsregeling op [betrokkene] van toepassing verklaard.

De schuldregeling is geëindigd op 19 december 2023, wegens het verbindend worden van de uitdelingslijst. Op de uitdelingslijst is aangetekend dat er (waarschijnlijk) nog een schadevergoeding volgt als gevolg van een letselschadekwestie, welke gedeeltelijk aan de boedel moet worden afgedragen.

Bij e-mail van 10 juni 2025 heeft de bewindvoerder de rechtbank verzocht te bepalen dat artikel 358, lid 1 Faillissementswet verder geen toepassing vindt en de schone lei aan [betrokkene] te ontnemen.

Het verzoek van de bewindvoerder is behandeld ter zitting van 25 augustus 2025, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting is de bewindvoerder mevrouw [bewindvoerder 1] verschenen. [betrokkene] is niet verschenen.

De beoordeling

Het verzoek van de bewindvoerder

Het verzoek van de bewindvoerder wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

[betrokkene] is op 10 oktober 2019 betrokken geraakt bij een verkeersongeval met een motorrijtuig en heeft hierbij letsel opgelopen. [betrokkene] heeft de bestuurder en de verzekeraar aansprakelijk gesteld voor zijn schade. Tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling heeft [betrokkene] een voorschot van € 2.000,-- ontvangen.

De schuldsaneringsregeling is op 19 december 2023 geëindigd wegens het verbindend worden van de uitdelingslijst. De letselschadeprocedure was op dat moment nog niet afgewikkeld. Op de uitdelingslijst is aangetekend dat er (waarschijnlijk) nog een schadevergoeding volgt als gevolg van een letselschadekwestie, welke (gedeeltelijk) aan de boedel moet worden afgedragen. [betrokkene] is door zowel de bewindvoerder als door zijn gemachtigde de heer [naam] ([naam]) van Ratio Letselschade, meer keren nadrukkelijk erop gewezen dat hij de bewindvoerder moet informeren wanneer de resterende schadevergoeding werd ontvangen omdat een deel van die vergoeding in de boedel valt. Tevens heeft de bewindvoerder vermeld dat bij gebreke daarvan de schone lei kan worden ontnomen.

In april 2025 (nadat de schuldsaneringsregeling ruim een jaar ervoor was geëindigd) heeft de bewindvoerder weer geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent de letselschadevergoeding, omdat zij niks van [betrokkene] had vernomen. Via de beschermingsbewindvoerder vernam de bewindvoerder dat [betrokkene] op 17 februari 2025 een VSO heeft getekend, waarin is vastgelegd dat de geleden en de eventueel nog te lijden schade is vastgesteld op € 37.000,-. Op 24 februari 2025 is het resterende bedrag van € 35.000,-- overgemaakt op de beheerrekening van de beschermingsbewindvoerder. De bewindvoerder is van oordeel dat een bedrag van € 22.500,-- op immateriële schade ziet. Dat bedrag komt volgens de bewindvoerder alsnog aan de schuldeisers van [betrokkene] toe en dit bedrag heeft zij daarom opgeëist bij de beschermingsbewindvoerder.

De bewindvoerder heeft per e-mail van 16 april 2025 van de beschermingsbewindvoerder een bericht ontvangen dat er een saldo van ruim € 27.000,-- aanwezig is op de beheerrekening. De bewindvoerder heeft [betrokkene] en zijn beschermingsbewindvoerder verzocht om een bedrag van € 22.500,-- over te maken op de derdengeldenrekening van het kantoor van de bewindvoerder. In reactie op dit voorstel heeft de beschermingsbewindvoerder laten weten dat het bewind inmiddels is opgeheven. Na ontvangst van dit bericht heeft de bewindvoerder [betrokkene] herhaaldelijk schriftelijk verzocht het openstaande bedrag over te maken. Vervolgens heeft de bewindvoerder vernomen dat het geld weg is en dat hij het volledige bedrag zou hebben vergokt.

Volgens de bewindvoerder heeft [betrokkene] zijn informatieplicht bewust geschonden, door haar niet in te lichten omtrent de VSO en het ontvangen bedrag. Dit, en het feit dat het voor de boedel bestemde bedrag niet aan de bewindvoerder is overgemaakt heeft geleid tot benadeling van zijn schuldeisers. Gezien het voorgaande verzoekt de bewindvoerder om op grond van artikel 385a Fw [betrokkene] de schone lei te ontnemen.

