Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 010422 geen aansprakelijkheid voor botsing met auto uit uitrit

RBROT 010422 geen aansprakelijkheid voor botsing met auto uit uitrit

locatie ongeval (niet echt goed te duiden) goo.gl/maps

2.
De vaststaande feiten

2.1
Op 27 juli 2021 vond te Zuidland, op de Scheijdelveweg, een aanrijding plaats. Bij deze aanrijding waren betrokken de personenauto van [eiseres] , een Toyota RAV 4 met kenteken [kentekennummer 1] , en de personenauto van de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ), een Peugeot 106 met kenteken [kentekennummer 2] . [eiseres] en [persoon A] hebben een schadeformulier ingevuld.

2.2
[gedaagde] is de WA verzekeraar van [persoon A] .

2.3
[eiseres] heeft de schade aan de Toyota laten vaststellen door een schade expertisebureau. In het door dit bureau opgestelde expertiserapport is de schade vastgesteld op € 5.216,60 inclusief BTW.

2.4
De gemachtigde van [eiseres] heeft per e-mailbericht van 10 augustus 2021 [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade aan de Toyota.

2.5
[gedaagde] heeft bij e-mail van 3 september 2021 aan de gemachtigde van [eiseres] te kennen gegeven dat aansprakelijkheid wordt afgewezen.

3.
Het geschil

3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van:
- i) de hoofdsom van € 5.216,60;
- ii) de expertisekosten van € 85,-;
- iii) de buitengerechtelijke incassokosten van € 847,-;
- iv) de wettelijke rente over het sub (i) gevorderde vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
- v) de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [persoon A] heeft geen voorrang verleend aan [eiseres] , terwijl zij van rechts kwam op een kruisende weg. [persoon A] heeft daardoor in strijd gehandeld met artikel 15 lid 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hierdoor is een aanrijding ontstaan. De schade als gevolg van die aanrijding dient door [gedaagde] te worden vergoed.

3.3
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. [gedaagde] voert daartoe - voor zover van belang - het volgende aan. [eiseres] verliet een uitrit en had voorrang moeten verlenen aan [persoon A] . Dit heeft zij niet gedaan. [eiseres] is daarom zelf schuldig aan de aanrijding.

4.
De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 15 lid 1 RVV 1990 moeten bestuurders op kruispunten voorrang verlenen aan voor hen van rechts komende bestuurders.

4.2
Op grond van artikel 54 RVV 1990 moeten bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren het overige verkeer voor laten gaan. Als bijzondere manoeuvre wordt in dit artikel onder meer genoemd het uit een uitrit de weg oprijden.

4.3
Een weg wordt als uitrit beschouwd indien deze weg een beperkte bestemming heeft en deze beperkte bestemming kenbaar is voor alle verkeersdeelnemers ter plaatse of indien deze weg ter hoogte van de aansluiting op de andere weg de fysieke kenmerken van een uitrit vertoont.

4.4
[eiseres] en [gedaagde] hebben foto’s in het geding gebracht van de situatie ter plaatse. Voorts heeft de kantonrechter ter zitting via Google Street View kennis genomen van de situatie ter plaatse en partijen hebben mee gekeken en opmerkingen kunnen maken. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] uit een weg kwam rijden met een beperkte bestemming. De weg waaruit [eiseres] kwam loopt namelijk enkel naar de [adres] (zijnde een bedrijfspand). De hoofdingang van het bedrijfspand is dichtbij de (kruisende) weg. De beperkte bestemming is daarmee zichtbaar voor alle verkeersdeelnemers ter plaatste.

4.5
Op grond van artikel 54 RVV 1990 had [eiseres] voorrang moeten verlenen aan [persoon A] . Dit heeft zij niet gedaan, zodat zij in beginsel zelf aansprakelijk is voor de ontstane schade aan haar auto.

4.6
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij al stil stond op de weg en [persoon A] zo snel reed dat zij niet meer terug kon. Naar de kantonrechter begrijpt bedoelt [eiseres] dat - ondanks dat zij voorrang had moeten verlenen aan [persoon A] - [persoon A] volledig schuld heeft aan de aanrijding en dat de schade voor zijn rekening dient te komen. Dat [persoon A] schuld heeft aan de aanrijding wordt door [gedaagde] gemotiveerd betwist. Dit blijkt ook niet uit de door [eiseres] en [persoon A] ingevulde schadeformulieren. Op het schadeformulier heeft [eiseres] ingevuld dat ze de weg op reed en [persoon A] met een snelheid van 60 km per uur kwam aanrijden. Dat is weliswaar 10 km per uur boven de maximaal toegestane snelheid, maar enkel op basis daarvan kan niet worden vastgesteld dat [persoon A] schuld heeft aan het ontstaan van de aanrijding laat staan dat de schuld volledig bij hem ligt. [eiseres] heeft haar standpunt op dit punt niet (nader) onderbouwd of toegelicht. Haar standpunt dient dan ook te worden verworpen.

4.7
De door [eiseres] gevorderde schade wordt gelet op het voorgaande afgewezen. De daaraan gerelateerde vorderingen worden eveneens afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2022:2775