 

De behandeling ter zitting

Ter zitting is alleen de bewindvoerder verschenen. Zij heeft verklaard niets te hebben gehoord van [betrokkene] .

Volgens de bewindvoerder dient er nog een fors bedrag afgedragen te worden aan de boedel. [betrokkene] heeft volgens haar geprobeerd de uitbetaling van de letselschadevergoeding stil te houden en door het geld te vergokken, heeft hij de schuldeisers ernstig benadeeld.

De reden dat de goederen van [betrokkene] onder beschermingsbewind zijn geplaatst was volgens de bewindvoerder op grond van verkwisting.

De motivering van de beslissing

De rechtbank concludeert dat de bewindvoerder het verzoek tot het ontnemen van de schone lei heeft ingediend en is op grond van vaste jurisprudentie van oordeel dat de bewindvoerder is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 358a Faillissementswet, hetgeen maakt dat de bewindvoerder ontvankelijk is in haar verzoek tot ontneming van de schone lei.

De rechtbank overweegt dat de rechter kan bepalen dat artikel 358, lid 1 Faillissementswet (een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, is na verstrekking van de schone niet langer afdwingbaar) verder geen toepassing vindt, indien na verlening van de schone lei blijkt dat er zich vóór de verlening hiervan, feiten en omstandigheden hebben voorgedaan, die een grond zouden hebben opgeleverd voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid, lid 3, onder e Faillissementswet (schuldeisers trachten te benadelen).

De rechtbank stelt vast dat de vaststellingsovereenkomst is getekend op 17 februari 2025, ruim nadat de schuldsaneringsregeling met een schone lei is geëindigd. Het was niet wenselijk te wachten met het deponeren van de uitdelingslijst omdat ongewis was wanneer de letselschade-uitkering zou worden uitbetaald. Een deel van de uitkering zou ook later nog kunnen worden verdeeld onder de schuldeisers. Om die reden is op de uitdelingslijst aangetekend dat er (waarschijnlijk) nog een schadevergoeding zou volgen als gevolg van een letselschadekwestie, welke gedeeltelijk aan de boedel moet worden afgedragen. De bewindvoerder, alsmede [naam], hebben [betrokkene] herhaaldelijk nadrukkelijk gewezen op zijn verplichting om de bewindvoerder te informeren zodra hij de resterende schadevergoeding ontvangt en dat een deel van de vergoeding in de boedel valt. Tevens is hem uitdrukkelijk medegedeeld dat het nalaten van deze informatieverstrekking en/of betaling kan leiden tot ontneming van de schone lei. Door de bewindvoerder niet in te lichten over de uitbetaling van de letselschadevergoeding en deze vervolgens volledig te vergokken, heeft hij de schuldeisers ernstig benadeeld. Indien de letselschadevergoeding aan de boedel was afgedragen, zou dit hebben geleid tot een aanzienlijk hogere uitkering op de vorderingen van de schuldeisers van [betrokkene] . De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat de beschermingsbewindvoerder, wetende van de verplichtingen van [betrokkene] , toen er nog € 27.000,-- op de beheerrekening stond, dit bedrag zonder meer aan [betrokkene] heeft uitgekeerd, zonder zelfs maar (tijdig) de bewindvoerder in te lichten.

De rechtbank is van oordeel dat deze feiten (het niet informeren van de bewindvoerder en het niet voldoen aan de afdrachtplicht van hetgeen de boedel, naar [betrokkene] bekend was, toekwam en daarmee het benadelen van schuldeisers) gebleken zijn na het einde van de looptijd van de schuldsaneringsregeling en dat deze, als ze tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling bekend zouden zijn geworden, grond zouden hebben opgeleverd voor een tussentijdse beëindiging op grond van artikel 350 lid 3 onder e Faillissementswet, dan wel het onthouden van de schone lei.

De rechtbank is van oordeel dat moet worden bepaald dat artikel 358 lid 1 Faillissementswet verder geen toepassing vindt, hetgeen betekent dat de schone lei aan [betrokkene] wordt ontnomen. Rechtbank Overijssel 1 september 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5690